Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3833

Zaaknummer

12-178

Inhoudsindicatie

Verweerder handelde klachtwaardig door bij een bespreking waarvan het de bedoeling was dat enkel partijen deze zouden voeren, aanwezig te zijn, zonder klager (eveneens advocaat) in de gelegenheid te stellen ook bij de bespreking aanwezig te zijn, althans met hem te overleggen hoe met de ontstane situatie zou kunnen worden omgegaan.

Inhoudsindicatie

Door zowel ten overstaan van klager als ten overstaan van de deken te ontkennen een faxbericht te hebben ontvangen, terwijl klager het verzend-en ontvangstrapport van het faxbericht over heeft gelegd waaruit het tegendeel blijkt, handelt verweerder eveneens klachtwaardig.

Uitspraak

Beslissing van 14 januari 2013

in de zaak 12-178

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 21 september 2012 met kenmerk 1112/9330 LB/SD, door de raad ontvangen op 25 september 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 december 2012 in aanwezigheid van klager. Verweerder is zonder opgave van redenen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager staat de huurder bij van een winkelruimte in Amsterdam in het kader van een huurkwestie en verweerder de verhuurder. Bij brief van 22 maart 2012 heeft klager aan verweerder kenbaar gemaakt dat hij als advocaat van de huurder optreedt. Verweerder stelt deze brief op 28 maart 2012 te hebben ontvangen. Op 28 maart 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de huurder en verhuurder. Verweerder was, voor de cliënt van klager onaangekondigd, bij die bespreking aanwezig. Klager was zelf evenmin op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van verweerder. Bij faxbericht van 5 april 2012, in voorbereiding op de bespreking die daarna op 11 april 2012 zou volgen heef klager het standpunt van zijn cliënt uiteengezet. Het faxbericht eindigt met de mededeling dat klager die bespreking graag wil laten plaatsvinden zonder aanwezigheid van advocaten. Indien de cliënt van verweerder daar niet voor open zou staan dan zou klager zulks graag op korte termijn vernemen.

2.3 Bij de bespreking op 11 april 2012 was verweerder, zonder enige nadere aankondiging aan klager of diens cliënt, aanwezig. Door klager geconfronteerd met de brief van 22 maart 2012 en het faxbericht van 5 april 2012 heeft verweerder gesteld dat hij het faxbericht van 5 april 2012 “niet op zijn bureau heeft gehad”. Klager heeft een verzend- en ontvangstbevestiging van de fax van 5 april 2012 aan de deken overgelegd.

2.4 Bij brief  met bijlagen van 27 april 2012 heeft klager zich gewend tot  de deken en zich over verweerder beklaagd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder twee maal tijdens de bespreking van 28 maart 2012 en de bespreking van 11 april 2012 rechtstreeks contact heeft gehad met de cliënt van klager, zulks terwijl verweerder wist dat klager als advocaat optrad;

b) verweerder in zijn brief van 27 april 2012 en later ten overstaan van de deken tegen beter weten in heeft ontkend dat hij de fax van 5 april 2012 heeft ontvangen.

4 BEOORDELING

 Klachtonderdeel a.

4.1 Verweerder heeft gesteld dat hij de brief van 22 maart 2012 van verweerder niet eerder dan op 28 maart 2012 maar pas na de bespreking van die datum heeft ontvangen. Niet vastgesteld kan worden of verweerder van deze brief kennis heeft genomen vóórdat de bespreking op 28 maart 2012 plaatsvond. In zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond.

