Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4418
Zaaknummer
ZWB 66 - 2013
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Het maken van een ‘no cure no pay”afspraak staat een advocaat niet vrij en een beroep daarop derhalve evenmin.
Inhoudsindicatie
Vordering tot vergoeding van honorarium ten bedrage van € 45.378,02, zonder enige uitleg of specificatie van werkzaamheden die een honorarium of vergoeding van kosten in die orde van grootte zouden kunnen rechtvaardigen. Dit brengt de raad tot het oordeel dat verweerder excessief heeft gedeclareerd, althans heeft gepoogd van klager een betaling te verkrijgen die in geen verhouding stond tot de door verweerder verrichte inspanningen en gemaakte kosten. Klacht staat niet op zichzelf. Tegelijkertijd twee klachten gegrond verklaard, die eveneens oplegging van de zwaarste maatregel rechtvaardigen.
Inhoudsindicatie
Gegrond; schrapping van het tableau
Uitspraak
Beslissing van 10 juni 2013
in de zaak ZWB 66 - 2013
naar aanleiding van de klacht van:
A
klager
gemachtigde:
B
tegen:
C
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 6 maart 2013, met kenmerk K12/13-007, door de raad ontvangen op 7 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 april 2013 in aanwezigheid van klager, de gemachtigde van klager en verweerder . Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 6 maart 20132, met bijlagen;
- de brief van klager d.d. 2 april 2013
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Door klager is een – ongedateerde - verklaring ondertekend, met vermelding van verweerder als getuige. In de verklaring is onder meer het volgende opgenomen:
“(…..) verklaart dat de persoon die door zijn of haar acties, de blokkade, welke door de Rechter-commissaris in X op bovengenoemde rekening is gedaan, teniet doet, een commissie van f 100.000,- zegge honderdduizend gulden ontvangt, met inbegrip van kleine kosten. Grotere omkosten worden na ruggespraak vergoed. In principe zal déblokkering moeten geschieden op ‘no cure, no pay’ basis.”
2.2 Het beslag op de Y bankrekeningen van klager is op 7 maart 2007 door de Rechter-Commissaris opgeheven.
2.3 Klager heeft bij dagvaarding d.d. 3 april 2012 gevorderd verweerder te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 10.742,34. De vordering betrof het bedrag van de proceskosten waarin klager door de rechtbank, het gerechtshof en de Hoge Raad is veroordeeld in procedures die verweerder op naam van klager had gevoerd. Verweerder stelde te hebben gezorgd voor het vrijmaken van de Y bankrekeningen van klager en vorderderde in reconventie veroordeling van klager tot betaling van de commissie ad f 100.000, -, thans € 45.378,02, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten.
2.4 De kantonrechter overwoog ten aanzien van de vordering in reconventie dat de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten op grond van het bepaalde in de artikelen 32 Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ) bevoegd is van een geschil over een declaratie kennis te nemen. De kantonrechter heeft zich vervolgens bij vonnis van 22 februari 2012 op grond van het bepaalde in artikel 32 e.v. WTBZ juncto artikel 72 Rv onbevoegd verklaard om van de vordering in reconventie kennis te nemen. De kantonrechter heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 1.500, -.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder een beroep heeft gedaan op een in strijd met de gedragsregels gemaakte ‘no cure no pay’ afspraak;
2. verweerder (een te hoge) vergoeding heeft gevorderd voor werkzaamheden die hij niet heeft verricht;
Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht:
3.2 De door klager ondertekende verklaring is door verweerder opgesteld. Verweerder is als “getuige” vermeld omdat hij geen ‘no cure no pay’ afspraak mag maken, maar feitelijk was hij partij. Aldus is het een verkapte ‘no cure no pay’ afspraak. De verklaring is zowel qua vorm, inhoud, als hoogte van het bedrag geheel gearrangeerd door verweerder. Het enige wat van klager afkomstig is, is zijn handtekening. Verweerder heeft voor deze vorm gekozen om de regels omtrent ‘no cure no pay’ te omzeilen. Verweerder heeft de verklaring onder zich gehouden, zodat geen enkele derde kennis heeft van het bestaan ervan.
3.3 In een procedure tussen partijen heeft verweerder bij conclusie van eis in reconventie betaling van fl. 100.000, - gevorderd, terwijl niet hij maar een Y advocaat, die daarvoor ook betaald heeft gekregen, heeft gezorgd voor de opheffing van het beslag op de rekeningen van klager. Verweerder heeft derhalve in de procedure een beroep gedaan op de verklaring waar de woorden ‘no cure no pay’ in staan zonder te hebben bijgedragen aan de ‘cure’ en zonder aan klager ooit een rekening of urenspecificatie te hebben gezonden.
4 ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT
4.1 Nu verweerder in 2012 een vordering heeft gebaseerd op de door klager ondertekende verklaring, en klager derhalve pas toen nadelige gevolgen heeft ondervonden van het aan verweerder verweten handelen (het beroep op die verklaring uit 2002), is klager op tijd met zijn klacht en kan hij daarin worden ontvangen.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat het een advocaat niet vrij staat om met een cliënt overeen te komen dat slechts bij het behalen van een bepaald gevolg salaris in rekening wordt gebracht: een zogenoemde ‘no cure no pay’ afspraak is dus verboden (behoudens het hier niet toepasselijke zgn. incassotarief). Uiteraard is dan ook het zich bij een vordering in rechte baseren op zo’n afspraak verboden. De klacht betreft de door verweerder in de procedure tussen hem en klager in 2012 op grond van meergenoemde verklaring ingestelde vordering in reconventie, tot betaling van (een vergoeding gelijk te stellen met) salaris voor verweerders inspanningen. De verklaring heeft betrekking op betaling van een commissie (aan verweerder) in geval van het (door hem) behalen van een bepaald resultaat, en kan daarom niettegenstaande het feit dat verweerder de verklaring niet heeft ondertekend en als “getuige” is vermeld, zonder meer als een overeenkomst (afspraak) tussen hem en klager worden aangemerkt. Verweerder heeft door het instellen van zijn vordering in reconventie, die gebaseerd is op die afspraak, dus niet alleen erkend dat hij eerder een ‘no cure no pay’ afspraak heeft gemaakt maar heeft zijn vordering ook op die verboden afspraak gebaseerd. E é n en ander valt verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen. In zoverre is de klacht gegrond.
5.2 De raad is niet bevoegd declaratiegeschillen te beslechten. De raad waakt echter wel tegen excessief declareren. Gelet op de omvang van de vordering ter zake salaris (f 100.000,-, althans € 45.378,02) en het ontbreken van enige uitleg laat staan specificatie van de werkzaamheden van verweerder die een honorarium of vergoeding van kosten in die orde van grootte zouden kunnen rechtvaardigen, oordeelt de raad dat verweerder aan klager excessief heeft gedeclareerd, althans heeft gepoogd van hem een betaling te verkrijgen die in geen verhouding tot de door verweerder verrichte inspanningen en gemaakte kosten stond. Ook op dit onderdeel is de klacht gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 De ernst van het verweerder tuchtrechtelijk verweten handelen, gevoegd bij de grote omvang van de voor klager hieraan verbonden nadelige (financiële) gevolgen of risico’s, rechtvaardigt reeds een zware maatregel.
6.2 De onderhavige klacht staat bovendien niet op zichzelf. Er is een andere klacht van klager (bij de raad bekend onder nummer ZWB 65-2013), alsmede een klacht van een andere klaagster (bij de raad bekend onder nummer ZWB 57-2013), welke klachten bij beslissingen van heden eveneens gegrond worden verklaard, en waarin de ernst van het verweerder tuchtrechtelijk verweten handelen, gevoegd bij de grote omvang van de voor klagers daaraan verbonden nadelige gevolgen, de zwaarste maatregel rechtvaardigt.
6.3 Verweerder heeft het vertouwen dat de samenleving in het algemeen in de advocatuur en dat zijn cliënten in het bijzonder in zijn beroepsuitoefening behoren te kunnen stellen in ernstige mate geschaad. Verweerder is voorts ernstig tekort geschoten in de zorg die hij zijn cliënt (klager) verschuldigd was, en heeft zelfs een vordering tegen hem ingesteld die was gebaseerd op eerder tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder zelf. Verweerder heeft, zoals ter zitting nader is gebleken, geen inzicht getoond in de ontoelaatbaarheid van zijn handelen, die hem toch reeds gelet op gedragsregel 25 lid 2 bekend had kunnen en moeten zijn. Verweerder heeft kennelijk niet van eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen – waaronder meerdere schorsingen in de praktijkuitoefening en zelfs een schrapping van het tableau - geleerd en heeft niet aannemelijk gemaakt dat enige verbetering is te verwachten. E é n en ander heeft bij de raad de vrees voor herhaling doen postvatten
6.4 Op grond van de ernst van het aan verweerder in deze zaak verweten handelen, en te meer gelet op de in voormelde drie zaken gezamenlijk aan verweerder verweten gedragingen, komt de raad tot de conclusie dat het niet verantwoord is dat verweerder nog langer de praktijk als advocaat uitoefent. De raad zal aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau opleggen, waarbij naar het oordeel van de raad het door art. 46 Advocatenwet beschermde maatschappelijk belang vordert dat de deken het enkele feit van de schrapping van het tableau van verweerder openbaar maakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze schrapping onherroepelijk is geworden.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart klachtonderdelen 1 en 2 gegrond;
legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
beveelt dat het enkele feit van deze schrapping van verweerder van het tableau door de deken openbaar zal worden gemaakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze beslissing onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. E.P.C.M. Teeuwen,
A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2013 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 juni 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl