Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:64

Zaaknummer

13-284

Inhoudsindicatie

klacht over handelen in strijd met kennelijke wil cliënt ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 9 december 2013

in de zaak 13-284

naar aanleiding van de klacht van:

O.

klager

tegen:

mr. E.

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem van 18 november 2013 met kenmerk K12-13/02, die door de raad ontvangen is op 20 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerder heeft opgetreden als advocaat van klager in een ontslagzaak: verweerder kreeg daarbij de opdracht de belangen van klager te behartigen en zo mogelijk te proberen een schikking te treffen. Daartoe heeft de partner van verweerder op 16 april 2012 een brief gestuurd naar verweerder waarin zij de naar haar oordeel relevante feiten uiteenzette.

1.3    Op 11 mei 2012 vond een gesprek plaats tussen klager en zijn vrouw en verweerder.

1.4    Op 15 mei 2012 heeft verweerder klager geïnformeerd over de kosten die met de behandeling van de zaak gemoeid zouden zijn.

1.5    Op 18 juni 2012 deed verweerder namens klager een voorstel voor de beëindiging van het dienstverband per 1 september 2012 onder toekenning van een vergoeding van 6 maandsalarissen, nadat de werkgever daaraan voorafgaand een voorstel had gedaan. Verweerder verzond de door hem verzonden e-mail gelijktijdig door aan klager.

1.6    Op 19 juni 2012 berichtte klager met het door verweerder namens hem gedane voorstel akkoord te zijn.

1.7    Verweerder adviseerde klager op 4 juli 2012 hem de mogelijkheid te bieden met de advocaat van de wederpartij in overleg te treden over een regeling.

1.8    Op 25 juli 2012 berichtte klager verweerder akkoord te kunnen gaan met een beëindiging van het dienstverband per 1 september 2012 onder toekenning van  een vergoeding van  € 5.000 opleidingskosten en advocaatkosten. Werkgever stelde diezelfde dag te willen beëindigen per die datum onder toekenning van een aanvulling op een toe te kennen WW-uitkering.

1.9    Nadat de werkgever op 27 juli 2013 voorstelde per 1 september te beëindigen onder toekenning van een WW-suppletie, berichtte verweerder namens klager op die dag akkoord te kunnen gaan met een uitbetaling van de WW-suppletie ineens, zijnde een bedrag van € 15.000. Verweerder verzond de door hem verzonden e-mail waarin dit tegenvoorstel werd gedaan, gelijktijdig door aan klager.

1.10    Op 30 juli 2012 stuurde klager een e-mail aan verweerder waarin hij verklaarde akkoord te kunnen gaan met een beëindiging onder toekenning van een suppletie, een vergoeding van opleidingskosten en advocaatkosten.

1.11    Op 31 juli 2012 stuurde verweerder een e-mail van de advocaat van de werkgever met daaraan gehecht de tekst van een door hem van werkgever ontvangen vaststellingsovereenkomst naar klager. Op diezelfde dag ontving de partner van klager de tekst van de vaststellingsovereenkomst van de advocaat van werkgeefster. Zij berichtte namens klager akkoord te gaan met de tekst van de vaststellingsovereenkomst, muv de wijze waarop advocaatkosten in rekening zouden worden gebracht bij werkgeefster. Diezelfde dag berichtte verweerder klager per e-mail over de wijze waarop advocaatkosten door de werkgever van klager zouden worden vergoed.

1.12    Verweerder stuurde op 6 augustus 2012 een kopie van een door hem ontvangen ontbindingsbeschikking naar klager met een einddeclaratie. 

1.13    Op 5 september 2012 diende klager een klacht in tegen verweerder bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder

a)    zonder instemming van klager heeft ingestemd met een vaststellingsovereenkomst op 27 juli 2012, waarmee een ontbindingsverzoek voor 1 september 2012 kon worden ingediend en klager per 1 september kon worden ontslagen

b)    de belangen van klager onvoldoende voortvarend en deskundig heeft behartigd hetgeen heeft geleid tot een niet bevredigende behandeling bij de kantonrechter in Nederland en een niet bevredigende schikking met de voormalig werkgeefster

c)    gebrekkig heeft gecommuniceerd met klager

d)    onvoldoende deskundig en voortvarend heeft opgetreden waardoor klager moest ervaren dat het ontbindingsverzoek was beoordeeld door de kantonrechter voordat klager instemde met de vaststellingovereenkomst en genoodzaakt werd onderhandelingen met de werkgever zelf te voeren

e)    blijk heeft gegeven van onprofessioneel en arrogant gedrag

f)    zijn werkzaamheden onredelijk en onjuist heeft gedeclareerd.

3    VERWEER

Verweerder heeft gesteld niet zonder instemming van klager te hebben gehandeld wat betreft het aanvaarden van een regeling ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst op 31 juli 2012. Klager is akkoord gegaan met een regeling ter beëindiging van het dienstverband omdat hij reeds uitzicht had op een nieuwe dienstbetrekking. Van een gebrekkige communicatie met klager is geen sprake geweest, wel verliep de communicatie met zijn partner stroever, omdat verweerder haar niet begreep. Er is naar oordeel van verweerder geen slecht resultaat bereikt in het licht van het gegeven dat klager reeds een andere betrekking had. Klager heeft zich daarover goed kunnen beraden. Verweerder heeft wel in een telefoongesprek geïrriteerd gesproken met de partner van klager en daarin uitgelegd dat niet zij maar klager zijn cliënt was. Verweerder stelt zijn werkzaamheden deugdelijk te hebben gespecificeerd en conform de gemaakte afspraken te hebben gedeclareerd.

4    BEOORDELING

4.1.        Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert of handelt in strijd met diens kennelijke wil en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.2.    Gezien hetgeen in de stukken naar voren is gekomen, kan niet worden vastgesteld dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de kennelijke wil van klager. Uit de stukken blijkt dat de partner van klager enkele weken voorafgaand aan het treffen van de regeling kenbaar maakte dat zij zich niet kon vinden in de door verweerder gevoerde strategie en dat zij bepaalde verwachtingen had ter zake van het te bereiken onderhandelingsresultaat. Verweerder trad echter op namens klager en niet namens zijn partner, zodat hij met haar wensen geen rekening behoefde te houden: hij diende zich te vergissen dat klager, zijn cliënt, met zijn handelwijze akkoord ging.

4.3.    Verweerder heeft er voor gezorgd dat klager op de hoogte is gesteld van de inhoud van de gevoerde onderhandelingen en duidelijk is dat de inhoud van de vaststellingsovereenkomst op 31 juli 2012 aan klager is verzonden. Voorts blijkt dat diens partner namens klager zelfs aan de wederpartij heeft bericht dat klager zich met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst kon verenigen, behoudens de wijze van in rekening brengen van advocaatkosten. Nadien heeft verweerder klager geïnformeerd over de wijze waarop die advocaatkosten in rekening konden worden gebracht bij de werkgeefster zonder dat dit nadeel voor klager zou opleveren en berichtte hij klager behoudens tegenbericht hiermee akkoord te vertrouwen. Op dit bericht heeft klager niet meer gereageerd. Hiermee kan niet worden vastgesteld dat verweerder zonder de instemming van klager de inhoud van de vaststellingsovereenkomst heeft aanvaard, zodat klachtonderdeel (a) niet gegrond is.

4.4.    Dat verweerder de belangen van klager onvoldoende voortvarend en niet deskundig heeft behartigd en onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd, is nu daarover niets wordt gesteld, niet komen vast te staan, zodat klachtonderdelen (b) (c) en (d) ongegrond zijn.

4.5.    Gesteld wordt dat klager zou hebben gewild dat de beëindiging van het dienstverband niet bij de Nederlandse rechter aanhangig zou zijn gemaakt maar bij de Duitse rechter, echter dat dit ten tijde van de onderhandeling reeds de wens van klager is geweest in plaats van de wens om te komen voor een beëindiging van het dienstverband onder de overeengekomen voorwaarden, blijkt niet uit de stukken. Dat voorts sprake is geweest van onprofessioneel en arrogant gedrag en verweerder zijn werkzaamheden onredelijk en onjuist heeft gedeclareerd is onvoldoende onderbouwd, zodat klachtonderdelen (e) en (f) niet gegrond kunnen zijn.

4.6.    Dit leidt tot het oordeel dat de klacht door de voorzitter met toepassing van art. 49g Advocatenwet kan worden afgedaan omdat de klacht en de verschillende onderdelen daarvan kennelijk ongegrond zijn. 

BESLISSING

De plaatsvervangend voorzitter verklaart de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. P.H. Burger als griffier op 9 december 2013.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten