Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-09-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:98
Zaaknummer
13-236NH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat deels kennelijk niet-ontvankelijk (wegens tijdsverloop) en deels kennelijk ongegrond (vanwege de vrijheid van een advocaat om zich terug te trekken).
Uitspraak
Beslissing van 20 september 2013
in de zaak 13-236NH
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 21 augustus 2013 met kenmerk td/np/13-052, door de raad ontvangen op 21 augustus 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 De dochter van klager is in 1975 gehandicapt geboren. Sindsdien procedeert klager, mede namens zijn dochter, tegen de bij de geboorte betrokken verloskundige, tegen deskundigen die in gerechtelijke procedures onderzoek hebben gedaan en tegen advocaten die klager achtereenvolgens hebben bijgestaan.
1.3 Verweerster heeft klager sinds 2005 bijgestaan, in eerste instantie in een procedure tot afgifte van medische dossiers. Vanaf 2009 heeft verweerster klager bijgestaan in zijn pogingen om diverse advocaten aansprakelijk te stellen ter zake van advocatuurlijke beroepsfouten.
1.4 In de tweede helft van 2012 heeft verweerster klager diverse concepten voor dagvaardingen gezonden. Deze heeft klager uitvoerig becommentarieerd. Op 9 januari 2013 heeft verweerster klager bericht de dagvaardingen nog te zullen aanpassen aan de herziening van de gerechtelijke kaart per 1 januari 2013 en, na ommekomst van haar vakantie van 11 tot 28 januari 2013, deze te laten betekenen door de deurwaarder.
1.5 Op 13 januari 2013 heeft klager de deken om bemiddeling verzocht.
1.6 Op 5 maart 2013 heeft verweerster zich teruggetrokken als advocaat van klager, wegens een vertrouwensbreuk, ontstaan door het feit dat klager tijdens verweersters vakantie een bemiddelingsverzoek bij de deken heeft ingediend.
1.7 Klager heeft in aanvulling op zijn klacht tegen verweerster, als weergegeven in zijn bemiddelingsverzoek van 13 januari 2013, zijn klacht uitgebreid tot zeven klachtonderdelen, bij brief aan het Hof van Discipline van 13 mei 2013.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerster klager sinds 2005 in het onzekere heeft gelaten over wat er naar aanleiding van de toevoegingsaanvragen ter zake van de claims op mr. H. en mr. D., beiden uit december 2005, is gebeurd;
b) verweerster de omkeringsregel niet heeft toegepast in de procedures die zij in 2005 bij de rechtbank Breda heeft gevoerd ter verkrijging van medische documenten. Evenmin heeft verweerster in die periode klager gewezen op de procesrisico's en het risico van veroordeling in de proceskosten van de wederpartij in de procedures bij de rechtbank Breda en het hof Den Bosch;
c) verweerster haar medisch adviseur in 2005 niet heeft gewezen op wetenschappelijke medische literatuur uit de jaren '70/'80, waarmee bewijs had kunnen worden gevonden van het causaal verband tussen het geboortetrauma en het letsel van klagers dochter;
d) verweerster klager onjuist geadviseerd heeft omtrent het bij andere letselschadeadvocaten vragen van een second opinion en over de mogelijkheid om een toevoegingen te verkrijgen bij de raad voor rechtsbijstand voor een second opinion;
e) verweerster te lang heeft gewacht met het opsturen en uitbrengen van dagvaardingen, ondanks het commentaar van klager op de concepten voor deze dagvaardingen, terwijl verweerster onnodige zijtakkenprocedures gevoerd heeft zoals tegen Nationale Nederlanden, het Kifid en de Staat. Daarmee heeft verweerster onnodige tijd verloren laten gaan;
f) verweerster chaos en verwarring brengt, waardoor klager haar niet meer kan volgen ten aanzien van toevoegingen tegen de vier namens klager aansprakelijk te stellen en te dagvaarden advocaten. Zo heeft verweerster haar twijfels geuit over het aansprakelijk stellen en dagvaarden van bepaalde advocaten en voorrang gegeven aan het aansprakelijk stellen en dagvaarden van een andere advocaat. Ook daardoor is bovendien onnodige tijd verspild;
g) verweerster klager schade heeft toegebracht door, in de wetenschap dat de zaak klager jarenlang achtervolgd heeft en diverse advocaten fouten hebben begaan, zich te onttrekken. Daarmee heeft zij klager een trap na gegeven, terwijl voorzichtigheid geboden was.