Het faxbericht van 5 april 2012 heeft het kantoor van verweerder bereikt. Dat blijkt uit de verzend- en ontvangstbevestiging die klager over heeft gelegd. Of verweerder daadwerkelijk kennis van de inhoud heeft genomen of dat hij het faxbericht “niet op zijn bureau heeft gehad” is in het kader van de beoordeling van klachtonderdeel a. voor zover het daarbij gaat om de bespreking van 11 april 2012 niet doorslaggevend en kan in het midden blijven. In elk geval staat vast door de brief van 22 maart 2012 dat verweerder op 11 april bekend was met het feit dat klager optrad voor zijn cliënt in de kwestie. Door aan de bespreking van de partijen deel te nemen zónder daarover met klager contact op te nemen terwijl hij wel had verwacht klager daarbij te treffen (dat blijkt uit verweerders brief aan klager van 27 april 2012) overtrad verweerder regel 18 van de Gedragsregels 1992. Die regel bepaalt dat een advocaat die zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt  dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden.

4.2 Het stond verweerder derhalve onder de geschetste omstandigheden niet vrij om de bespreking van 11 april 2012, waarbij de cliënt van klager hem het faxbericht van 5 april 2012 heeft getoond, bij te wonen terwijl hij wist dat de wederpartij door een advocaat, te weten klager, werd bijgestaan. Een en ander nog daargelaten dat hij op grond van datzelfde faxbericht dat hij in elk geval toen wel onder ogen heeft gekregen, moest weten dat klager daarbij niet aanwezig zou zijn omdat het zou gaan om een bespreking tussen partijen onderling. Verweerder had zich derhalve uit die bespreking meteen moeten terugtrekken of klager in elk geval eerst alsnog in de gelegenheid moeten stellen bij die bespreking aanwezig te zijn of met hem bespreken wat te doen. Nu verweerder dit heeft nagelaten heeft verweerder onbetamelijk gehandeld. Klachtonderdeel a is derhalve gegrond.

Klachtonderdeel b.

4.3 Uit de verzend- en ontvangstbevestiging van 5 april 2012 die door klager is overgelegd, blijkt onomstotelijk dat klagers brief van die datum op het kantoor van verweerder is ontvangen. Verweerder heeft in zijn brief aan klager van 27 april 2012 aan klager geschreven dat hij het faxbericht van 5 april 2012 “nog niet op zijn bureau …gehad” en blijkbaar op 27 april nog steeds niet. Aan de deken schreef verweerder op 12 juli 2012: “de brief van 05-04-2012 is niet ontvangen door ondergetekende”. Dat laatste kan niet waar zijn. Uit het faxrapport blijkt anders. Zelfs al zou het de verwerking en doorgeleiding van dat faxbericht binnen het (eenmans-)kantoor van verweerder mis zijn gelopen, dan had hij dat op 12 juli 2012 niet zo stellig aan de deken mogen schrijven. Verweerder heeft zich derhalve over de ontvangst van dat bericht eerst tegenover klager op zijn minst ontwijkend en vervolgens tegenover de deken in strijd met de feiten en de waarheid uitgelaten. Klachtonderdeel b., dat iets verder reikt, is derhalve in zoverre ook gegrond. 

5 MAATREGEL

5.1 Het tuchtrechtelijk verleden van verweerder is omvangrijk. Bij beslissing van 19 november 2012 is door de raad aan verweerder de maatregel opgelegd van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 maanden. De maatregel is opgelegd voor soortgelijke feiten. In die zaak had hij (ondermeer) de rechtbank op het verkeerde been gezet. De raad vindt hierin aanleiding om, rekening houdende met de oplegging van voornoemde maatregel op 19 november 2012, de hiernavolgende maatregel op te leggen. 

BESLISSING

De beslissing van raad van discipline luidt als volgt:

De klacht van klager tegen verweerder in klachtonderdeel a. is gegrond voor zover hiervoor overwogen. Klachtonderdeel b. is eveneens gegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van twee (2) weken. De maatregel gaat in op de dag volgend op de dag nadat de schorsing die bij beslissing van 19 november 2012 aan verweerder en voor zover die in hoger beroep al dan niet gedeeltelijk wordt bekrachtigd, is opgelegd, is verstreken.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. A.T, Bolt, P.J.F.M. de Kerf, G.R.M. van den Assum, P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 januari 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- Klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.