Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:124

Zaaknummer

R. 4114/13.21

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De raad is bevoegd om kennis te nemen van de klacht aangezien verweerder op het moment van het binnenkomen van de klacht bij de raad nog kantoor hield in het arrondissement Den Haag.

Inhoudsindicatie

De raad heeft niet de relevante feiten kunnen vaststellen om te oordelen over het klachtonderdeel dat ziet op het niet door verweerder geregeld hebben van het verkrijgen van gefinancierde rechtsbijstand. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Inhoudsindicatie

Vaststaat dat verweerder een zitting niet heeft bijgewoond. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij zijn excuses heeft aangeboden, dat klager deze aanvaard heeft en dat daarmee de zaak van klager was afgedaan. Verweerder is voortgegaan met de behandeling van de zaak. In redelijkheid kan klager niet meer met goed gevolg klagen over dit nalaten van verweerder.

Inhoudsindicatie

De raad overweegt voorts dat verweerder vergaand tekortgeschoten is in de op hem rustende zorgplicht tegenover klager door na te laten hem deugdelijk op de hoogte te stellen omtrent de door klager aan te leveren stukken, alsmede de datum waarop deze uiterlijk aangeleverd dienden te zijn alsook de datum van de mondelinge behandeling. Verweerder heeft klager niet direct van de laatste mondelinge behandeling op de hoogte gesteld en ook niet, althans niet tijdig, verzocht om nadere gegevens en/of klager gewezen op de consequenties indien deze geen of te laat stukken zou inleveren.

Inhoudsindicatie

De drie klachtonderdelen zijn gegrond.

Inhoudsindicatie

Voor de gegrond bevonden klachtonderdelen wordt verweerder de maatregel van berisping opgelegd.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 23 januari 2013 met kenmerk R 12/13/28 cij, door de raad ontvangen op 24 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 juni 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure ter zake vaststelling kinderalimentatie in eerste aanleg en in hoger beroep.

2.2 Bij beschikking van 22 december 2009 heeft de rechtbank de door klager te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 250,= per maand met ingang van 21 juni 2008 tot 6 februari 2009 en op € 20,= met ingang van 6 februari 2009.

2.3 De wederpartij is op 18 maart 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank.

2.4 Bij brief van 19 april 2010 heeft verweerder klager verzocht om binnen een week stukken aan te leveren, zodat ten behoeve van een in hoger beroep te voeren verweer, een draagkrachtberekening kon worden gemaakt.

2.5 Bij brief van 26 april 2010 heeft klager financiële stukken aan verweerder verstrekt.

2.6 Op 29 april 2010 heeft verweerder een verweerschrift tevens inhoudende incidenteel appel bij het hof ingediend.

2.7 Bij brief van 19 mei 2010 heeft de Raad voor Rechtsbijstand het verzoek om een toevoeging af te geven in de zaak van klager afgewezen.

2.8 Bij brief van 25 mei 2010 heeft verweerder klager over de afwijzing en de mogelijkheid om een peiljaarverlegging te vragen geïnformeerd. Verweerder heeft klager daarbij een formulier ter zake peiljaarverlegging toegestuurd.

2.9 Op 28 mei 2010 heeft de wederpartij van klager een verweerschrift incidenteel appel ingediend.

2.10 Bij brief van 25 juni 2010 heeft de Raad voor Rechtsbijstand klager verzocht om aanvullende stukken.

2.11 Bij brief van 8 juli 2010 heeft klager de Raad voor Rechtsbijstand de verzochte stukken toegestuurd.

2.12 Bij beslissing van 13 juli 2010 is het verzoek om peiljaarverlegging toegewezen.

2.13 Bij brief van 14 juli 2010 heeft verweerder klager op de hoogte gesteld van de mondelinge behandeling die op 3 september 2010 in de zaak van klager is bepaald.

2.14 Bij brief van 19 juli 2010 heeft klager verweerder over de toewijzing van het verzoek om peiljaarverlegging en zijn persoonlijke situatie geïnformeerd.

2.15 Tijdens de mondelinge behandeling van 3 september 2010 is verweerder niet verschenen. In verband met de afwezigheid van verweerder heeft het hof de zaak van klager aangehouden en klager verzocht om tijdig voor de nieuw te bepalen zitting financiële stukken in te dienen.

2.16 Bij brief van 7 september 2010 heeft verweerder klager verzocht om inkomensgegevens te verstrekken.

2.17 Bij brief van 10 september 2010 heeft klager verweerder financiële stukken toegestuurd en hem over zijn positie geïnformeerd.

2.18 Bij brief van 28 december 2010 heeft verweerder klager op de hoogte gesteld van de mondelinge behandeling in zijn zaak op 6 januari 2011. In dezelfde brief heeft verweerder klager meegedeeld dat tot twee weken voor de zitting nog stukken bij het hof kunnen worden ingediend.

2.19 Bij e-mailbericht van 3 januari 2011 heeft klager verweerder zijn komst naar de zitting bevestigd en meegedeeld financiële stukken ter zitting mee te nemen.

2.20 Verweerder en klager zijn op 6 januari 2011 ter zitting verschenen.

2.21 Bij beschikking van 26 januari 2011 heeft het hof de alimentatieverplichting van klager met ingang van 6 februari 2009 op € 250,= per maand gesteld en overwogen dat klager in gebreke is gebleven met het indienen van stukken en onvoldoende het gestelde gebrek aan draagkracht aangetoond.

2.22 Bij brief met bijlagen van 25 november 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.23 Met ingang van 1 februari 2013 houdt verweerder kantoor in Prinsenbeek en niet langer in het arrondissement Rotterdam.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij

a. Het door klager verkrijgen van gefinancierde rechtsbijstand niet geregeld heeft;

b. De zitting van 3 september 2010 niet heeft bijgewoond;

c. Klager niet geïnformeerd en geadviseerd heeft over de in te dienen bewijsstukken;

d. Klager niet tijdig geïnformeerd heeft over de zittingsdatum van 3 september 2010 en 6 januari 2011;

e. Klager niet tijdig meegedeeld heeft wat de uiterste inzenddatum van stukken was voor beide zittingen;

f. Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling van 6 januari 2011 tegenstrijdige en onjuiste informatie aan het hof verstrekt over het inkomen van klager. 

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft voor klager tijdig een toevoeging aangevraagd en hem na de afwijzing geïnformeerd over de mogelijkheid om een peiljaarverlegging aan te vragen. Het kan verweerder niet verweten worden dat klager zelf contact met de Raad voor Rechtsbijstand heeft opgenomen. Bovendien is het verzoek om peiljaarverlegging gehonoreerd.

4.2 Verweerder heeft klager voor het niet bijwonen van de zitting van 3 september 2010 zijn excuses aangeboden. Daarmee was de zaak afgedaan en is verweerder verder gegaan met de belangenbehartiging van klager.

4.3 Klager is op 3 september 2010 zelf door het hof geïnformeerd over de noodzaak om stukken over te leggen. Klager kon de door hem op de zitting meegenomen stukken alstoen overleggen doch heeft er voor gekozen dit niet te doen. Klager was dus al vanaf deze zitting op de hoogte van de noodzaak om stukken in te dienen. Desondanks heeft klager verweerder niet meer stukken ter hand gesteld. Op basis van de informatie die klager nadien nog aan verweerder heeft verstrekt, heeft verweerder geconcludeerd dat klager  zijn stellingen niet nader kon onderbouwen. Verweerder heeft klager eerder verzocht om stukken in te dienen. Klager heeft hierop gereageerd. Verweerder valt derhalve geen verwijt te maken.

4.4 Vlak voor de mondelinge behandeling van 6 januari 2011 bleek verweerder dat klager niet opgeroepen was voor de zitting. Verweerder heeft klager aanstonds van de behandeling op de hoogte gesteld en heeft daarvoor abusievelijk gebruik gemaakt van een standaardbrief. Klager heeft verweerder in reactie meegedeeld financiële stukken naar de zitting mee te nemen. Ter zitting heeft verweerder slechts de stellingen van klager verwoord. Verweerder heeft op correcte wijze de belangen van klager behartigd.

 

5 BEOORDELING

Bevoegdheid raad

5.1 Gelet op het feit dat verweerder op het moment van het binnenkomen van de klacht bij de raad nog kantoor hield in het arrondissement ’s-Gravenhage, is de raad bevoegd kennis te nemen van de klacht en de klacht verder af te handelen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2 Aan de hand van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld wat de voor de beoordeling van het klachtonderdeel relevante feiten zijn.

5.3 Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.4 Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij klager voor het niet ter zitting verschijnen zijn excuses heeft aangeboden, dat deze aanvaard zijn en dat de zaak daarmee voor klager was afgedaan.

5.5 Gelet op het vorenstaande kan klager in redelijkheid niet meer met goed gevolg klagen over dit nalaten van verweerder.

5.6 Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c tot en met e

5.7 Het behoort tot de zorgplicht van de advocaat ten opzichte van zijn cliënt om deze tijdig en volledig op de hoogte te stellen van ontwikkelingen in zijn zaak, data van mondelinge behandelingen en zijn cliënt tijdig en volledig te informeren over de benodigde stukken en de uiterste datum waarop stukken dienen te worden overgelegd aan het hof.

5.8 Verweerder heeft gelet op de stellingen van klager verzuimd om deugdelijk te onderbouwen dat hij klager tijdig en volledig op de hoogte heeft gesteld van de aan te leveren stukken, de door verweerder nog benodigde stukken, de datum waarop deze uiterlijk aangeleverd diende te zijn alsook de datum van de mondelinge behandeling. Verweerder heeft immers ten aanzien van het laatste punt erkend dat hij klager niet direct van de laatste mondelinge behandeling op de hoogte heeft gesteld. Verweerder heeft klager bovendien niet althans niet tijdig verzocht om nadere gegevens en/of klager gewezen op de consequenties indien deze geen of te laat stukken zou inleveren.

5.9 Verweerder is door diens nalaten vergaand tekort geschoten in de op hem rustende zorgplicht tegenover klager.

5.10 De klachtonderdelen zijn gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel f

5.11 Op basis van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting is niet komen vast te staan wat de gang van zaken ter zitting is geweest en of en zo ja, in hoeverre verweerder tekort geschoten zou zijn in het behartigen van de belangen van klager ter zitting.

5.12 Het klachtonderdeel is ongegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen c tot en met e gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder voor de gegrond bevonden klachtonderdelen de maatregel op van berisping.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2013.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl