Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:68

Zaaknummer

12-230

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Klager heeft onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om van een andere klachtomschrijving, dan die door de deken geformuleerd, uit te gaan. Werkzaamheden niet op voor klager ondoorzichtige of onzorgvuldige wijze in rekening gebracht. Geen aanleiding te veronderstellen dat creditering van circa de helft van de declaratie is gebeurd om aldus een begrotingsprocedure te voorkomen.

Uitspraak

Beslissing van 24 juni 2013

in de zaak 12-230

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 21 december 2012 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

 verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 29 november 2012, door de raad ontvangen op 30 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 21 december 2012 heeft de plaatsvervangend  voorzitter van de raad de klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 december is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 8 januari 2013, door de raad ontvangen op 11 januari 2013, heeft klager  verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 april 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet aanwezig geweest na bericht van verhindering. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, van het verzetschrift van 8 januari 2013 van klager en van de brief van 15 april 2013 van klager.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, verwezen naar de in de voorzittersbeslissing weergegeven feiten.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a.  verweerder ten onrechte aan klager facturen heeft verzonden van in totaal ongeveer € 6.500,- waarvan een bedrag groot € 3.115,17 is gecrediteerd.

Klager is van mening dat van verweerder kan worden verlangd dat al zijn declaraties worden gecrediteerd omdat verweerder door de creditering heeft voorkomen dat de begrotingsprocedure kon worden opgestart;

b. verweerder teveel uren heeft opgevoerd voor wat betreft de werkzaamheden die hij op basis van de toevoeging heeft verricht, waardoor de opvolgend advocaat waarschijnlijk slechts een geringe vergoeding zal ontvangen voor de door haar te verrichten werkzaamheden;

c. verweerder klager niet had mogen aanmanen voor de openstaande facturen terwijl het geschil reeds aanhangig was bij de Geschillencommissie Advocatuur.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in als volgt.

- De klacht omvat meer dan de klachtomschrijving die in de voorzittersbeslissing is opgenomen.

- De voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat er een betalingsregeling met betrekking tot de factuur 31 januari 2011 overeengekomen is. Verweerder heeft het voorstel van klager daartoe niet geaccepteerd.

- Verweerder heeft het er toe geleid dat geen oordeel van de Geschillencommissie Advocatuur kon worden verkregen, omdat verweerder weigerde in te stemmen met de behandeling van de klacht door de Geschillencommissie Advocatuur. Door de nog openstaande facturen te crediteren, voorkwam verweerder voorts dat de Raad van Toezicht de facturen en urenspecificaties kon onderzoeken in het kader van een begrotingsprocedure.

- Verweerder had geen uren op de toevoeging mogen schrijven.

- Verweerder had klager niet mogen aanmanen. De aanmaning was bovendien onjuist, omdat deze betrekking had op de eigen bijdrage die door de opvolgend advocaat zou moeten worden geïnd, aldus verweerder.

- Naar aanleiding van de opdrachtbevestiging kon klager niet bevroeden dat verweerder hem zulke hoge bedragen (in totaal meer dan € 6.500,00) in rekening zou brengen. Verweerder heeft bovendien ondoorzichtig en onzorgvuldig gedeclareerd.

- Ten onrechte overweegt de voorzitter dat declaraties die reeds betaald zijn niet aan het oordeel van de Raad van Toezicht ter begroting voorgelegd kunnen worden.

4 BEOORDELING

4.1 De instructie van de klacht is aan klager voorgelegd, alvorens deze aan de raad van discipline te zenden. Uit de reactie van klager volgt niet dat klager andere of meer klachten dan opgenomen in de instructie tegen verweerder heeft willen formuleren. Klager heeft in zijn verzetschrift voorts onvoldoende gesteld  om van een andere klachtomschrijving uit te gaan. Uit hetgeen klager heeft aangevoerd leidt de raad af dat de klacht in de kern erop neerkomt dat verweerder onvoldoende zorgvuldig en onvoldoende rekening houdend met de financiële positie van klager, zijn werkzaamheden aan klager in rekening heeft gebracht, terwijl verweerder er aan in de weg heeft gestaan dat deze verwijten inhoudelijk konden worden getoetst door of de Geschillencommissie Advocatuur of de Raad van Toezicht in het kader van een begrotingsprocedure. De raad zal het verzet van klager tegen deze achtergrond beoordelen.

4.2 Verweerder heeft een opdrachtbevestiging aan klager toegestuurd, die klager voor akkoord heeft getekend. Verweerder heeft zijn werkzaamheden onder het overleggen van urenspecificaties aan klager in rekening gebracht. Klager heeft de declaraties slechts gedeeltelijk voldaan. Verweerder heeft uiteindelijk bijna de helft van hetgeen hij aan klager in rekening gebracht,  gecrediteerd.

4.3 De raad sluit zich aan bij de overwegingen van de voorzitter naar aanleiding van klachtonderdeel a. De raad voegt daaraan nog toe dat de hoogte van hetgeen aan klager in rekening is gebracht, de raad niet  excessief voorkomt, mede gezien de toegepaste matiging.

4.4 Verweerder heeft gesteld dat de slechte financiële positie van klager reden vormde voor de creditering. De stelling van klager,  dat verweerder met de bedoeling een begrotingsprocedure te voorkomen, zijn declaraties heeft gecrediteerd, is niet komen vast te staan.. Klager heeft daarvoor, anders dan  zijn persoonlijke overtuiging, onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld.

4.5 Het standpunt van klager dat declaraties die reeds betaald zijn in een begrotingsprocedure meegenomen kunnen worden, volgt  niet uit de beslissing waar klager naar verwijst. Hetgeen klager heeft aangevoerd leidt niet tot een ander inzicht dan dat van de voorzitter.

4.6 Met betrekking tot klachtonderdelen b en c. volgt de raad de voorzitter eveneens, in die zin dat klager niet in  klachtonderdeel b. kan worden ontvangen, wegens het feit dat klager ter zake van dit klachtonderdeel niet als belanghebbende kan worden gekwalificeerd, en in die zin dat klachtonderdeel c. kennelijk ongegrond is, nu niet kan worden vastgesteld dat verweerder op het moment dat de aanmaning is verstuurd, op de hoogte was dat klager zich had gewend tot de Geschillencommissie Advocatuur. Een enkel voornemen daartoe dat klager voordien heeft geuit, is onvoldoende. Bovendien is de klacht niet door de Geschillencommissie Advocatuur in behandeling genomen, wegens het niet storten van het depotbedrag door klager.

BESLISSING

De raad van discipline:

Het verzet is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, mrs. F.A.M. Knüppe, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en A.S.M. Zweerman – Oude Breuil leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24  juni 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26  juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.