Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-09-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:79
Zaaknummer
13-096A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht tegen eigen advocaat dat i) getuigenverhoor niet is ingebracht in hogerberoepsprocedure, ii) de zaak onzorgvuldig is behandeld en dat onvoldoende is gecommuniceerd en iii) dat overmatig is gedeclareerd. Verzet deels gegrond. Klacht gegrond ten aanzien van communicatie met klagers. Verwijzing naar in zaak 13-097A opgelegde maatregel van enkele waarschuwing vanwege tekortschietende communicatie.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 4 september 2013
in de zaak 13-096A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 mei 2013 op de klacht van:
de heer
klagers
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 2 april 2013 met kenmerk 13-13-0349, door de raad ontvangen op 4 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 3 mei 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: “de voorzitter”) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 mei 2013 is verzonden aan klagers.
1.3 Bij brief van 15 mei 2013 door de raad ontvangen op 16 mei 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is ter zitting van de raad van 24 juni 2013 gevoegd behandeld met samenhangende zaken met nummers 13-073A en 13-097A, in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 15 mei 2013 en van de door verweerder bij brief van 10 juni 2013 ten behoeve van de zitting ingediende stukken inventarisnummers 1 tot en met 7.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat deze:
a) de uitkomst van het getuigenverhoor op 1 december 2011, dat op kosten van SRK namens klagers door verweerder was geëntameerd, niet heeft ingebracht in de appelprocedure tussen de Gemeente en de heer G.;
b) klagers niet heeft geïnformeerd over het feit dat het getuigenverhoor niet zou worden gebruikt in het verdere verloop van de appelprocedure en hen evenmin heeft geïnformeerd dat er geen aanvullende stukken door verweerder in die appelprocedure zijn ingediend.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard.
4 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
4.1 Dit klachtonderdeel betreft de inhoudelijke aanpak van de zaak. Nu men in redelijkheid van mening kan verschillen wat de beste aanpak van een zaak is, dient de tuchtrechter de kwaliteit van het optreden en van de adviezen van de advocaat met enige terughoudendheid te beoordelen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak duidelijk onjuist is opgetreden of heeft geadviseerd en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Getoetst aan deze maatstaf ziet de raad geen grond voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het verzet met betrekking tot klachtonderdeel a) is ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter in diens beslissing ten aanzien van dit klachtonderdeel ten onrechte niet de wijze waarop een advocaat met diens cliënten dient te communiceren heeft betrokken. Het verzet is ten aanzien van dit klachtonderdeel gegrond en de raad zal dit klachtonderdeel in het navolgende beoordelen.
4.3 De communicatie met cliënten is een essentieel onderdeel van de zorgplicht van de advocaat. Uit het dossier blijkt niet dat verweerder of één van zijn kantoorgenoten de keuze om informatie uit het getuigenverhoor niet in de appelprocedure in het geding brengen met klagers heeft besproken. Evenmin blijkt uit de stukken dat verweerder aan klagers heeft toegelicht waarom hij ervan heeft afgezien hen stukken uit die procedure te verstrekken. De raad neemt tevens in aanmerking dat verweerder ter zitting niet met zekerheid kon zeggen dat hij een opdrachtbevestiging aan klagers heeft gestuurd. Voorts is van belang dat verweerder ter zitting heeft onderkend dat het aanvankelijk wel de bedoeling was de door klagers bedoelde getuigenverklaringen in het geding te brengen. Aldus heeft verweerder in strijd met gedragsregel 8 nagelaten om ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan klager te bevestigen en is deze gelet hierop tekortgeschoten in de communicatie met klagers. Klachtonderdeel b) is gegrond.
5 MAATREGEL
5.1 Bij beslissing van heden in de samenhangende zaak met nummer 13-097A is aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd vanwege diens tekortschieten in de communicatie jegens cliënten. Vanwege de gelijkenis van het feitencomplex met die zaak, is de raad van oordeel dat in de onderhavige zaak niet nogmaals een maatregel voor hetzelfde feit dient te worden opgelegd.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ten aanzien van klachtonderdeel a) ongegrond;
- verklaart het verzet ten aanzien van klachtonderdeel b) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) gegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs A.M. Vogelzang,
P. van Lingen, A.G. van Marwijk Kooy en J.J. Trap, leden, bijgestaan door
mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet geen hoger beroep worden ingesteld ten aanzien van het klachtonderdeel waartegen het verzet ongegrond is verklaard.
Van deze beslissing kan ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl