Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:178

Zaaknummer

L 139 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Aanschrijven van zowel de minderjarige cliënte als haar ouders komt de raad niet onbegrijpelijk voor. Verweerder mocht in de gegeven omstandigheden, waarin geen contact met de minderjarige had plaatsgevonden, op basis van het dossier zijn standpunt aan de rechter kenbaar maken. Het niet direct toesturen van de beschikking aan de minderjarige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 16 december 2013

     in de zaak L139-2013

naar aanleiding van de klacht van:

           

A.

 

 

 

klager

 

 

tegen:

 

B.

                  

 

verweerder                    

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 29 april 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Ter zitting van 28 oktober 2013 is verweerder verschenen. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 29 april 2013 en de daarbij gevoegde stukken;

-       De brief van klager d.d. 7 oktober 2013;

-       De brief van verweerder d.d. 11 oktober 2013 met bijlagen.

 

 

 

2       FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder is door de rechtbank ambtshalve aangewezen om de belangen van de minderjarige dochter van klager te behartigen in het kader van een door Bureau Jeugdzorg ingediend verzoekschrift tot machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, waarna door hem op 1 november 2012 de stukken zijn ontvangen voor de zitting van 15 november 2012.

2.2     Verweerder heeft op 5 november 2012 per e-mail en de dag erna per brief de familie aangeschreven en hen verzocht om contact met hem op te nemen voor een afspraak met de minderjarige en (een van) haar ouders om de zitting voor te bereiden.

2.3     Op 7 november 2012 heeft de moeder van de minderjarige contact opgenomen met het secretariaat van het kantoor van verweerder, waarna verweerder haar heeft teruggebeld. Vervolgens heeft hij bij brief van 7 november 2012 de minderjarige uitgenodigd om op 9 november 2012 op zijn kantoor te verschijnen, zo zij wil vergezeld van een van haar ouders dan wel beiden, om de zitting van 15 november 2012 voor te bereiden.

2.4     De minderjarige is op 9 november 2012 niet op verweerders kantoor verschenen en evenmin is zij verschenen ter zitting van de rechtbank van 15 november 2012.

2.5     Op 8 november 2012 heeft verweerder per brief aan de rechtbank bericht dat volgens de moeder de minderjarige weigerde te spreken met verweerder en dat zij waarschijnlijk ook niet ter zitting zou verschijnen alsook dat de moeder bij verweerder heeft aangegeven dat zij de minderjarige gesloten geplaatst wilde hebben omdat het thuis niet meer ging. Verweerder heeft wel een kopie van deze brief aan Bureau Jeugdzorg toegestuurd, maar niet aan de minderjarige.

2.6     Ter zitting van 15 november 2012 heeft verweerder betoogd dat een gesloten plaatsing geïndiceerd was. Bij beschikking d.d. 16 november 2012 heeft de rechtbank machtiging verleend tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Verweerder heeft geen kopie van deze beschikking gestuurd aan de minderjarige.

 

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

1. niet de minderjarige maar haar ouders te benaderen, terwijl de minderjarige zijn cliënte was;

2. niet de wens van de minderjarige aan de rechter kenbaar te maken, maar zijn eigen opvattingen over de uithuisplaatsing;

3. te laat ter zitting te verschijnen;

4. op voorhand een brief aan de rechtbank te sturen met een onjuiste weergave van de feiten, zonder kopie aan de minderjarige en haar ouders te zenden;

5. de kansen op hoger beroep voor de minderjarige te blokkeren;

6. de beschikking van de rechtbank niet aan de minderjarige te zenden.

 

4       VERWEER

          Ontvankelijkheid

4.1     De vader heeft niet aangetoond dat hij namens de minderjarige optreedt. Verweerder betwijfelt of klager wel als belanghebbende in deze zaak kan worden aangemerkt.  

          Inhoudelijk

Klachtonderdeel 1

4.2     Verweerder spreekt steeds met de ouders als hij denkt informatie van hen nodig te hebben aangaande de minderjarige. Echter, klager en zijn echtgenote wilden niet met verweerder praten omdat verweerder “de advocaat van hun kind was” en verweerder is door klager en zijn echtgenote medegedeeld dat de minderjarige niet met verweerder wilde praten. Verweerder kan het beste opkomen voor de belangen van een minderjarige indien hij breed is geïnformeerd over het kind en diens situatie (gezin, buurt, school, gezinsvoogd etc.) Verweerder heeft bij brief van 7 november 2012 de minderjarige uitgenodigd om op 9 november 2012 op zijn kantoor te verschijnen, zo zij wil vergezeld van een van haar ouders dan wel beiden, om de zitting van 15 november 2012 voor te bereiden.      De minderjarige is op 9 november 2012 echter niet op verweerders kantoor verschenen en het is verweerder niet gelukt om de minderjarige voorafgaand aan de zitting te spreken te krijgen.

          Klachtonderdeel 2

4.3     De belangen van de minderjarige dienen te worden onderscheiden van wat de minderjarige wil. Er wordt juist een advocaat benoemd door de rechtbank omdat kinderen veelal niet het inzicht hebben dat noodzakelijk is voor het kennen van hun belangen. Verweerder heeft niet van de minderjarige vernomen wat haar wensen waren. Verweerder heeft op basis van het dossier ter zitting betoogd dat in zijn visie het belang van de minderjarige vergde dat zij uit huis werd geplaatst in een gesloten omgeving voor onderzoek en diagnose.

         

 

Klachtonderdeel 3

4.4     Verweerder was op tijd in het gerechtsgebouw aanwezig, maar had de eerste oproep van de bode niet gehoord. Ter zitting kwam verweerder weliswaar later binnen dan de ouders, maar zeker niet te laat: de rechter heeft nadat verweerder ging zitten de zitting geopend en als eerste aan de ouders gevraagd waar de minderjarige was.

          Klachtonderdeel 4

4.5     Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting een brief naar de rechter gestuurd waarin hij zijn pogingen tot contact met ouders en kind heeft uiteengezet. Het was tactisch gezien niet slim en ook niet elegant om geen kopie aan de minderjarige te sturen, maar dat maakt het nog geen onbehoorlijk handelen.

          Klachtonderdeel 5

4.6     In hoger beroep kan de minderjarige haar standpunt en zienswijze weergeven en daarbij wordt zij niet gehinderd door verweerders stellingname en zienswijze in eerste aanleg; het hoger beroep is niet geblokkeerd.

          Klachtonderdeel 6

4.7     Het leek verweerder praktischer om de beschikking op het gemak met de minderjarige te bespreken zodra zij ergens was geplaatst. Maar in casu is dat er niet meer van gekomen omdat de minderjarige al een andere advocaat had. De ouders hadden haar ook van de beschikking op de hoogte kunnen brengen.

 

5        BEOORDELING

                        Ontvankelijkheid

              5.1     In hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van hun minderjarige dochter, zijnde de cliënte van verweerder, kunnen de ouders in deze zaak worden aangemerkt als belanghebbenden. Dientengevolge is klager naar het oordeel van de raad ontvankelijk in zijn klacht.

 

                        Inhoudelijke beoordeling van de klacht

              5.2     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

          Klachtonderdeel 1

5.3     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder in eerste instantie op 5 november 2012 per e-mail en de dag erna per brief de familie heeft aangeschreven en dat hij vervolgens bij brief van 7 november 2012 de minderjarige heeft uitgenodigd om op 9 november 2012 op zijn kantoor te verschijnen. Verweerder heeft als toelichting op deze aanpak aangegeven dat hij bij de behandeling van dit soort zaken in het belang van de minderjarige steeds breed geïnformeerd wenst te worden dat hij in dat verband niet alleen met de minderjarige maar ook met diens ouders wenst te spreken. Deze visie en aanpak van verweerder komt de raad niet onbegrijpelijk voor zodat het eerste onderdeel van de klacht ongegrond is.

          Klachtonderdeel 2

5.4     Het staat vast dat verweerder vruchteloos heeft geprobeerd om voorafgaand aan de zitting met de minderjarige in contact te komen. Verweerder heeft de minderjarige derhalve niet voorafgaand aan de zitting kunnen spreken. De minderjarige is evenmin ter zitting verschenen. Verweerder heeft het standpunt van de minderjarige niet ter zitting kunnen verwoorden, omdat hij dit standpunt niet kende. 

5.5     De raad is van oordeel dat verweerder in de gegeven omstandigheden, waarin geen contact met de minderjarige had plaatsgevonden, op basis van het dossier zijn standpunt, inhoudend dat het belang van de minderjarige meebracht dat zij uit huis geplaatst zou worden, aan de rechter kenbaar mocht maken. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

          Klachtonderdeel 3

5.6     Verweerder heeft de stelling van klager, dat verweerder te laat ter zitting is verschenen, gemotiveerd weerlegd en aangegeven dat de inhoudelijke behandeling nog geen aanvang had genomen, toen hij binnenkwam. Dit correspondeert met hetgeen klager heeft opgemerkt, namelijk dat de rechter op dat moment de namen van de aanwezigen had genoemd. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

          Klachtonderdeel 4

5.7     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder op 8 november 2012 een brief heeft gestuurd aan de rechtbank, zonder daarvan een kopie te sturen aan de minderjarige. De raad is van oordeel dat het beter ware geweest als verweerder op voorhand een kopie van de brief aan de minderjarige had gestuurd, maar dit nalaten is naar het oordeel van de raad niet van dien aard dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

          Klachtonderdeel 5

5.8     De raad stelt vast dat klager op geen enkele wijze heeft onderbouwd, laat staan aannemelijk heeft gemaakt op welke wijze verweerder de kansen van de minderjarige op hoger beroep zou hebben geblokkeerd. In de eerste plaats stond hoger beroep voor de minderjarige open, in de tweede plaats kon zij, dan wel haar nieuwe advocaat, in hoger beroep al haar stellingen en standpunten naar voren brengen, ook al zouden deze afwijken van hetgeen verweerder in eerste aanleg namens de minderjarige had betoogd. Niet valt in te zien dat verweerder op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

          Klachtonderdeel 6

5.9     De verklaring die verweerder heeft gegeven voor het niet direct toesturen van de beschikking, namelijk dat hij bij de behandeling van dit soort zaken de beschikking met de minderjarige pleegt te bespreken zodra de minderjarige is geplaatst, zodat deze op het gemak kan worden doorgenomen, komt de raad niet onbegrijpelijk voor. De raad is derhalve van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij de beschikking niet heeft toegestuurd aan de minderjarige.

5.10   De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.  

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas, M.B.Ph. Geeraedts, A. Groenewoud, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op       17 december 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-           klager

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              klager

-                 verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-              de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl