Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3991

Zaaknummer

H277-2012

Inhoudsindicatie

Het aankondigen van het indienen van een faillissementsverzoek is een geoorloofd incassomiddel.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 18 februari 2013

     in de zaak H 277-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 A

 

klaagster

 

tegen:

 

B

 

verweerder

 

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 10 oktober 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H, thans arrondissement O, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 10 december 2012 zijn klaagster en een kantoorgenoot van verweerder verschenen. Verweerder is wegens ziekte niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          de brief van de deken d.d. 10 oktober 2012 en de daarbij gevoegde stukken;

-          de nagekomen brief van verweerders kantoorgenoot d.d. 28 november 2012 met bijlagen.

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder is opgetreden als advocaat in een incassozaak van zijn cliënte tegen de cliënte van klaagster. Op 16 januari 2012 heeft verweerder een eerste sommatiebrief gestuurd. Bij brief d.d. 19 januari 2012 heeft klaagster de vordering betwist door te verwijzen naar de correspondentie die eerder tussen partijen was gevoerd.

2.2     Bij brief d.d. 27 april 2012 heeft verweerder rechtsmaatregelen aangekondigd, indien niet op 4 mei 2012 betaling van de vordering had plaatsgevonden. Bij brief d.d. 4 mei 2012 heeft klaagster daarop gereageerd met de mededeling dat zij in de komende week inhoudelijk zou reageren.

2.3     Verweerder heeft vervolgens bij e-mailbericht d.d. 14 mei 2012 klaagsters cliënte, gezien het uitblijven van de toegezegde inhoudelijke reactie wederom tot betaling gesommeerd om uiterlijk op 16 mei 2012 het verschuldigde bedrag te voldoen. Hierbij deed verweerder de aankondiging dat een faillissementsverzoek zou worden ingediend als betaling uit zou blijven.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

          ten onrechte te dreigen met een ongefundeerde faillissementsaanvraag jegens klaagsters cliënte, zijnde een ongeoorloofd pressiemiddel, nu de vordering inhoudelijk werd betwist.

 

4        VERWEER

4.1     De vordering van verweerders cliënte op klaagsters cliënte bestond wel degelijk. Het aankondigen van het indienen van een faillissementsverzoek is een geoorloofd incassomiddel. Hierdoor wordt een geoorloofde druk uitgeoefend op de schuldenaar.

 

 

 

5        BEOORDELING

5.1     De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.2     De raad is van oordeel dat het verweerder, die van zijn cliënte de opdracht had gekregen om een gepretendeerde vordering op de cliënte van klaagster te incasseren, vrij stond om -binnen de grenzen die de Wet hem biedt –de wederpartij bij niet-betaling een faillissementsaanvraag in het vooruitzicht stellen. Verweerder mocht er daarbij van uitgaan dat de cliënte juiste informatie verstrekte en  behoefde deze feiten niet zelf op juistheid te toetsen, tenzij er reden voor hem zou zijn om aan de mededelingen van zijn cliënte te twijfelen.

5.3     Uit de overgelegde stukken en  hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat klaagster, na haar bericht van 4 mei 2012, waarin zij aankondigde inhoudelijk te zullen reageren, geen inhoudelijk verweer tegen de vordering ter kennis van verweerder heeft gebracht. Maar ook indien klaagster de vordering wel inhoudelijk zou hebben betwist, was het naar het oordeel van de raad niet ongeoorloofd om het indienen van een faillissementsverzoek in het vooruitzicht te stellen.

5.4     Van het gebruik maken van een ongeoorloofd pressiemiddel waardoor de belangen van klaagsters cliënte nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn schaad, is, naar het oordeel van de raad, dan ook geen sprake geweest. De klacht is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 18 februari 2013 door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg, als griffier.

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op      19 februari 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klaagster

-         verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement O

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         klaagster

-         verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement O

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl