Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:55

Zaaknummer

R. 3559/10.189

Inhoudsindicatie

Niet tuchtrechtelijk laakbaar is het feit dat de deken als enige vertegenwoordigingsbevoegd is als bestuurder van de stichting beheer dekenrekening. De Boekhoudverordening respectievelijk Vafi is hierop niet van toepassing. Een verwijt van witwaspraktijken is door klager in het geheel niet waargemaakt. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 11 november 2010, door de raad ontvangen op 12 november 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 26 november 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen, welke beslissing op 30 november 2010 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij brief van 3 december 2010, door de raad ontvangen op 7 december 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    In verband met de behandeling van het verzet zijn meerdere wrakingsprocedures gevoerd.

1.5    Het verzet is behandeld op 3 juni 2013 door de kamer van de raad in de samenstelling zoals aan het slot van deze beslissing is vermeld. Ter zitting is mrR., kantoorhoudende te Rotterdam, namens verweerder verschenen. Klager heeft bericht van afwezigheid gestuurd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3.

2.2    In het verzet heeft klager aangevoerd dat de feiten niet juist zijn weergegeven en in dat verband gesteld de Raad van Toezicht, waarvan de deken deel uitmaakt, geen verantwoording heeft afgelegd over ontvangen en uitgekeerde gelden op de derdenrekening, terwijl daarom door klager is verzocht.

De raad acht, gelet op de inhoud van de klacht, het door klager gestelde feitelijke gegeven niet van belang voor de onderhavige beslissing.

2.3    Bij brieven van 2 en 10 maart 2010 heeft klager zich beklaagd over verweerder.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder is van de Stichting Beheer Dekenrekening Rotterdam, hetgeen in strijd is met de bepalingen uit de Boekhoudverordening.

3.3    In het verzet heeft klager aangevoerd dat de klacht niet juist is weergegeven omdat deze luidt:

het vertrouwen in de advocaat is geschaad:

1.    verweerder heeft miskend dat de deken een voorbeeldfunctie heeft;

2.    in strijd met de boekhoudverordening, welke twee handtekeningen voorschrijft, is de deken alleen/zelfstandig bevoegd in de Stichting Beheer Dekenrekening Rotterdam;

3.    er is sprake van witwaspraktijken nu er een positief saldo van € 10.486,52 is ontstaan waarvoor geen verklaring is en waarvan geen aangifte is gedaan bij de Belastingdienst en waarover geen belasting is betaald.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Bij de beoordeling gaat de raad uit van de klachtomschrijving zoals deze onder nummer 3.1 en 3.2 is weergegeven. Dit oordeel is gebaseerd op de brief van klager van 2 maart 2010 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, die later is beschouwd als indiening van de klacht. Daarin stelt klager het volgende:

“Naar aanleiding van uw schrijven van 27 januari 2010 wil ik u er nogmaals op wijzen dat artikel 2:292 BW niet maatgevend is.   

De deken heeft een voorbeeld functie en het gaat hier om de dwingend voorgeschreven boekhoudverordening.   

Het kan derhalve niet zo zijn dat op de dekenrekening, die een derden geld rekening is, in strijd met de boekhoudverordening, de deken alleen bevoegd is.

Als u geen opdracht kunt geven om de statuten te wijzigen dan verzoek ik u om, indien de statuten niet worden aangepast, dit schrijven te zien als een klacht tegen de bestuurders van de dekenrekening en de zaak voor te leggen aan de Raad van Discipline.”

In de brief van 10 maart 2010 is klager niet nader ingegaan op de omschrijving van de klacht in de brief van 2 maart 2010.

5.2    Eerst in het verzet heeft klager een uitbreiding aan de klacht gegeven, in het bijzonder waar het betreft onderdeel 3 zoals hierboven onder nummer 3.3 weergegeven. De uitbreiding van de klacht is niet op de door de wet voorgeschreven wijze ingediend.

5.3    De plaatsvervangend voorzitter heeft de in klagers brief van 2 maart 2010 geformuleerde klacht beoordeeld. Bij de beoordeling van het verzet gaat de raad gezien het voorgaande uit van de door de plaatsvervangend voorzitter gebezigde klachtomschrijving.

5.4    Bij de beoordeling van het verzet staat voorop dat, wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, het advocatentuchtrecht voor hem blijft gelden. Indien hij zich bij de vervulling van zijn taak in die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (i.e. misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.    

5.5    De raad verenigt zich met hetgeen de plaatsvervangend voorzitter onder nummer 4.2 van de bestreden beslissing heeft overwogen ten aanzien van de ontvankelijkheid van een klacht.

5.6    Met de plaatsvervangend voorzitter is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat klager een eigen belang heeft bij de klacht. Bij dat oordeel neemt de raad aanvullend het volgende in aanmerking.

5.7    Anders dan klager heeft betoogd, is de Boekhoudverordening niet van toepassing op de werkzaamheden van de Raad van Toezicht als toezichthoudend orgaan van de Nederlandse Orde van Advocaten. De Boekhoudverordening 1998 is ingetrokken in 2009 bij de invoering van de Verordening op de administratie en financiële integriteit (hierna: Vafi).

De in de Vafi opgenomen voorschriften over de stichting derdengelden van een advocaat hebben blijkens de formulering en de context van Vafi betrekking op praktijkuitoefening door advocaten en bestrijken niet het functioneren van de Raad van Toezicht.

5.8    In het dossier bevindt zich een brief van 26 oktober 2009 van de toenmalige deken van de Orde in verweerders arrondissement aan klager, waarin de deken op verzoek van klager een toelichting heeft gegeven op het positieve saldo van iets meer dan € 10.000,--.   

Klager heeft naar aanleiding van deze informatie over de dekenrekening veronderstellingen ontwikkeld over witwaspraktijken en wat dies meer zij, hetgeen blijkt uit de zich in het dossier bevindende correspondentie. Klager heeft daaraan de conclusie verbonden dat hij belang heeft als lid van de beroepsorganisatie, omdat hij niet wil dat hij verbonden is aan een criminele organisatie.

5.9    Aangaande dit laatste oordeelt de raad dat klager slechts uitgaat van vermoedens en veronderstellingen, maar, tegenover de hem in 2009 door de toenmalige deken gegeven toelichting, in het geheel niets feitelijks heeft aangevoerd dat steun geeft aan zijn veronderstellingen.

Het door klager in het verzet gestelde ten aanzien van zijn belang bij de klacht treft dan ook geen doel.

5.10    Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6    BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2013

griffier    voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 juli 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.