Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:183

Zaaknummer

13-161

Inhoudsindicatie

Verweerder diende er met klaagster op toe te zien dat de te nemen stappen onderling congruent zouden zijn. Het maken van bezwaar tegen salarisstopzetting kon gelden als een van die stappen. Uit een oogpunt van kostenbesparing was afgesproken dat klaagster zelf bezwaar zou indienen. De waarnemer van verweerder heeft klaagster bericht dat klaagster nog even moest wachten met indiening daarvan. Het had vervolgens op de weg van verweerder gelegen om, na terugovername van de zaak van zijn waarnemer, toe te zien op het tijdig indienen van dat concept door klaagster.

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft dat nagelaten. Dit onderdeel van de klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 16 december 2013

in de zaak 13-161

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 3 juli 2013 met kenmerk K 13/21, door de raad ontvangen op 4 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 oktober 2013 in aanwezigheid van zowel klaagster als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In het geschil van klaagster met haar toenmalige werkgever, [A], is verweerder vanaf januari 2012 opgetreden als klaagsters advocaat. Tijdens een korte afwezigheid is de behandeling van deze zaak waargenomen door zijn kantoorgenote mr. [N].

2.3    Kort en goed ging het geschil over de vraag of klaagster in staat was haar werk te hervatten of niet. Zij meende van niet. De bedrijfsarts en later het UWV oordeelden echter dat klaagster wel degelijk haar werk moest hervatten. Verweerder heeft overeenkomstig geadviseerd. Klaagster heeft het werk niet hervat, hetgeen leidde tot maatregelen aan de zijde van [A]. Eerst werd de loonbetaling stopgezet en vervolgens werd disciplinair ontslag aangezegd.

2.4    Verweerder  heeft namens klaagster onderhandeld met [A] over een regeling om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Zijn contactpersoon bij [A] was enige tijd de heer [O], een broer van een kantoorgenoot van verweerder. Daarna heeft [A] een advocaat ingeschakeld. De onderhandelingen hebben niet tot overeenstemming geleid.

2.5    Op 11 mei 2012 heeft klaagster een concept-bezwaarschrift tegen de loonstopzetting aan mr. [N] gemaild. Mr. [N] heeft haar toen per mail van 11 mei 2012 geadviseerd dit bezwaarschrift nog niet te verzenden. Dat hing, zo begrijpt de raad, samen met de omstandigheid dat zij met de advocaat van [A] in overleg was over een regeling. Verweerder heeft op 14 mei 2012 met klaagster contact opgenomen. Hij en klaagster verschillen van mening wat toen besproken is over indiening van het bezwaarschrift.

2.6    Over het voornemen tot het geven van de disciplinaire strafontslag. heeft op 27 juni 2012 een hoorzitting plaats gevonden.

2.7    Kort voor de hoorzitting heeft verweerder ontdekt dat klaagster het bezwaarschrift tegen de salarisstopzetting niet had ingediend. Hij heeft haar toen aangeraden dat alsnog met spoed te doen. Klaagster heeft haar bezwaar op 22 juni 2012 ingediend. Tijdens de hoorzitting over het ontslagvoornemen is vastgesteld dat het bezwaar tegen de salarisstopzetting wegens overschrijding van de termijn niet ontvankelijk was en dat er geen behoefte bestond aan een aparte hoorzitting daarover.

2.8    Na afloop van de hoorzitting hebben klaagster en verweerder het verloop van de zitting nabesproken.

2.9    Op 25 juli 2012 ontving zij een declaratie van € 1.155,88 betreffende de werkzaamheden voor de hoorzitting.

2.10    Bij brief d.d. 14 augustus 2012 heeft klaagster zich bij verweerders kantoor over verweerder beklaagd. Die klacht is door de klachtenfunctionaris onderzocht. Dit heeft echter niet tot een oplossing mogen leiden.

2.11    Bij brief met bijlagen van 11 februari 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder

a)    onduidelijke en tegenstrijdige adviezen heeft gegeven;

b)    niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit tot salarisstopzetting;

c)    zich tijdens de hoorzitting op 27 juni 2012 onvoldoende heeft ingespannen;

d)    zich niet heeft gehouden aan de afspraak dat de kosten van rechtsbijstand met betrekking tot die hoorzitting niet in rekening zouden worden gebracht;

e)    de opdracht van klaagster om haar belangen te behartigen heeft aanvaard in de wetenschap dat een kantoorgenoot van verweerder een broer is van de secretaris van de Kamer, en klaagster daarover niet heeft geïnformeerd.

4    VERWEER

4.1    Het verweer van verweerder tegen de klacht zal door de raad worden betrokken in de beoordeling van de afzonderlijke onderdelen daarvan.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Het verwijt dat verweerder onduidelijke en tegenstrijdige adviezen heeft gegeven is door klaagster onvoldoende geconcretiseerd. Haar opmerking ter zitting dat de telefonische adviezen afweken van hetgeen vervolgens op papier aan haar werd bevestigd is door verweerder gemotiveerd weersproken. Dit is dan ook niet komen vast te staan. Uit de door haar en verweerder aan de deken overgelegde stukken blijkt daarvan niet. Ten aanzien van de advisering rond de indiening van haar bezwaarschrift tegen de salarisstopzetting zal onder b) een zelfstandig oordeel worden gegeven. Voor het overige is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    De beslissing van [A] om het salaris van klaagster stop te zetten toen zij niet voldeed aan de sommatie om op 7 mei 2012 op haar werk te verschijnen kan niet los worden gezien van het proces waarin klaagster trachtte te komen tot een regeling beëindiging dienstverband. Verweerder diende er dan ook met klaagster op toe te zien dat de te nemen stappen onderling congruent zouden zijn. Het maken van bezwaar tegen voormelde beslissing kon gelden als een van die stappen. Voldoende is komen vast te staan dat verweerder met klaagster uit een oogpunt van kostenbesparing had afgesproken dat zij zelf dat bezwaar zou indienen. Klaagster heeft het bezwaar in concept aan verweerder (althans zijn waarnemer) toegezonden. De waarnemer van verweerder heeft klaagster bericht dat klaagster nog even moest wachten met indiening daarvan. Het had vervolgens op de weg van verweerder gelegen om, na terugovername van de zaak van zijn waarnemer, toe te zien op het tijdig indienen van dat concept door klaagster.

5.3    De raad is dan ook van oordeel dat verweerder de bezwaartermijn diende te bewaken. Daarover mocht geen misverstand bestaan. Verweerder heeft echter nagelaten om voldoende duidelijk met klaagster te communiceren dat en wanneer zij voor indiening van het bezwaarschrift zorg diende te dragen. Daaraan kan niet afdoen dat klaagster uit het besluit van [A] had kunnen afleiden wanneer het bezwaar ingediend had moeten worden. In zoverre is verweerder tekort geschoten in de zorg die hij jegens klaagster diende te betrachten, en is dit klachtonderdeel gegrond.

Ad klachtonderdeel c

5.4    Klaagster heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat verweerder zich tijdens de hoorzitting onvoldoende voor haar heeft ingespannen. Uit het verslag van die hoorzitting blijkt dat verweerder diverse malen het woord heeft gevoerd, heeft aangestuurd op begrip aan werkgeverszijde voor het feit dat klaagster niet bij machte was het werk te hervatten en erop heeft gewezen dat ten onrechte niet is ingegaan op het verzoek van klaagster om te zoeken naar een oplossing. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel d

5.5    Verweerder heeft weersproken dat hij na de hoorzitting met klaagster heeft afgesproken dat hij de daarmee gemoeide tijd niet in rekening zou brengen. Volgens verweerder is sprake van een misverstand. Na de hoorzitting heeft hij even met klaagster willen napraten, maar zij wilde dat niet, bezorgd als zij was voor de daarmee gemoeide extra kosten. Daarop heeft hij haar toegezegd dat hij die tijd van het nagesprek niet aan haar in rekening zou brengen. Dat heeft hij ook niet gedaan. Nu een verdergaande toezegging niet is komen vast te staan is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ad klachtonderdeel e

5.6    Verweerder heeft tegen dit onderdeel van de klacht naar voren gebracht dat hij zich, toen hij klaagsters zaak in behandeling nam, wel heeft gerealiseerd dat de directiesecretaris van [A] een broer was van een kantoorgenoot van hem, en ook met deze kantoorgenoot heeft besproken of deze daarin een beletsel zag dat hij voor klaagster op zou treden. Zijn kantoorgenoot zag er geen bezwaar in dat verweerder op zou treden voor klaagster. Verweerder erkent dat hij er beter aan had gedaan dit ook met klaagster te bespreken en af te stemmen en niet louter als een interne aangelegenheid van kantoor op te vatten.

5.7    De raad acht het ongelukkig dat verweerder bij aanvang van de dienstverlening niet ook met klaagster bij deze omstandigheid heeft stil gestaan. Naar het oordeel van de raad is echter voldoende gebleken dat verweerder zich bij zijn bijstand aan klaagster alleen door haar belang en niet door enig ander belang heeft laten leiden. De raad wijst dan ook dit onderdeel van de klacht als ongegrond af.

 

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de aard en ernst van het aan verweerder te maken verwijt en gelet op het feit dat aan verweerder niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd volstaat de raad met oplegging van na te noemen maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

klachtonderdeel b is gegrond, de klachtonderdelen a, c, d en e zijn ongegrond;

aan verweerder wordt terzake het gegrond bevonden onderdeel de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, F.A.M. Knüppe, H.H. Tan en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013.

griffier    voorzitter