Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4192

Zaaknummer

12-327A (1) + 12-327A (2)

Inhoudsindicatie

Klacht en dekenbezwaar. Verweerster zou zich in door haar bij het gerechtshof ingediende stukken onnodig grievend over klager hebben uitgelaten. Klacht ongegrond. Dekenbezwaar gegrond nu verweerster niet heeft gereageerd op verzoeken van de deken. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 16 april 2013

in de zaak 12-327A (1) 

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

en in de zaak 12-327A (2)

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 25 oktober 2012 met kenmerk 1112-789, door de raad ontvangen op 26 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht en het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 februari 2013 in aanwezigheid van de deken en verweerster. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad alsmede van de stukken genummerd 1 tot en met 10, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is verwikkeld in diverse geschillen met zijn ex-partner. In deze geschillen wordt klager bijgestaan door mr. M. De ex-partner van klager wordt daarin bijgestaan door verweerster.

2.3 Op 18 december 2010 heeft klager zijn ex-partner mishandeld. De ex-partner van klager heeft daarvan op diezelfde dag aangifte bij de politie gedaan en klager is daarvoor in juli 2011 door de politierechter veroordeeld.

2.4 De ex-partner van klager en klager hebben na 18 december 2010 nog enige weken in hun gezamenlijke woning doorgebracht. Eind januari 2011 is de ex-partner van klager naar een andere woning verhuisd.

2.5 Tussen klager en zijn ex-partner zijn vervolgens verschillende procedures gevoerd. In een door verweerster ten behoeve van haar cliënte (de ex-partner van klager) bij het gerechtshof ingediend schriftuur staan de volgende passages:

“Op 30.1.2011 heeft de vrouw hals over kop het appartement verlaten na te zijn mishandeld door de man en sindsdien woont zij weer in de Eekhoornstraat.”

en:

“Na mishandeling door de man, moest de vrouw het appartement verlaten.”

2.6 Klager heeft zich over het handelen van verweerster beklaagd bij de deken. De deken heeft verweerster bij brieven van 31 mei 2012, 5 juli 2012 en 25 juli 2012 gevraagd om een reactie op de klacht te geven. Deze reactie is uitgebleven.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster zich in het door haar bij het gerechtshof ingediende stuk onnodig grievend over klager heeft uitgelaten door daarin de stellingen zoals hierboven omschreven onder 2.5 op te nemen.

3.2 Ter toelichting op zijn klacht merkt klager op dat van enige mishandeling voor of na 18 december 2010 geen sprake is geweest. Na 18 december 2010 hebben partijen nog gezamenlijk de kerstdagen en de eerste weken van januari 2011 doorgebracht, waarna de ex-partner van klager de woning pas eind januari 2011 heeft verlaten. Door voornoemde passages op te nemen in de stukken die zijn ingediend bij het gerechtshof, heeft verweerster willen doen voorkomen dat klager zijn ex-partner meerdere malen zou hebben mishandeld en dat zij als gevolg daarvan de woning eind januari 2011 zou zijn ontvlucht. Daarmee heeft verweerster zich onnodig grievend over klager uitgelaten, hetgeen in strijd is met gedragsregel 31.

4 DEKENBEZWAAR

4.1 Het dekenbezwaar houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster niet heeft gereageerd op de diverse verzoeken van de deken om een reactie op de klacht. Daardoor wordt de deken in het uitoefenen van zijn functie belemmerd.

5 VERWEER

5.1 Ter zitting heeft verweerster gesteld dat de ex-partner van klager meerdere malen door klager is mishandeld. Verweerster heeft gesteld dat klager zijn ex-partner ook na 18 december 2010 nog heeft mishandeld en dat de ex-partner van klager de woning eind januari 2011 heeft verlaten nadat zij de avond daarvoor nog een laatste klap had gekregen. De avond voordat haar cliënte de woning verliet, is zij dus nog geslagen ook al is klager daar niet voor veroordeeld. Op grond daarvan heeft verweerster in de stukken bij het gerechtshof gesteld dat haar cliënte de woning hals over kop heeft verlaten.

5.2 Ten aanzien van het dekenbezwaar stelt verweerster dat zij niet op de berichten van de deken heeft gereageerd omdat zij geïrriteerd was over het feit dat de deken haar verzoek om bemiddeling in een kwestie die betrekking had op de gemachtigde van klager, mr. M, had afgewezen.

6 BEOORDELING

In de zaak 12-327A-1:

6.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van de wederpartij van klager heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

6.2 Volgens klager heeft verweerster zich onnodig grievend over hem uitgelaten. De raad oordeelt als volgt.

6.3 Uit de hiervoor weergegeven toelichting op de klacht en het verweer van verweerster wordt duidelijk dat partijen van mening verschillen over de vraag of klaagster alleen op 18 december 2010 is mishandeld of dat dit veel vaker en ook nadien nog heeft plaatsgevonden. Tegenover de verklaring van de gemachtigde van klager dat klager zijn ex-partner alleen op 18 december 2010 heeft mishandeld, heeft verweerster ter zitting gesteld dat klager zijn ex-partner meerdere malen heeft mishandeld. Klager zou zijn ex-partner  de avond voordat zij de woning verliet nog hebben geslagen, ook al is klager daarvoor niet veroordeeld. Ter onderbouwing van deze stellingen, heeft verweerster passages uit het proces-verbaal behorend bij de aangifte van 18 december 2010 voorgelezen.

6.4 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid om de belangen van haar cliënte te behartigen op de manier die haar goeddunkt, niet heeft overschreden en dat de klacht derhalve ongegrond is.

In de zaak 12-327A-2:

6.5 De Advocatenwet geeft de deken de opdracht de bij hem ingediende klachten over advocaten in zijn arrondissement te onderzoeken. In de gedragsregels voor advocaten is in dit verband bepaald dat de advocaat tegen wie een tuchtrechtelijk onderzoek is ingesteld, verplicht is alle gevraagde inlichtingen direct te verstrekken. In die verplichting is verweerster tekortgeschoten door niet te reageren op het verzoek van de deken om een reactie op de klacht, ook niet na twee rappels. Aldus heeft verweerster naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Het dekenbezwaar is derhalve gegrond.

7 MAATREGEL

7.1 Bij de op te leggen maatregel naar aanleiding van het dekenbezwaar betrekt de raad enerzijds dat hij onlangs een identiek dekenbezwaar tegen verweerster gegrond heeft geoordeeld en anderzijds dat verweerster ter zitting inzicht (uiteindelijk) inzicht heeft getoond in het onjuiste van haar handelen en heeft toegezegd dat het haar nooit meer zal gebeuren. De raad acht de maatregel van een waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond;

- verklaart het dekenbezwaar gegrond;

- legt aan verweerster ter zake van het dekenbezwaar op de maatregel van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, J.M. van de Laar, M. Pannevis, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van dinsdag 16 april 2013.

 

griffier   voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van de beslissing op de klacht kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

-   de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam

-   de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van de beslissing op het dekenbezwaar kan hoger worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl