Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:68

Zaaknummer

R. 3967/12.101c

Inhoudsindicatie

In het verzet zijn door klagers geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht. Dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.

Inhoudsindicatie

Het verzet wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 6 juni 2012, door de raad ontvangen op 6 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 29 mei 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht a t/m f kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 mei 2012 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 31 augustus 2012 door de raad ontvangen op 6 juni 2012, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 september 2012 in aanwezigheid van klagers, alwaar klagers de voorzitter en de toen zittende leden van de raad hebben gewraakt.

1.5 Het wrakingsverzoek is op 12 november 2012 behandeld.

1.6 Bij beslissing van 10 december 2012 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen.

1.7 Op 18 maart 2013 is het verzet opnieuw behandeld ter zitting van de raad in aanwezigheid van klagers. Tegelijk met het onderhavige verzet is het verzet dat klagers hebben ingesteld tegen de voorzittersbeslissingen in de klachtzaken tegen twee kantoorgenoten van verweerster behandeld. Verweerster is met bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.8 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klagers d.d. 6 juni 2012;

- een brief van 6 juli 2012 met bijlagen van klagers met daarin opgenomen de gronden van het verzet

- een faxbrief van 9 juli 2012 van klagers;

- een faxbrief van 15 augustus 2012 van klagers;

- een (fax)brief van 31 augustus 2012 van klagers met bijlage;

- een (fax)brief van 11 september 2012 van klagers;

- een fax van 11 september 2012 van verweerster;

- een fax van 5 maart 2013 van verweerster.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster heeft met twee kantoorgenoten een kort geding procedure aanhangig gemaakt tegen klager en stichting H.

2.2 Verweerster en haar kantoorgenoten hebben op 28 september 2011 om een datum voor de behandeling verzocht. Daarbij is aangegeven dat die aanvraag in kopie aan klagers, stichting H. en de advocaat van klagers, mr. L. is gezonden.

2.3 Een van de kantoorgenoten van verweerster heeft op verzoek van de rechtbank ’s-Hertogenbosch een verhinderdag laten vallen, waarna de datum voor behandeling van het kort geding is bepaald op 27 oktober 2011.

2.4 Een kopie van de brief van 30 september 2011 van de rechtbank, waarin staat dat het kort geding zal plaatsvinden op 27 oktober 2011 om 11.00 uur is op 3 oktober 2011 per fax verzonden aan klager, stichting H. en de advocaat van klagers, mr. L.

2.5 Op 7 oktober 2011 is de dagvaarding aan klager betekend.

2.6 Bij faxbrief van 17 oktober 2011 heeft de advocaat van klager, mr. L., om aanhouding wegens verhindering van de gedaagde partijen verzocht.

2.7 Verweerster en haar kantoorgenoten hebben bezwaar gemaakt tegen de gevraagde aanhouding.

2.8 Op 27 oktober 2011 heeft de behandeling ter zitting bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch plaatsgevonden. Klager is aldaar in persoon verschenen.

2.9 Klager heeft ter zitting een wrakingsverzoek ingediend.

2.10 De voorzieningenrechter heeft op 27 oktober 2011, bij wijze van ordemaatregel in afwachting van verdere afdoening van het kort geding, vonnis gewezen.

2.11 Bij faxbrief van 31 oktober 2011 aan de rechtbank ’s-Hertogenbosch, Administratie kort geding, heeft een kantoorgenoot van verweerster verzocht om herstel/aanpassing van het vonnis van 27 oktober 2011 vanwege kennelijke verschrijvingen. Een kopie van deze faxbrief is aan de advocaat van klager gezonden.

2.12 Op 31 oktober 2011 is er een herstelvonnis gewezen.

2.13 In opdracht van verweerster en haar kantoorgenoten zijn de vonnissen voornoemd aan klager en stichting H. betekend.

2.14 Bij beschikking van 29 november 2011 van de wrakingskamer van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch is het wrakingsverzoek van klager toegewezen voor zover de voorzieningenrechter een ordemaatregel heeft gegeven nadat zij was gewraakt. De wrakingskamer heeft zich onbevoegd verklaard ten aanzien van het verzoek van klager om de vonnissen van 27 oktober en 31 oktober 2011 te vernietigen.

2.15 De voortgezette behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 17 januari 2012, ten overstaan van een andere voorzieningenrechter.

2.16 Bij vonnis in kort geding van 31 januari 2012 zijn de vorderingen van verweerster en haar kantoorgenoten grotendeels toegewezen, met veroordeling van klager en stichting H. in de kosten van de procedure.

2.17 Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis van 31 januari 2012.

2.18 Bij brief van 21 november 2012 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerster.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klagers verwijten verweerster meer in het bijzonder dat zij

a. op het laatste moment een verhinderdatum heeft laten vallen, zodat de advocaat van klager niet bij de behandeling van het kort geding aanwezig kon zijn;

b. ten onrechte een kopie van de faxbrief van haar kantoorgenoot van 31 oktober 2011 aan de advocaat van klager heeft doen toekomen en niet aan klager zelf, nu de advocaat van klager niet zijn advocaat was in die kwestie. Klager is van mening dat verweerster althans haar kantoorgenoot de betreffende faxbrief aan de rechtbank gelijktijdig aan klager had moeten doen toekomen en om klagers toestemming moeten vragen tot de rechter te mogen wenden;

c. een verzoek tot verbetering/herstel van het vonnis van 27 oktober 2011 heeft gericht aan de administratie kort geding in plaats van aan de voorzieningenrechter.

d. althans haar kantoorgenoot een valse hoedanigheid heeft aangenomen door de faxbrief van 31 oktober 2011 met het verzoek tot verbetering/herstel van het vonnis te tekenen met “i/o”. Deze ondertekening vermeldt niet wie het heeft ondertekend en is daardoor niet traceerbaar noch verifieerbaar;

e. het oogmerk heeft het herstelvonnis als echt en onvervalst te gebruiken dan wel te laten gebruiken, terwijl klager van mening is dat het herstelvonnis alle kenmerken vertoont van gekwalificeerde vervalsing;

f. de grosse van de vonnissen van 27 en 31 oktober 2011 heeft laten betekenen, terwijl verweerster op de hoogte was van het feit dat klager een verzoek tot wraking had ingediend en na retournering daarvan door klager zich ten onrechte heeft gewend tot de advocaat van klager, terwijl zij wist dat hij geen advocaat was in die betreffende kwestie.

3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klagers de juistheid van de in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter opgenomen feiten betwisten. In het verzet geven klagers gemotiveerd weer om welke redenen de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter onjuist is.

 

4 BEOORDELING

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Door klagers zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.

 

5 BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, W.J. Hengeveld, T. Hordijk, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2013.

griffier voorzitter                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.