Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4509

Zaaknummer

13-122A

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar over aanvragen van toevoegingen voor niet-bestaande zaken. Misbruik van High Trust convenant. Gegrond. Schrapping

Uitspraak

Beslissing van 19 juni 2013

in de zaak 13-122A

naar aanleiding van het bezwaar van:

de  orde van advocaten

in het arrondissement Amsterdam

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam   

gemachtigde: mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 mei 2013 met kenmerk 4013-0652, door de raad ontvangen op 16 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 28 mei 2013 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van adjunct-secretaris mevrouw mr. van O., en verweerder, bijgestaan door mr. van L.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken alsmede van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is op 15 februari 2012 beëdigd en was van 20 februari 2012 tot 1 april 2013 als stagiaire-ondernemer werkzaam bij K advocaten, van welk kantoor mr. J. zijn patroon was.

2.3 Per 1 april 2013 heeft verweerder een kamer gehuurd op het kantoor B advocaten en zijn praktijk verplaatst.

2.4 De raad van toezicht heeft op 19 april 2013 geconstateerd dat verweerder sinds 1 april 2013 zonder een goedgekeurde patroon werkzaam was. Op grond daarvan is de stage van verweerder van rechtswege opgeschort in de zin van artikel 5 van de Stageverordening 2012.

2.5 K advocaten heeft de deken bij brief van 2 april 2013 geïnformeerd over 28 door de Raad voor Rechtsbijstand aan verweerder verstrekte toevoegingen.  Deze toevoegingen heeft verweerder gedurende de voorafgaande weken, op grond van het High Trust convenant tussen K advocaten en de Raad voor Rechtsbijstand, aangevraagd en gedeclareerd. Deze toevoegingen zagen op vijf verschillende personen en zijn alle gedeclareerd als adviesdossiers. Aan elk van deze dossiers was zes uur of meer besteed.

2.6 Mr. H.M. Meijerink, lid van de raad van toezicht en mentor van verweerder, heeft verweerder op 3 april 2013 bezocht en om inzage gevraagd in de dossiers waar de toevoegingen op zien, inclusief de urenspecificaties, correspondentie e.d. Naar aanleiding van zijn onderzoek heeft mr. Meijerink op 4 april verweerder geschreven:

"Zoals ik u gisteren na ons gesprek al heb gezegd heb ik de sterke indruk gekregen dat u weinig tot geen werk heeft verzet in de ongeveer 28 dossiers die u mij toonde.  

In geen enkel dossier bevond zich een brief van uw zijde. Ook ontbraken aantekeningen. U heeft ook toegegeven dat u in deze dossiers geen brieven heeft gestuurd, omdat daarvoor geen aanleiding was. In geen van de dossiers (op twee of drie na) bevond zich overigens een beschikking of ander schrijven dat de aanleiding zou kunnen zijn voor een juridische vraag.

Alle dossiers waren door u in februari of maart 2013 ingenomen en in maart gedeclareerd. In alle dossiers heeft u meer dan 6 uur gedeclareerd.  

Ik heb de deken gerapporteerd. Ik ga er daarom van uit dat tot een formeel onderzoek wordt besloten."

2.7 Op 18 april 2013 heeft mr. Van O., adjunct-secretaris van de deken, samen met een onderzoeker bij de Raad voor Rechtsbijstand verweerder op zijn (nieuwe) kantoor bezocht en daar 32 dossiers onderzocht. De Raad voor Rechtsbijstand heeft naar aanleiding van dit bezoek en het toen uitgevoerde onderzoek geconcludeerd:

"Verweerder vraagt onrechtmatig toevoegingen aan. Omdat zijn dossiers in veel gevallen leeg zijn in combinatie met het feit dat deze toevoegingen zijn aangevraagd voor vrienden en familie is in ieder geval de schijn opgewekt dat er mogelijk geen zaken zijn. Dit wordt bevestigd door onwaarschijnlijke urenbestedingen en discrepanties in data."

