Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4129

Zaaknummer

R. 4124/13.31

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft onbetwist gesteld dat eerdere klachten tegen hem door klager over het feit dat hij zijn schoonzuster bijstaat door de voorzitter van de raad kennelijk ongegrond dan wel kennelijk niet-ontvankelijk zijn verklaard en het verzet tegen deze beslissing door de raad ongegrond is verklaard. Voorts heeft verweerder gemotiveerd gesteld dat hij er nooit een geheim van heeft gemaakt dat zijn cliënte zijn schoonzuster is en dat hij vanwege het groot aantal tegen haar aanhangig gemaakte procedures haar kosteloos bijstaat. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder de gestelde gedragsregels heeft overtreden. 

Inhoudsindicatie

Klachtenonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken voor de Orde bij de Hoge Raad der Nederlanden van 4 februari 2013, door de Raad ontvangen op 5 februari  2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerder behartigt de belangen van mevrouw B., zijn schoonzuster, in een aantal procedures tegen haar voormalig echtgenoot, de voormalig cliënt van klager.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klager verwijt verweerder in het bijzonder dat hij:

a.    door het indienen van een drietal tuchtrechtelijke klachten tegen klager zich schuldig maakt aan chantage, nu verweerder hiermee heeft trachten te bewerkstelligen dat klager zijn bijstand aan zijn cliënt zal staken. Het vorenstaande klemt temeer nu verweerder niet bij de deken heeft gemeld dat hij familie is van zijn cliënte en haar kosteloos bijstaat. Verweerder heeft de gedragregels 1, 17, 30 en 31 overtreden en het heeft er alle schijn van dat verweerder zijn positie als voormalig deken misbruikt;

b.    zich onnodig grievend en kwetsend heeft uitgelaten jegens klager door te stellen dat klager verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van zijn vader, mr. S., en dat beide mannen ‘inwisselbaar’ zouden zijn. Verweerder handelt derhalve in strijd met de gedragsregels 1, 30 en 31;

c.    heeft getracht de Raad voor Rechtsbijstand te bewegen tot het niet afgeven dan wel intrekken van een toevoeging;

d.    zich niet aan de afspraak heeft gehouden dat hij zijn klachten zou intrekken indien klager zijn bijstand aan zijn cliënt zou staken;

e.    zich zeer grievend over klager heeft uitgelaten door te stellen dat klager kritiekloos/slaafs zijn cliënt volgt.

3.    BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1    Verweerder heeft de door hem ingediende klachten tegen klager toegelicht en gesteld dat deze klachten tot doel hebben te bereiken dat klager onderzoekt of een door zijn cliënt gewenste procedure enige kans van slagen heeft. Bij gebreke hiervan is naar de mening van verweerder sprake van misbruik van procesrecht. Uit de stukken volgt dat recent de klachten van verweerder tegen klager zijn behandeld ter zitting bij de raad te Leeuwarden, zodat thans op basis van hetgeen door klager is aangevoerd niet kan worden vastgesteld of er – zoals klager stelt – door verweerder misbruik is gemaakt van het procesrecht.

3.2    Verweerder heeft onbetwist gesteld dat eerdere klachten tegen hem door klager over het feit dat hij zijn schoonzuster bijstaat door de voorzitter van de raad kennelijk ongegrond dan wel kennelijk niet-ontvankelijk zijn verklaard en het verzet tegen deze beslissing door de raad ongegrond is verklaard. Voorts heeft verweerder gemotiveerd gesteld dat hij er nooit een geheim van heeft gemaakt dat zijn cliënte zijn schoonzuster is en dat hij vanwege het groot aantal tegen haar aanhangig gemaakte procedures haar kosteloos bijstaat. Klager heeft zijn verwijt ter zake niet nader onderbouwd, zodat ook aan dit onderdeel van de klacht voorbij wordt  gegaan.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3    Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hem in meer gevallen niet duidelijk was tegen wie hij zijn klacht moest richten. Voor de schrapping van het tableau is mr. S., de vader van klager en tevens voormalig advocaat van de cliënt van klager, langere tijd geschorst geweest. De stijl van de brieven bleef naar de mening van verweerder hetzelfde en, naar verweerder later bleek, was het enige verschil gelegen in de ondertekening van de brieven door klager in plaats van mr. S. Verweerder is van mening dat hij om die reden heeft gesproken over inwisselbaarheid. Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat verweerder de door klager genoemde gedragsregels heeft geschonden.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.4    Het stond en staat verweerder in de gegeven omstandigheden tuchtrechtelijk vrij de Raad voor Rechtsbijstand te informeren en te vragen een kritische blik te werpen op de door klager namens zijn cliënt  aangevraagde toevoegingen. Het is vervolgens de eigen verantwoordelijkheid van de Raad voor Rechtsbijstand hoe deze informatie wordt verwerkt.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.5    Verweerder heeft gesteld dat het beëindigen van de bijstand van klager aan zijn cliënt niets van doen heeft met het inzicht van klager dat hij de door zijn cliënt gewenste procedures kansloos achtte en daarom zijn bijstand beëindigde. In de brief van 4 april 2012 van verweerder aan de deken te Groningen heeft verweerder, voor zover in deze relevant, geschreven:

“Ik ben bereid mijn klacht tegen klager (red.) in te trekken wanneer deze mij uitdrukkelijk bevestigt dat hij nu en in de toekomst zal afzien van elke bemoeienis met deze beide procedures (waarvan ik vertrouw eerder te hebben duidelijk gemaakt dat zij beiden onzinnig en volstrekt kansloos zijn en derhalve misbruik van procesrecht opleveren).”

Klager heeft gesteld dat verweerder niet kan vaststellen om welke reden hij zijn bijstand aan zijn cliënt heeft gestaakt. Voorts kan niet worden vastgesteld dat klager aan de door verweerder gestelde voorwaarde heeft voldaan. Op  basis van de tegenstrijdige verklaringen kan de juistheid van dit klachtonderdeel niet worden vastgesteld.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

3.6    Verweerder heeft ter zake dit verwijt concrete voorbeelden aangevoerd, die er toe leiden dat gegeven de huidige stand van zaken niet op voorhand kan worden vastgesteld dat deze onjuist zijn.

3.7    Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met e kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met e als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 4 maart 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 maart 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.