Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:120

Zaaknummer

L229-2013

Inhoudsindicatie

Geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waarom 4 jaar is gewacht met het indienen van de klacht. Klacht kennelijk niet ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 20  augustus 2013

in de zaak L 229 – 2013

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

1.    A

2. B

 

klaagsters

 

 

tegen:

 

 

C

 

verweerster

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement van 19 juli 2013 met kenmerk D , door de raad ontvangen op 22 juli 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerster heeft klaagster sub 1 en haar ex-echtgenoot in de periode van juni 2009 - januari 2010 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft op 29 juli 2009 een concept-echtscheidingsconvenant aan partijen toegezonden, welk convenant op 31 augustus 2009 door partijen is ondertekend. Verweerster heeft op 3 september 2009 namens partijen een  gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend, onder overlegging van voormeld echtscheidingsconvenant.

1.2         Op 4 november 2009 is de echtscheiding tussen klaagster sub 1 en haar ex-echtgenoot uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 18 januari 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Verweerster heeft partijen hiervan bij brief dd. 21 januari 2010 op de hoogte gesteld en hen bericht dat zij overging tot sluiting en archivering van haar dossier.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster de door de accountant en de ex-echtgenoot van klaagster aangedragen gemeenschappelijke vermogensbestanddelen, zonder deze op juistheid te controleren, in het echtscheidingsconvenant heeft opgenomen, waardoor klaagster sub 2 een schuld in plaats van een spaartegoed toebedeeld heeft gekregen.

 

3.           VERWEER    

Primair:

3.1         De klacht is tardief. Het dossier is door verweerster in januari 2010 gesloten en gearchiveerd. Verweerster heeft dit bij brief dd. 21 januari 2010 aan klaagster sub 1 bevestigd. Klaagsters hebben zich pas 3 ½ jaar daarna tot de deken gewend. Verweerster mag er van uitgaan dat zij zich na een zo lange periode niet meer hoeft te verantwoorden. Klaagster sub 2 is bovendien niet-ontvankelijk omdat zij niet betrokken is geweest bij de echtscheidingsprocedure. Er was geen sprake van een derdenbeding in het convenant.

Subsidiair:

3.2         Klaagster sub 1 heeft zich begin 2009 met haar ex-echtgenoot tot hun accountant gewend in verband met een door hen gewenste echtscheiding. Partijen hebben in overleg met de accountant een lijst van vermogensbestanddelen die voor verrekening in aanmerking kwamen opgesteld, waarbij partijen ook overleg hebben gehad over de waardes die aan de vermogensbestanddelen toegekend moesten worden. Deze lijst is, anders dan klaagster sub 1 stelt, niet alleen door de accountant en de wederpartij aangedragen, maar was door partijen in onderling overleg opgesteld.

3.3         Op 29 juni 20109 hebben klaagster sub 1 en haar ex-echtgenoot zich tot verweerster gewend. Tijdens dit gesprek is de lijst met vermogensbestanddelen doorgenomen met partijen. Klaagster heeft nimmer aangegeven dat de door partijen gemaakte vermogensopstelling en/of de daaraan toegekende waardes niet juist zouden zijn. Verweerster mocht derhalve van de juistheid daarvan uitgaan, zeker nu een accountant als deskundige bij de opstelling daarvan betrokken was geweest. Overigens blijkt uit de door klaagsters overgelegde gegevens dat op lijst met vermogensbestanddelen stond vermeld dat de spaarrekening 072.64.49.695 een negatief saldo vertegenwoordigde van €20.899,00.

               

4.           ONTVANKELIKHEID VAN DE KLACHT

4.1          In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van een verweer tot niet-tijdige indiening van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd. De voorzitter zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

 

4.2         Verweerster heeft klaagster sub 1 in de periode van 29 juni 2009 –  21 januari 2010 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft in juli  2009 een concept-echtscheidingsconvenant opgesteld, waarin verweerster een aan haar aangereikt overzicht van vermogensbestanddelen heeft opgenomen. Partijen hebben het convenant ondertekend, waarna verweerster een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding heeft ingediend. Klaagsters hebben zich bij brief dd. 1 april 2013 , derhalve bijna 4 jaar na het opmaken van het concept, met een klacht ter zake van de inhoud van het convenant  tot de deken gewend.

4.2         Nu door klaagster geen concrete feiten en omstandigheden zijn aangevoerd, waarom zij zo lang hebben gewacht met het indienen van hun klacht, dient de rechtszekerheid voor verweerster dat de door haar verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een zo lange termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld te prevaleren.  De voorzitter zal de klacht op grond hiervan als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

4.3         Nu de klacht op grond van het bovenstaande als kennelijk niet-ontvankelijk zal worden afgewezen komt de voorzitter niet meer toe aan de beoordeling van het verweer dat klaagster sub 2 als niet belanghebbende niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, noch aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 20 augustus 2013.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2013

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klaagsters

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.