2.8 De Raad voor Rechtsbijstand kondigt in zijn verslag aan verweerder sancties op te leggen:

"Ik stel voor [verweerder] onvoorwaardelijk uit te schrijven en de vastgestelde declaraties in de onrechtmatig verstrekte toevoegingen terug te vorderen. In verband met de opmerkingen in het steekproefverslag stel ik voor om alle door [verweerder] aangevraagde toevoegingen in de massa te betrekken. Mogelijkheid voor strafrechtelijke vervolging onderzoeken."

3 BEZWAAR

3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat  hij toevoegingen heeft aangevraagd en gedeclareerd voor zaken, waarin hij niet daadwerkelijk rechtsbijstand heeft verleend.

3.2 Ter onderbouwing van zijn bezwaar voert de deken aan dat vrijwel alle toevoegingen zijn aangevraagd voor familieleden en bekenden van verweerder, de dossiers waarvoor verweerder toevoegingen heeft aangevraagd in veel gevallen leeg zijn en er in veel dossiers sprake is van onwaarschijnlijke urenbestedingen (van per dossier steeds ongeveer 6 uur) en discrepanties in data. 

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat de Raad voor de Rechtsbijstand hem straft voor de gestelde onrechtmatige toevoegingsaanvragen. Op grond van het ne bis in idem-beginsel kan de deken daarom niet (ook) in zijn bezwaar worden ontvangen.

4.2 Verweerder erkent dat hij dossiers heeft geopend en toevoegingen heeft aangevraagd voor, in inhoudelijk opzicht, minimale kwesties. Hij stelt door familieleden en bekenden gevraagd te zijn om hen in deze zaken rechtsbijstand te verlenen. Achteraf gezien had hij niet voor elk dossier een toevoeging moeten aanvragen.

5 BEOORDELING

5.1 De deken is op grond van artikel 46f lid 1 Advocatenwet bevoegd om zijn bezwaar aan de raad voor te leggen. Deze bevoegdheid staat los van en dient ter bescherming van een ander doel dan de door de Raad voor Rechtsbijstand (vooralsnog slechts) aangekondigde maatregelen van uitschrijving bij de Raad voor Rechtsbijstand, de terugvordering van ten onrechte betaalde toevoegingsvergoedingen en/of strafrechtelijk onderzoek. Het beroep van verweerder op het ne bis in idem-beginsel faalt.

5.2 De Raad toetst of verweerder gedragsregel 1 voor advocaten heeft geschonden. Deze regel luidt: “De advocaat dient zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad.”

5.3 Bij de beoordeling van het bezwaar neemt de raad in aanmerking dat verweerder ter zitting heeft erkend dat de circa 30 dossiers, die door de Raad voor Rechtsbijstand en door vertegenwoordigers van de deken zijn onderzocht, betrekking hebben op 5 familieleden en bekenden en dat daarin uiteindelijk geen eigen bijdrage is betaald. Voorts heeft verweerder ter zitting erkend dat niet elk dossier inhoudelijk van voldoende gewicht was om een toevoegingsvaststelling te rechtvaardigen.

5.4 Verweerder heeft de raad geen uitleg gegeven over de inhoud van de diverse dossiers en evenmin van zijn werkzaamheden daarin. Hij verklaart zijn urenbestedingen in de diverse dossiers met de urenlange (telefoon)gesprekken die hij in elk dossier met zijn cliënt heeft gevoerd. Voor de geconstateerde discrepanties in data heeft hij geen verklaring, anders dan dat hij zo snel mogelijk na binnenkomst van een nieuwe zaak een toevoeging heeft aangevraagd.

