Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-11-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:108
Zaaknummer
L 107-2013
Inhoudsindicatie
Klager weigerde verweerder nadere informatie te verschaffen en weigerde een gesprek aan te gaan. Door zijn handelwijze heeft klager het verweerder onmogelijk gemaakt zijn belangen goed te behartigen. Geen tuchtrechtelijk verwijt.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 18 november 2013
in de zaak L 107 - 2013
naar aanleiding van de klacht van:
A
klager
tegen:
B
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 3 april 2013 met kenmerk K, door de raad ontvangen op 4 april 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 september 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 3 april 2013 met bijlagen. De raad heeft daarnaast kennis genomen van de volgende nagekomen brieven:
- nagekomen brief van klager van 18 april 2013,
- nagekomen brief van klager van 25 april 2013,
- nagekomen brief van klager van 20 juli 2013 met bijlagen,
- nagekomen brief van klager van 30 augustus 2013 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder is op 8 december 2011 door de deken aangewezen om de hoger beroepsprocedure van klager tegen de curator van een door hem aansprakelijk gesteld re-integratiebureau voort te zetten. In de brief van de deken is vermeld dat klager eraan hechtte te laten noteren dat het heel belangrijk was punt 4.5 uit het arrest van 2006 in de hoger beroepsprocedure zodanig uit te leggen dat dit correspondeert met de onderliggende stukken.
2.2 Verweerder heeft, nadat de vorige advocaat van klager de procedure in hoger beroep nog bij het hof aanhangig heeft gemaakt, deze procedure overgenomen. Verweerder heeft klager vergeefs schriftelijk en telefonisch benaderd. In de procedure moest een memorie van grieven worden opgesteld, maar verweerder kreeg van klager daarvoor onvoldoende informatie. Verweerder heeft zich tot de deken gewend en om bemiddeling verzocht. Vervolgens heeft hij bij brief van 16 februari 2012 aan klager een concept memorie van grieven doen toekomen en klager verzocht hem te laten weten of hij daarmee kon instemmen. Klager ging met dat concept niet akkoord.
2.3 Bij brief van 1 maart 2012 heeft verweerder aan klager een tweetal opties voorgelegd, inhoudende:
1. dat klager de memorie van grieven zelf opstelt en verweerder die op zijn briefpapier afdrukt en bij het hof indient of
2. klager en verweerder een afspraak met elkaar maken en de memorie van grieven samen opstellen.
Verweerder heeft klager gevraagd naar welke van deze beide opties zijn voorkeur uitging. Klager heeft niet op dit schrijven gereageerd. Bij brief van 27 maart 2012 heeft verweerder een rappèl aan klager gestuurd. Klager heeft vervolgens gekozen voor optie 1 en heeft de memorie van grieven zelf opgesteld. Verweerder heeft het door klager opgestelde stuk op zijn briefpapier afgedrukt en bij het hof ingediend.
2.4 Op 22 juni 2012 heeft verweerder aan klager een brief gestuurd waaruit de in zijn visie moeizame samenwerking blijkt. Bij brief van 12 juli 2012 heeft klager aangegeven dat hij pleidooi wilde en dat verweerder nog stukken in het geding moest brengen. Bij brief van 16 augustus 2012 heeft klager dat verzoek herhaald. Bij brief van 24 september 2012 heeft verweerder aangegeven dat de door klager gewenste stukken ten behoeve van het pleidooi in het geding waren gebracht. Ook heeft verweerder bevestigd dat klager tijdens het pleidooi zijn zaak zelf zou bepleiten. Verweerder heeft klager nog uitleg gegeven over de procesrechtelijke regels met betrekking tot een pleidooi.
2.5 Op 15 oktober 2012 heeft het pleidooi plaatsgevonden. Klager heeft bij dat pleidooi zelf het woord gevoerd.
2.6 Op 13 november 2012 heeft het hof arrest gewezen en de vorderingen van klager afgewezen. Op 15 november 2012 heeft verweerder een brief aan klager gestuurd met daarbij het arrest en uitleg van de overwegingen van het hof. Op 27 november 2012 heeft klager een brief aan verweerder gestuurd waarin hij verweerder vraagt of verweerder instemt met de feiten in het arrest. Verweerder heeft daarop bij brief van 21 december 2012 gereageerd. Op 18 januari 2013 heeft klager een brief aan verweerder gestuurd waarin hij zijn ongenoegen heeft geuit. Op 22 januari 2013 heeft verweerder op de brief van klager gereageerd. Klager heeft zich vervolgens bij brief van 24 januari 2013 tot de deken gewend met onderhavige klacht.
3 klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder heeft gehandeld in strijd met de aan de aanwijzing van de deken verbonden voorwaarden en doordat hij ter zitting van het gerechtshof heeft geweigerd een bedrag aan schadevergoeding van € 1.100.000,00 te onderbouwen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder heeft naar eer en geweten de belangen van klager behartigd. Verweerder wijst op de moeizame samenwerking met klager. Klager heeft, na overleg met verweerder daaromtrent, de memorie van grieven zelf opgesteld en dus zelf gekozen voor de grieven welke aan het hof zijn voorgelegd. Verweerder wijst bovendien op zijn brief van 24 september 2012 waarin hij uitdrukkelijk heeft bevestigd dat klager zijn zaak zelf zou bepleiten bij het gerechtshof. Door het hof zijn tijdens het pleidooi aan verweerder weliswaar enkele vragen gesteld, maar deze zagen op andere aspecten dan de hoogte van het schadebedrag. Over het schadebedrag heeft klager zelf gepleit. Verweerder ontkent dan ook dat hij heeft geweigerd om het door klager gevorderde schadebedrag technisch te onderbouwen.
5 BEOORDELING
5.1 Aan de raad is gebleken dat verweerder heeft getracht om de zaak van klager zo goed mogelijk te behartigen. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij - onder meer voor klagers visie ter zake het eerdere arrest uit 2006 - meer informatie nodig had, dat hij deze bij klager meerdere malen heeft opgevraagd en dat hij een gesprek met klager wilde. Klager heeft nadrukkelijk aangegeven dat hij niet bereid was om nadere stukken te verstrekken en dat hij evenmin bereid was om een gesprek met verweerder aan te gaan. Voorts is komen vast te staan dat door verweerder diverse pogingen zijn gedaan om in overleg met klager tot het opstellen van processtukken en tot het verlenen van bijstand ter zitting te komen, maar dat klager dit heeft afgewezen. Door klager in staat te stellen zijn eigen visie te verwoorden in de memorie van grieven en hem het woord te laten voeren bij het pleidooi heeft verweerder zijn taak als advocaat weliswaar beperkt, maar gehandeld binnen de beperkte opdracht van zijn cliënt en de aanwijzing van de deken. Klager had daardoor zelf de mogelijkheid om de door hem gestelde schade bij het pleidooi nader toe te lichten.
5.2 Aldus heeft verweerder niet gehandeld in strijd met de aanwijzing van de deken en is niet gebleken dat hij heeft geweigerd bij het Hof de door klager gevorderde schadevergoeding nader te onderbouwen. De klacht is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 19 november 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl