Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:184

Zaaknummer

ZWB 345 - 2013

Inhoudsindicatie

 In de faillissementswet is vastgelegd op welke wijze een failliet zijn bezwaar tegen een curator naar voren kan brengen. De tuchtrechter heeft hierin slechts een taak indien een curator zich zodanig heeft misdragen dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Hiervan is niet gebleken. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 9 december 2013

in de zaak ZWB 345-2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

B.

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 11 november 2013 met kenmerk K13-007b , door de raad ontvangen op12 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerster is op 3 mei 2011 benoemd tot curator in het faillissement van klaagster. De gemachtigde van klaagster was bestuurster van klaagster.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster :

1.           klaagster niet in kennis heeft gesteld van het faillissementsvonnis, hoewel daarom, mede met het oog op het instellen van hoger beroep, door klaagster wel is verzocht;

2.           een aantal stappen in de faillissementsprocedure achterwege heeft gelaten; er is geen verificatievergadering gehouden en er is niet geregeld verslag uitgebracht over de stand van de boedel;

3.           zich heeft beperkt tot het verkopen van het klantenbestand;

4.           klaagster niet heeft ingelicht over de ontwikkelingen in het beheer en vereffening van de boedel.

 

3.                VERWEER

Primair:

        De klacht heeft betrekking op werkzaamheden van verweerster in haar hoedanigheid van curator. De klacht valt daarmee niet onder de reikwijdte van het advocatentuchtrecht en dient daarom als niet-ontvankelijk te worden afgewezen.

Subsidiair:

        Klaagster heeft verweerster nooit verzocht om afgifte van het faillissementsvonnis. Het vonnis is bovendien openbaar toegankelijk. Klaagster had het vonnis tot slot niet nodig om tijdig hoger beroep in te stellen.

        Verweerster heeft zeven faillissementsverslagen uitgebracht. Een verificatievergadering wordt alleen dan gehouden indien en zodra een uitdeling aan de concurrente schudeisers kan plaatsvinden. Dit was in het faillissement van klaagster niet aan de orde.

        Klaagster was een klein boekhoudkantoor. Verweerster heeft hetgeen verkocht kon worden verkocht. De gemachtigde van klaagster weigerde haar medewerking. Kantoormeubelen waren ineens verdwenen en de computer zou kort voor het faillissement zijn gestolen. Er waren geen andere activa dan het klantenbestand.

        Een curator is niet gehouden om de gefailleerde te informeren over de ontwikkelingen in het beheer en vereffening van de boedel. Alle relevante informatie was bovendien in het faillissementsverslag te vinden.

 

4.                ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

   4.1          Het in de advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht in die zin voor hem gelden, dat indien die advocaat zich bij de vervulling van diens andere hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Om tot beantwoording van de vraag of hiervan sprake is gewest van over te kunnen gaan, dient de raad klaagster in haar klacht te ontvangen.

 

5.                BEOORDELING

5.1         Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat klaagster bezwaar maakt tegen de stappen die door verweerster in haar hoedanigheid van curator in het faillissement al dan niet zijn ondernomen. In de faillissementswet is vastgelegd op welke wijze een failliet zijn bezwaren tegen het handelen van een curator naar voren kan brengen en welke procedures hem/haar daarbij ter beschikking staan in het geval dat de curator beslissingen neemt waarmee de failliet het niet eens is.

5.2         Het is niet de taak van de tuchtrechter om de bezwaren die een failliet heeft wat betreft het beleid van de curator te beoordelen. Dit is slechts anders wanneer zou blijken dat de curator zich in diens hoedanigheid van curator heeft misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Daarvan is de voorzitter uit de stukken die de deken in de onderhavige klachtzaak aan de raad heeft toegezonden niet gebleken. De voorzitter zal de klacht daarom in alle, met elkaar samenhangende, onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht;

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 9 december 2013.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2013

 

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klaagster

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

 Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.