3 BEOORDELING
Klachtonderdelen a), b) en c)
3.1 Ten aanzien van de klachtonderdelen a), b) en c), die zien op handelen of nalaten van verweerster in of omstreeks 2005, dient de voorzitter na te gaan of klager kan worden ontvangen in zijn klacht.
3.2 Het is vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie dat bij de beoordeling van een klacht over advocatuurlijk handelen in het verleden twee belangen tegen elkaar moeten worden afgewogen: enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de deken en bij de tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Niet op voorhand kan worden gezegd welk tijdsverloop moet worden aangehouden, maar dit zal van geval tot geval aan de hand van de concrete omstandigheden moeten worden bepaald.
3.3 Gezien de feitelijke gang van zaken zoals hiervoor weergegeven is er circa acht jaar verstreken sinds de handelwijze van verweerster waar deze klachtonderdelen op zien. Voor dit tijdsverloop zijn geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerster bij rechtszekerheid.
3.4 Daar komt nog bij, dat het door het tijdsverloop sinds 2005 moeilijker is geworden om feiten vast te stellen en ook verweerster zich specifiek beroept op het feit dat zij door het tijdsverloop in zijn verdediging is geschaad.
3.5 Dit alles in aanmerking nemende acht de voorzitter in dit geval de termijn waarbinnen de klacht, ten aanzien van klachtonderdelen a), b) en c), is ingediend onredelijk lang, hetgeen leidt tot kennelijke niet-ontvankelijkheid van deze klachtonderdelen.
Klachtonderdeel d)
3.6 Ten aanzien van klachtonderdeel d) constateert de voorzitter dat uit het klachtdossier niet is gebleken dat verweerster aan klager heeft gezegd dat hij een toevoeging zou kunnen verkrijgen voor het vragen van een second opinion. Zodoende is het verwijt dat verweerster op dit punt klager onjuist geadviseerd heeft kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen e) en f)
3.7 Klachtonderdelen e) en f) betreffen de wijze waarop verweerster als advocaat de belangen van klager heeft behartigd. Bij de beoordeling van dergelijke klachten staat voorop dat elke advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit de eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van de cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat de cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak duidelijk onjuist optreedt en adviseert en bovendien de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
3.8 Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster in strijd met de hiervoor genoemde maatstaf heeft gehandeld en evenmin dat verweerster niet de belangen van klager heeft behartigd. Verweerster heeft bovendien deze klachtonderdelen gemotiveerd betwist, waarbij zij heeft gewezen op de expliciete instemming van klager met de handelwijze waarop klachtonderdelen e) en f) zien.
3.9 Klachtonderdelen e) en f) zijn dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel g)
3.10 Klachtonderdeel g) betreft het feit dat verweerster haar bijstand aan klager heeft neergelegd en zich heeft onttrokken aan het dossier. De voorzitter overweegt ten aanzien van dit klachtonderdeel dat het een advocaat steeds vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Wel dient een advocaat, wanneer hij besluit een verstrekte opdracht neer te leggen, dat op zorgvuldige wijze te doen en er voor zorg te dragen dat de cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt (vgl. gedragsregel 9). De advocaat dient deze beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, zodat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.
3.11 Het klachtdossier biedt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld bij het neerleggen van de zaak. Zij heeft klagers bemiddelingsverzoek aan de deken tijdens haar vakantie opgevat als vertrouwensbreuk en heeft de onttrekking tijdig gecommuniceerd. Klager ondervindt daardoor geen procedurele schade.
3.12 Zodoende oordeelt de voorzitter dat klachtonderdeel g) kennelijk ongegrond is.
3.13 Op grond van het voorgaande verklaart de voorzitter, met toepassing van artikel 46g lid 1 van de Advocatenwet, de klacht, ten aanzien klachtonderdelen a), b) en c), kennelijk niet-ontvankelijk en, ten aanzien van klachtonderdelen d), e), f) en g), kennelijk ongegrond.
BESLISSING
- verklaart klachtonderdelen a), b) en c) kennelijk niet-ontvankelijk;
- verklaart klachtonderdelen d), e), f) en g) kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 20 september 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 20 september 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.