Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:251

Zaaknummer

R. 4308/13.215

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft onbetwist gesteld dat klaagster de gestelde vordering van zijn client – voordat deze middels een procedure aanhangig werd gemaakt – nimmer heeft betwist. Voor verweerder was er in deze zaak dan ook geen specifieke aanwijzing waardoor hij zou moeten vermoeden dat de door F. aan hem verstrekte informatie niet juist zou zijn. Het stond verweerder dan ook vrij namens zijn cliënte een procedure tegen klaagster aanhangig te maken. Het feit dat de vordering van de cliënte van verweerder is afgewezen en dat de cliënte van verweerder enige maanden na het vonnis in staat van faillissement is komen te verkeren, maakt het vorenstaande niet anders.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 2 september 2013, door de raad ontvangen op 3 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft als advocaat opgetreden voor F. in het kader van een procedure bij de rechtbank Arnhem tegen klaagster.

1.2 Deze procedure zag op een gestelde vordering van F. op klaagster. De vordering van F. is door de rechtbank afgewezen en F. is veroordeeld in de proceskosten van de hoofdzaak.

1.3 Bij brief van 12 juli 2012 heeft de advocaat van klaagster verweerder verzocht te bevorderen dat F. aan de veroordeling voldoet.

1.4 Verweerder heeft de advocaat van klaagster bij brief van 26 juli 2012 laten weten geen contact meer te hebben gehad met zijn cliënte, F..

1.5 Op 13 september 2012 is F. uitgeschreven uit de Kamer van Koophandel.

1.6 Op 20 december 2012 is door de rechtbank Noord-Nederland het faillissement van F. uitgesproken. Klaagster heeft haar vordering ingediend bij de curator.

1.7 Bij brief van 7 mei 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij er onmiddellijk de oorzaak van is c.q. er op fundamentele wijze aan heeft bijgedragen dat klaagster zich moest verweren tegen een loze claim van F. en klaagster dientengevolge rechtsbijstand moest inroepen en griffierechten moest betalen. Tevens verwijt klaagster verweerder dat hij zich door het aanhangig maken van een procedure tegen klaagster voornamelijk heeft laten leiden door zijn honorarium zonder serieus onderzoek te doen naar de hoedanigheid en betrouwbaarheid van zijn cliënt, terwijl dit wel van een advocaat verwacht mag worden. Voorts stelt klaagster door toedoen van verweerder schade te hebben geleden ad € 15.924,04 en dat verweerder deze schade aan klaagster dient te vergoeden.

 

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

3.2 Noch uit de stukken, noch anderszins is gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

3.3 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat klaagster de gestelde vordering van F. – voordat deze middels een procedure aanhangig werd gemaakt – nimmer heeft betwist. Voor verweerder was er in deze zaak dan ook geen specifieke aanwijzing waardoor hij zou moeten vermoeden dat de door F. aan hem verstrekte informatie niet juist zou zijn. Het stond verweerder dan ook vrij namens zijn cliënte een procedure tegen klaagster aanhangig te maken. Het feit dat de vordering van de cliënte van verweerder is afgewezen en dat de cliënte van verweerder enige maanden na het vonnis in staat van faillissement is komen te verkeren, maakt het vorenstaande niet anders.

3.4 Op basis van de gestelde omstandigheden was verweerder niet gehouden een onderzoek te doen naar de integriteit van zijn cliënte. Slechts in uitzonderingssituaties zou dat anders kunnen zijn. Van een dergelijke situatie is in deze zaak niet gebleken.

3.5 Voor zover klaagster stelt dat zij door toedoen van verweerder schade heeft geleden, dient klaagster zich te wenden tot de civiele rechter, nu de tuchtrechter niet bevoegd is over een dergelijke vordering te oordelen.

3.6 Na sluiting van het onderzoek heeft klaagster haar klacht uitgebreid door te stellen dat de dagvaarding van 31 mei 2011 niet is aangebracht ter rolle van 15 juni 2012, omdat verweerder zijn voorschot nog niet van zijn cliënte zou hebben ontvangen. Niet valt in te zien – als de door klaagster opgegeven reden al juist zou zijn – dat verweerder ter zake een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft de dagvaarding aangebracht na het uitbrengen van het herstelexploit. Deze handelwijze stond verweerder vrij.

3.7 Gelet op het vorenstaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 19 september 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 september 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.