5.5 Doordat verweerder ter zitting geen verslag kan doen van de inhoud van zijn volgens de tijdschrijflijsten uitgebreide (en relatief recent voor de zitting gevoerde) gesprekken met deze cliënten en niet meer weet waar de dossiers exact over gingen, concludeert de raad dat zeer onwaarschijnlijk is dat deze  familieleden en bekenden zich daadwerkelijk met juridische vraagstukken tot verweerder hebben gewend voor rechtsbijstand. De twijfel wordt versterkt door het feit dat verweerder niet aantoonbaar eigen bijdragen van deze cliënten heeft geïncasseerd, althans deze naar eigen zeggen contant heeft ontvangen en meteen weer heeft teruggegeven. Ook op dit punt ontbreekt iedere vastlegging in de dossiers, die door Mr. H.M. Meijerink en de Raad voor Rechtsbijstand zijn onderzocht.

5.6 Daarbij komt de verklaring van verweerder dat hij de tijdschrijflijsten en de in slechts enkele dossiers aangetroffen opdrachtbevestigingen thuis heeft opgemaakt, op zelf nagemaakt briefpapier van zijn voormalig kantoor.  De verklaringen voor de leegte van de fysieke dossiers, te weten dat verweerder Outlook niet meer zou kunnen raadplegen terwijl daar nou juist veel in zou staan, en geen noodzaak zag voor schriftelijke vastlegging van gesprekken en zijn geringe advisering, komen evenmin geloofwaardig over.

5.7 De raad moet vaststellen dat verweerder wekenlang stelselmatig misbruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om, op grond van het High Trust convenant van zijn toenmalige kantoor, toevoegingsvaststellingen te verkrijgen. Dit heeft hij gedaan door dossiers aan te maken voor niet bestaande rechtsbijstandverzoeken en door toevoegingen aan te vragen voor "cliënten", waarvan allerminst vaststaat dat zij daadwerkelijk rechtsbijstand zochten. Door dit te doen heeft verweerder de hiervoor onder 5.2 weergegeven gedragsregel en ook overigens de norm van artikel 46 Advocatenwet geschonden.

5.8 De raad zal het dekenbezwaar dan ook gegrond verklaren.

6 MAATREGEL

6.1 De handelwijze van verweerder schept een beeld van een advocaat die zich niet bewust is van de verplichtingen die passen bij één van de kernwaarden van de advocatuur, te weten integriteit, welke kernwaarde ook de financiële integriteit omvat. Door misbruik te maken van het High Trust convenant van zijn toenmalige kantoor, door de schijn te wekken zaken voor cliënten in behandeling te hebben genomen vanwege de daartoe te verkrijgen toevoegingen en door achteraf het niet daadwerkelijk bestaan van deze zaken te trachten maskeren door opdrachtbevestigingen en tijdschrijflijsten te fabriceren en te antedateren, heeft verweerder deze kernwaarde wezenlijk veronachtzaamd.

6.2 Daarmee heeft verweerder het aanzien van de advocatuur aangetast. Hij heeft kennelijk zijn eigen belang laten prevaleren boven die van het aanzien van de beroepsgroep. Het vertrouwen dat de Raad voor Rechtsbijstand zijn voormalige kantoor heeft geschonken door het afsluiten van een High Trust convenant heeft hij ernstig geschonden.

6.3 Het gegrond verklaarde bezwaar ziet op tientallen dossiers. Verweerder heeft in al deze dossiers belangrijke regels, geldend zowel binnen de advocatuur  als tussen de Raad voor Rechtsbijstand en de advocatuur, overtreden.

6.4 De schending van de kernwaarde integriteit raakt de kern van het beroep van de advocaat. De misstappen van verweerder hebben daarom schade toegebracht aan het vertrouwen in de advocatuur.

6.5 Verweerder heeft geen inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelen en is niet uit eigen beweging bereid tot terugbetaling aan de Raad voor Rechtsbijstand. Daardoor heeft hij niet aangetoond dat enige verbetering en wijziging in zijn opstelling is te verwachten. De raad komt dan ook tot de conclusie dat het niet verantwoord is dat verweerder nog langer als advocaat de praktijk uitoefent.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het bezwaar gegrond;

- legt verweerder de maatregel op van schrapping van het tableau, ingaande op de

tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

 

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, A.S. Kamphuis, R. Lonterman, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl