Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:194

Zaaknummer

R. 4357/13.264

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder onjuiste informatie aan de Rechtbank heeft verschaft. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerder op de hoogte was van het feit dat de hem aangeleverde informatie onjuist zou zijn en dat hij de Rechtbank bewust onjuist heeft geïnformeerd. Verweerder mocht afgaan op de informatie die zijn cliënt hem had verschaft. Het feit dat verweerder de (vierde) opvolgend advocaat is, maakt dit niet anders.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Hoewel verweerder zich eerder – na het overnemen van het dossier – had kunnen melden bij de advocaat van klaagster, leidt dit in de gegeven omstandigheden niet tot de vaststelling dat verweerder zich jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het stond verweerder vrij beslag te (laten) leggen zonder vooraf contact te hebben gehad met (de advocaat van) klaagster. 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 7 oktober 2013, door de raad ontvangen op 9 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft in de periode van juni 2009 tot juni 2012 samengewoond met de cliënt van verweerder.

1.2 Verweerder heeft namens zijn cliënt een verzoekschrift ingediend tot het leggen van conservatoir beslag op roerende zaken. De rechtbank heeft hiervoor toestemming verleend, waarna opdracht is gegeven aan de deurwaarder beslag te leggen op een aantal roerende zaken die zich in klaagsters woning bevonden.

1.3 Klaagster heeft bij e-mail van 23 juli 2013 een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij klaagsters belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad. Ter toelichting heeft klaagster gesteld dat verweerder bewust de rechter onjuist heeft geïnformeerd, zodat de rechter op grond van deze onjuiste misleidende informatie heeft besloten toestemming te geven voor het leggen van conservatoir beslag. Verweerder had uit de stukken kunnen opmaken dat klaagster altijd haar medewerking heeft verleend en het grootste deel van de goederen reeds aan de cliënt van verweerder was afgegeven. Voorts heeft klaagster gesteld dat beslag is gelegd op persoonlijke roerende zaken die niet toebehoren aan de cliënt van verweerder. Klaagster is van mening dat verweerder de mededelingen van zijn cliënt had moeten controleren, nu hij de vierde opvolgend advocaat was in een jaar. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij zich niet heeft aangekondigd als opvolgend advocaat, maar direct is overgegaan tot het leggen van beslag. Ten tijde van de beslaglegging is klaagster onaangekondigd geconfronteerd met verweerder op de luidspreker van de telefoon van de deurwaarder.

 

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

3.2 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder onjuiste informatie aan de Rechtbank heeft verschaft. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerder op de hoogte was van het feit dat de hem aangeleverde informatie onjuist zou zijn en dat hij de Rechtbank bewust onjuist heeft geïnformeerd. Verweerder mocht afgaan op de informatie die zijn cliënt hem had verschaft. Het feit dat verweerder de (vierde) opvolgend advocaat is, maakt dit niet anders. Voorts stond het verweerder vrij beslag te (laten) leggen zonder vooraf contact te hebben gehad met (de advocaat van) klaagster. Verweerder is met deze handelwijze binnen de grenzen gebleven van de vrijheid die hij heeft als advocaat van de wederpartij. Verweerder had zich eerder – na het overnemen van het dossier – kunnen melden bij de advocaat van klaagster. Dat verweerder dit in casu niet heeft gedaan, leidt in de gegeven omstandigheden niet tot de vaststelling dat verweerder zich jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen.

3.3 Verweerder heeft betwist dat hij (via de telefoon van de deurwaarder) inhoudelijk met klaagster heeft gesproken. Klaagster heeft haar klacht ter zake niet nader onderbouwd, zodat de juistheid hiervan niet kan worden vastgesteld.

3.4 Ten slotte is het niet aan de tuchtrechter om vast te stellen of een (conservatoir) beslag al dan niet terecht is gelegd. Dit oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter.

3.5 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 5 november 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 6 november 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.