Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-05-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4349
Zaaknummer
M194-2012
Inhoudsindicatie
Niet expliciet aan de parketpolitie gevraagd ter zitting aanwezig te zijn, maar de aanwezigheid van de parketpolitie is door de mededelingen van verweerder aan de betreffende persoon waarmee verweerder heeft gesproken in gang gezet. Het valt verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen dat hij hierover heeft gezwegen tegenover de voorzitter van het Hof van Discipline.
Inhoudsindicatie
In klachtprocedure nodeloos grievend over klager uitgelaten. Verweerder had ook andere bewoordingen kunnen kiezen om het verloop van de gebeurtenissen voorafgaand, tijdens en na de zitting van het Hof van Discipline dd. 21 oktober 2011 feitelijk weer te geven.
Inhoudsindicatie
Klacht gedeeltelijk gegrond; enkele waarschuwing
Uitspraak
Beslissing van 13 mei 2013
in de zaak M 194-2012
naar aanleiding van de klacht van:
A
klager
tegen:
B
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 2 juli 2012 met kenmerk D, door de raad ontvangen op 3 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M, thans arrondissement L, de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 maart 2013 in aanwezigheid van klager . Verweerder heeft de raad per telefax dd. 22 februari 2013 bericht niet ter zitting van de raad te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken dd. 2 juli 2012, met bijlagen;
- de telefax van verweerder dd. 28 februari 2013, met bijlagen
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Op 21 oktober 2011 heeft bij het Hof van Discipline een mondelinge behandeling van een klacht van klager tegen verweerder plaatsgevonden.
2.2 Tijdens de mondelinge behandeling was parketpolitie aanwezig.
2.3 De voorzitter van het Hof van Discipline heeft aan verweerder gevraagd of hij de parketpolitie had verzocht bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. Verweerder heeft hierop geantwoord dat hij de parketpolitie niet had verzocht ter zitting aanwezig te zijn.
2.4 In zijn brief aan de deken van 22 december 2011 heeft verweerder onder meer geschreven: “ Wellicht is het achteraf gezien mogelijk beter geweest dat parketpolitie aanwezig was om klager van snode plannen af te houden. (…) Bij dit soort mensen past slechts een soort reactie en wel de niet-ontvankelijkheid. (…) Helaas heeft hij alleen een uiterst negatief referentiekader.”
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder bij een zitting van het Hof van Discipline naar aanleiding van een eerder door klager tegen hem ingediende klacht de parketpolitie heeft gewaarschuwd, die vervolgens in de zittingzaal heeft plaatsgenomen. waarmee hij klager heeft geschoffeerd;
2. verweerder op een vraag van het Hof van Discipline in strijd met de waarheid heeft geantwoord dat hij de parketpolitie niet had gewaarschuwd;
3. verweerder zich in het kader van het dekenonderzoek naar voornoemde klachtonderdelen 1 en 2 grievend over klager heeft uitgelaten, leugens heeft verkondigd en klager vals heeft beschuldigd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting bij het Hof van Discipline dd. 21 oktober 2011, waarvan het aanvangstijdstip ongeveer een uur vertraging had, gesproken met een lid van de externe bewaking. Deze maakte verweerder erop attent dat klager zeer boos naar verweerder keek. Verweerder heeft hem toen medegedeeld dat klager door de parketpolitie in M uit de zittingzaal verwijderd was in verband met wangedrag. Aangezien de boosheid van klager aanhield achtte de persoon met wie verweerder sprak het beter om de zaak in de gaten te houden. Verweerder heeft hem geadviseerd de parketpolitie buiten de zittingzaal te laten, doch die zo nodig stand-by te laten zijn.
4.2 Kennelijk heeft men de situatie buiten verweerder om anders beoordeeld. Er was zonder medeweten van verweerder parketpolitie in de zittingzaal aanwezig.
4.3 Dit alles speelde zich af in dezelfde week waarin een medewerker van verweerders kantoor slachtoffer was geworden van zinloos geweld.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder stelt dat hij tijdens een gesprek met een lid van de externe bewaker slechts zijn angst ten aanzien van het gedrag van klager heeft uitgesproken en dat op grond daarvan door deze persoon buiten zijn medeweten actie is ondernomen, naar aanleiding waarvan de parketpolitie ter zitting aanwezig was.
5.2 Uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde is niet komen vast te staan dat verweerder de parketpolitie zelf heeft verzocht om tijdens de zitting van het Hof van Discipline dd. 21 oktober 2011 aanwezig te zijn tijdens de mondelinge behandeling van de klacht van klager tegen verweerder. Op grond hiervan zal klachtonderdeel 1 als feitelijk ongegrond worden afgewezen.
5.3 Vast staat dat verweerder ter zitting van het Hof van Discipline desgevraagd heeft geantwoord dat hij niet aan de parketpolitie had verzocht ter zitting aanwezig te zijn. Het moge zo zijn dat dit antwoord strikt genomen juist was, onder de gegeven omstandigheden had het op de weg van verweerder gelegen om in antwoord op de vraag van de voorzitter van het Hof van Discipline kenbaar te maken dat hij voorafgaand aan de zitting met een lid van de externe bewaking had gesproken en wat de inhoud van dat gesprek was. Verweerder heeft immers wellicht niet expliciet aan de parketpolitie gevraagd ter zitting aanwezig te zijn, maar de aanwezigheid van de parketpolitie is door de mededelingen van verweerder aan de betreffende persoon waarmee verweerder heeft gesproken in gang gezet. Het valt verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen dat hij hierover heeft gezwegen tegenover de voorzitter van het Hof van Discipline. De raad acht klachtonderdeel 2 gegrond.
5.4 Indien tegen een advocaat een klacht wordt ingediend, mag de betreffende advocaat datgene naar voren brengen wat hij in het kader van zijn verweer noodzakelijk acht. Dit uitgangspunt vindt slechts hierin een beperking dat die advocaat zich niet nodeloos grievend jegens zijn cliënt mag uitlaten.
5.5 Verweerder heeft zich naar het oordeel van de raad in zijn brief dd. 22 december 2011 aan de deken nodeloos grievend jegens klager uitgelaten, waar het bewoordingen als “snode plannen”, “dit soort mensen” en “uiterst negatief referentiekader” betreft. Wat een kantoorgenoot van verweerder kennelijk is overkomen vormt hiervoor geen excuus. Verweerder had ook andere bewoordingen kunnen kiezen om het verloop van de gebeurtenissen voorafgaand, tijdens en na de zitting van het Hof van Discipline dd. 21 oktober 2011 feitelijk weer te geven. De raad acht klachtonderdeel 3 gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 De raad is van oordeel dat het in klachtonderdeel 2 verweten gedrag verweerder tuchtrechtelijk weliswaar valt aan te rekenen, maar is anderzijds van oordeel dat het onder de door verweerder aangevoerde omstandigheden niet onbegrijpelijk is dat verweerder aldus heeft gehandeld. De raad acht het opleggen van een maatregel ten aanzien van het tweede klachtonderdeel daarom niet geboden.
6.2 Ten aanzien van het derde klachtonderdeel acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart onderdeel 1 van de klacht ongegrond;
verklaart onderdeel 2 van de klacht gegrond, maar legt verweerder ter zake geen maatregel op;
verklaart klachtonderdeel 3 gegrond en legt verweerder ter zake de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A. Groenewoud, L.J.G. de Haas, M.B.Ph. Geeraedts en H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2013 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 14 mei 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:
- klager
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline. nl