Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRLEE:2013:YA4301
Zaaknummer
05/12
Inhoudsindicatie
Indien uit correspondentie en telefonisch overleg, dat plaatsvond in het kader van het beproeven van een minnellijke regeling, aan de advocaat gebleken is dat de wederpartij zo nodig verder wil procederen en incidenteel wil appelleren, terwijl de advocaat van die wederpartij zich vooralsnog niet heeft gesteld i.v.m.de schikkingsonderhandelingen en de hoogte van de griffierechten, is de advocaat gehouden een kopie van de memorie van grieven die hij bij het hof heeft ingediend aan de advocaat van de wederpartij te sturen. Klacht gegrond; maatregel enkele waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 1 maart 2013
in de zaak 05/12
naar aanleiding van de klacht van:
1. [ ] B.V.
2. mr. [ ]
klagers
gemachtigde: mr. [ ]
tegen:
mr. [ ]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 3 januari 2012, met kenmerk 1112/06, door de raad ontvangen op 4 januari 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 november 2012 in aanwezigheid van klagers. Verweerder heeft laten weten verhinderd te zijn de zitting bij te wonen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier;
- brief van verweerder d.d. 20 november 2012 met bijlagen.
1.4 Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijk Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem- Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder is opgetreden als advocaat van X. BV en mevrouw R. in een procedure bij de rechtbank tegen klaagster sub 1. Bij vonnis van 24 juni 2009 zijn de cliënten van verweerder gedeeltelijk in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan klaagster sub 1, de cliënte van klager sub 2. De betaling heeft kort daarna plaatsgevonden. Op 18 september 2009 ontving klager sub 2 van verweerder het voorstel om over en weer af te zien van hoger beroep. Op dat voorstel is klager sub 2 niet ingegaan. Vervolgens zijn de cliënten van verweerder in hoger beroep gekomen bij dagvaarding van 23 september 2009 en een herstelexploot van 30 november 2009.
2.3 Op 20 november 2009 zocht verweerder telefonisch contact met klager sub 2 om de mogelijkheden van een minnelijke regeling te beproeven. Op 15 december 2009 is de zaak in hoger beroep aangebracht en heeft klager sub 2 verstek laten gaan ter vermijding van het griffierecht. Op 19 februari 2010 heeft klager sub 2 telefonisch contact opgenomen met verweerder om nogmaals een minnelijke regeling te beproeven. Klager sub 2 gaf in dit gesprek aan dat hij zich zou dienen te stellen en verweer zou dienen te voeren in appèl en bovendien incidenteel zou appelleren, indien geen regeling tot stand kwam. Op 6 maart 2010 heeft klaagster sub 1 zich rechtstreeks gewend tot de cliënten van verweerder met een voorstel, waarop niet is gereageerd.
2.4 In mei 2011 heeft verweerder van grieven gediend in de procedure, na peremptoirstelling. Vervolgens heeft hij na beraad, arrest gevraagd op verstek, zonder klager sub 2 hiervan op de hoogte te stellen. Vervolgens heeft het gerechtshof op 30 augustus 2011 eindarrest gewezen inhoudende een integrale afwijzing van de vermeende vordering van klaagster sub 1. Op 5 september 2011 ontving klager sub 2 van verweerder een afschrift van het arrest van het gerechtshof. Klager sub 2 is namens klaagster sub 1 in verzet gekomen van dit arrest.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
klagers verweerder verwijten dat hij heeft nagelaten om op enig moment klager sub 2 en/of klaagster sub 1 in kennis te stellen van het feit dat de procedure bij het gerechtshof werd voorgezet teneinde een arrest van het gerechtshof te verkrijgen, terwijl verweerder wist dat klager sub 2 optrad voor de wederpartij (klaagster sub 1) en tevens wist dat klager sub 2 voornemens was namens zijn cliënte verweer te voeren en incidenteel wilde appelleren. Verweerder heeft zich hiermee eenzijdig tot de rechter gewend (Gedragsregel 15), in strijd gehandeld met de onderlinge verhouding van welwillendheid en vertrouwen tussen advocaten (Gedragsregel 17) en onnodig kosten gemaakt, ook tegenover zijn wederpartij (Gedragsregel 23 lid 2).
4 VERWEER
4.1 Klager sub 2 heeft zich in hoger beroep niet gesteld. Het is verweerder niet bekend waarom klager sub 2 dit niet heeft gedaan. Dit verzuim dient klager sub 2 zichzelf aan te rekenen. Omdat klager sub 2 geen procespartij was, hoefde verweerder hem ook niet te voorzien van uitgewisselde processtukken. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet wordt ingehuurd om de “dossierkast” van klager sub 2 te bewaken. Het voorstel dat klaagster sub 1 aan de cliënten van verweerder bij brief van 6 maart 2010 heeft voorgelegd was niet acceptabel en is voor kennisgeving aangenomen. Klager sub 2 en/of klaagster sub 1 hadden daaruit dienen af te leiden dat dit voorstel niet bespreekbaar was. Zij hebben ook niet gerappelleerd. Er resteerde dan ook niets anders dan de procedure in hoger beroep voort te zetten. Het is aan klager sub 2 het proces te bewaken.
5 BEOORDELING
5.1 Klagers hebben aangevoerd dat het verweerder bekend was dat, indien geen minnelijke regeling werd bereikt, klagers (klager sub 2, als advocaat) de procedure in appèl wilden voortzetten. Dat blijkt onder meer uit de brief van klager sub 2 van 12 oktober 2011 aan de deken waar klager sub 2 schrijft dat hij op 19 februari 2009 telefonisch aan verweerder heeft laten weten dat klaagster sub 1, zo nodig, verweer zal voeren in appèl en incidenteel zal appelleren tegen het niet toegewezen deel van haar vordering in eerste aanleg, hetgeen door verweerder niet is weersproken. Bovendien heeft verweerder zelf in zijn brief van 28 oktober 2011 aan de deken erkend dat hij wist dat klager sub 2 de belangen behartigde van klaagster sub 1. Dat was voor verweerder echter geen aanleiding om klager sub 2 een afschrift van de memorie van grieven te sturen.
5.2 De raad is van oordeel dat verweerder in de geschetste omstandigheden gehouden was de memorie van grieven in afschrift aan klager sub 2 te zenden, toen hij, in overleg met zijn cliënten, besloot de procedure in hoger beroep voort te zetten en vervolgens een memorie van grieven indiende.
5.3 De raad is van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt en dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is dan ook gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op alle omstandigheden en ook het feit dat voor klagers geen directe schade is voortgevloeid uit de gang van zaken, is de raad van oordeel dat onderstaande maatregel passend is.
BESLISSING
De raad van discipline:
oordeelt de klacht gegrond en legt klager een enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, voorzitter, mrs. M.E. Derix, G.E.J. Kornet, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 maart 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 5 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de oud-deken van de orde van advocaten in het voormalig arrondissement Zwolle-Lelystad
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de oud-deken van de orde van advocaten in het voormalig arrondissement Zwolle-Lelystad
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl