Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-09-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:200
Zaaknummer
R. 4322/13.229
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij uitsluitend het standpunt van zijn cliënt verwoordde en dat die vrijheid hem toekomt. Verweerder heeft betwist dat hij klaagster moedwillig heeft willen beledigen dan wel kwetsen. De advocaat van klaagster heeft de gelegenheid gekregen te reageren op een eventuele onjuiste weergave van feiten door verweerder.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
De beslissing van het gerechtshof is aan klaagster door de deurwaarder betekend, aangezien de dwangsommen anders niet konden worden verbeurd. Uit de overgelegde stukken volgt niet dat verweerder zich zodanig heeft gedragen dat hij daarmee klaagsters belangen nodeloos of verwijtbaar heeft veronachtzaamd.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 4 september 2013, door de raad ontvangen op 5 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Verweerder behartigt de belangen van de voormalig partner van klaagster in diverse procedures betreffende onder meer het gezag over en de omgangsregeling met de dochter van partijen.
1.2 Bij beschikking van 19 maart 2013 van het gerechtshof Amsterdam is het verzoek van de cliënt van verweerder hem samen met klaagster te belasten met het gezamenlijk gezag over der partijen dochter afgewezen, de vaststelling van de zorg- en opvoedingsregeling zoals voorgesteld door de Raad voor de Kinderbescherming en vastgesteld door de rechtbank bekrachtigd en is klaagster – gelet op haar houding – veroordeeld in de kosten van het geding.
1.3 De gemachtigde van klaagster heeft bij brief van 11 maart 2013 een klacht van klaagster d.d. 6 maart 2013 tegen verweerder ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder:
a. dat klaagster het gevoel heeft in de rechtszaal tegenover verweerder te staan en niet tegenover haar voormalig partner. Zo zou verweerder tijdens zittingen niet namens zijn cliënt spreken, maar simpelweg stellen dat klaagster nergens aan meewerkt, of insinueren dat klaagster verhalen verzon. Verweerder zou onvoldoende distantie betrachten tot zijn cliënt, geen minnelijke regeling nastreven, waardoor de zaak onnodig escaleert;
b. dat hij stellingen van zijn cliënt poneert als vaststaande feiten, waarvan hij weet dat deze onjuist zijn. Zo zou verweerder hebben aangegeven dat zijn cliënt veel contact had met der partijen dochter, terwijl sprake was van enkele keren. Daarnaast tracht verweerder klaagster moedwillig in een kwaad daglicht te stellen en haar ook op andere manieren te treffen, onder meer door bijvoorbeeld informatie op te vragen omtrent haar verblijfplaats, terwijl klaagster domicilie heeft gekozen bij haar raadsvrouw;
c. dat hij zonder nadere aankondiging procedures aanhangig maakt, een week na zitting een deurwaarder op klaagster hebben afgestuurd teneinde dwangsommen te incasseren die nog niet waren verbeurd en zonder klaagster in de gelegenheid te stellen te reageren met spoed uithuisplaatsing heeft geëist alsmede een lijfstraf zonder maximum wegens het zonder reden niet meewerken.
3. BEOORDELING
Ten aanzien van de klachtonderdelen a tot en c
3.1 De voorzitter ziet aanleiding de klachtonderdelen a tot en met c gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen.
3.2 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.
3.2 De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
3.3 Noch uit de stukken, noch anderszins is gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
3.4 Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij uitsluitend het standpunt van zijn cliënt verwoordde en dat die vrijheid hem toekomt. Verweerder heeft betwist dat hij klaagster moedwillig heeft willen beledigen dan wel kwetsen. De advocaat van klaagster heeft de gelegenheid gekregen te reageren op een eventuele onjuiste weergave van feiten door verweerder. Ten aanzien van het incasseren van dwangsommen heeft verweerder gesteld dat daar geen sprake van was. De beslissing is aan klaagster door de deurwaarder betekend, aangezien de dwangsommen anders niet konden worden verbeurd. Uit de overgelegde stukken volgt niet dat verweerder zich zodanig heeft gedragen dat hij daarmee klaagsters belangen nodeloos of verwijtbaar heeft veronachtzaamd.
3.5 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 30 september 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 30 september 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.