Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-10-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:143
Zaaknummer
13-086A
Inhoudsindicatie
Klacht van ex-cliënt wegens onvoldoende bijstand door advocaat, als gevogl waarvan een mogelijke vordering van klager inmiddels is verjaard. Klacht gegrond, maatregel van voorwaardelijke schorsing gelet op de tuchtrechtelijke antecedenten van verweerder.
Uitspraak
Beslissing van 7 oktober 2013
in de zaak 13-086A
naar aanleiding van de klacht van:
Mevrouw
klaagster
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 27 maart 2013, door de raad ontvangen op 28 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 augustus 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief aan de raad van 27 maart 2013 met de stukken 1 t/m 15 zoals die zijn genoemd op de bij de brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft aan klaagster juridische bijstand verleend in verband met een verkeersongeval waarvan klaagster in februari 2005 het slachtoffer is geworden.
2.3 Op 16 januari 2006 zond de verzekeraar van de wederpartij aan klaagster een brief aan verweerder, waarin de verzekeraar onder meer schreef:
"Misschien is een redelijke eindregeling op korte termijn mogelijk zonder te discussiëren over de mate van ieders aansprakelijkheid?"
2.4 Verweerder heeft daar op niet geantwoord.
2.5 Klaagster heeft onweersproken gesteld dat zij herhaaldelijk doch tevergeefs verweerder tot actie heeft gemaand, waarna zij uiteindelijk een nieuwe advocaat heeft ingeschakeld. Haar opvolgend advocaat heeft verweerder tevergeefs om toezending van het dossier verzocht. Klaagster heeft onweersproken gesteld dat haar vordering inmiddels is verjaard.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder nagenoeg niets heeft gedaan met de door hem aanvaarde opdracht klaagster rechtsbijstand te verlenen als gevolg waarvan de belangen van klaagster zijn geschaad.
Het verweer wordt waar nodig bij de beoordeling besproken.
4 BEOORDELING
4.1 Met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak onjuist optreedt en adviseert, en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
4.2 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij reageert op berichten van zijn cliënt.
4.3 De raad overweegt dat verweerder ondanks herhaald aandringen door klaagster geen actie heeft ondernomen. Het nemen van actie had in ieder geval voor de hand gelegen na de opening voor een schikking die de verzekeraar van de wederpartij had geboden. Naar het oordeel van de raad staat daarmee vast dat aannemelijk is dat klaagster een vorderingsrecht had.
4.4 De raad overweegt voorts dat door het stilzitten van verweerder de vordering van klaagster inmiddels verjaard is. Ter zitting is vast komen te staan dat verweerder ook geen actie heeft ondernomen om de verjaring van de vordering te stuiten.
4.5 Het verweer van verweerder dat zijn stilzitten het gevolg is van gezondheidsproblemen waarmee verweerder kampte, kan hem naar het oordeel van de raad niet baten. Uit de stellingen van verweerder ter zitting leidt de raad af dat die gezondheidsproblemen in 2010 zijn opgekomen, ruim nadat verweerder de behandeling van de zaak op zich had genomen en ook ruim nadat klaagster, naar zij stelt, in 2007 bij verweerder opnieuw had aangedrongen op een spoedige afhandeling van de zaak.
4.6 De raad is van oordeel dat verweerder de hem toevertrouwde belangen van klaagster ernstig heeft verwaarloosd, waardoor hij niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. De raad zal de klacht dan ook gegrond verklaren.
4.7 De raad is van oordeel, mede gelet op de antecedenten van verweerder, dat een maatregel in de vorm van een voorwaardelijke schorsing van een half jaar met een proeftijd van twee jaar geboden is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- verklaart dat verweerder jegens klaagster niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtspleging betaamt;
- legt aan verweerder op de maatregel schorsing in de uitvoering van de praktijk voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat de opgelegde schorsing niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders zal oordelen op grond dat verweerder binnen de hierna te melden proeftijd zich opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, E.M.J. van Nieuwenhuizen, H.B. de Regt, J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl