Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:187
Zaaknummer
13-125A
Inhoudsindicatie
Klacht betreft de eigen advocaat. Verweerder heeft een aantal zaken, waaronder financiële afspraken, niet schriftelijk vastgelegd, waardoor onduidelijkheid is ontstaan. Partijen waren een fixed fee overeengekomen; verweerder heeft op enig moment meer declaraties verstuurd dan was afgesproken. Klacht deels gegrond. Enkele waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 4 december 2013
in de zaak 13-125A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 14 mei 2013 met kenmerk GK/YH te Slaa/mr. Ridder; dossier 1313-0473, door de raad ontvangen op 16 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 oktober 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad
- De stukken genummerd 1-8 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief van 14 mei 2013 behorende inventarislijst
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil met de gemeente Amsterdam met betrekking tot een geweigerde aanvraag van een bouwvergunning. In de opdrachtbevestiging van 7 september 2011 is het volgende opgenomen over de dienstverlening:
“Zoals besproken zullen wij u bijstaan in verband met de geweigerde bouwvergunning voor het realiseren van een doorbraak tussen de panden [adres panden] ten behoeve van een vluchtweg.”
Over de kosten van de werkzaamheden van verweerder werd het volgende afgesproken:
“Wij zullen u in beginsel maandelijks een gespecificeerde declaratie zenden voor onze werkzaamheden in de voorgaande kalendermaand. Het declaratiebedrag is gebaseerd op de aan uw zaak bestede tijd, vermenigvuldigd met het toepasselijk uurtarief. Mijn uurtarief bedraagt thans € 250,=.”
2.3 Verweerder heeft klager gedurende de eerste periode van zijn dienstverlening bijgestaan op basis van de hiervoor genoemde financiële afspraken. Na de voor klager ongunstige beslissing op bezwaar hebben klager en verweerder afspraken gemaakt over het verrichten van werkzaamheden op basis van een fixed fee. In een e-mailbericht van 18 januari 2012 van verweerder aan klager is hierover het volgende opgenomen:
“Zoals ik al aangaf ben ik bereid mijn ervaren medewerker mr. [X] de procedure bij de rechtbank te laten voeren tegen een fixed fee. De hoogte van deze fee bedraagt € 2.500,= excl. BTW en bijkomende kosten zoals griffiegeld (€ 156,-).”
2.4 Verweerder heeft een beroepschrift opgesteld waarmee beroep werd ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Tijdens de behandeling van het beroep heeft de rechtbank nadere vragen gesteld aan het bestuursorgaan. Deze vragen zijn, na de mondelinge behandeling, schriftelijk behandeld.
2.5 De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling en de daarop volgende schriftelijke reacties aanleiding gezien een descente te gelasten. Verweerder heeft klager een factuur van € 619,80 gestuurd voor zijn werkzaamheden die verband hielden met de descente.
2.6 De rechtbank heeft bij beslissing van 21 augustus 2012 de beslissing op bezwaar vernietigd. Als gevolg hiervan diende het bestuursorgaan een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tegen deze beslissing is namens klager opnieuw bezwaar aangetekend.
2.7 In deze nieuwe bezwaarfase heeft het bestuursorgaan een aantal brandweerrapporten overgelegd. Verweerder heeft, in overleg met klager en diens architect, op die rapporten gereageerd. Verweerder heeft deze werkzaamheden op basis van zijn uurtarief aan klager gefactureerd.
2.8 Op 5 november 2012 heeft verweerder de proceskostenveroordeling ad
€ 1.244,50 van het bestuursorgaan ontvangen. Verweerder heeft klager terstond over de ontvangst op de derdengeldrekening van dit bedrag geïnformeerd. In januari 2013 heeft klager een aantal e-mails aan verweerder gestuurd over de bestemming van deze proceskostenveroordeling. Verweerder heeft eind januari 2013, op verzoek van klager, de proceskostenveroordeling aan hem overgemaakt.
2.9 In e-mails van januari 2013 heeft klager verweerder erop gewezen dat declaraties zijn verstuurd, terwijl deze declaraties zagen op werkzaamheden waarover de fixed fee afspraak was gemaakt. Verweerder heeft dit uitgezocht en hem bleek vervolgens dat ten onrechte een bedrag van € 1.516,46 excl. BTW aan klager was gedeclareerd. Verweerder heeft deze declaraties vervolgens onmiddellijk gecrediteerd.
2.10 Bij brief van 30 januari 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
2.11 De factuur van € 619,80 die samenhing met de descente heeft verweerder na zijn eerste brief van 22 februari 2013 aan de deken gecrediteerd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) ondanks een overeengekomen fixed fee van € 2.500,= excl. BTW, gewoon facturen bleef sturen;
b) het bedrag van € 1.244,91 aan proceskosten heeft vastgehouden met de intentie om te verrekenen;
c) klager niet heeft gewaarschuwd dat, wanneer de rechtbank het beroep gegrond verklaart, de zaak terugkomt in de bezwaarfase en er dus opnieuw advocaatkosten moeten worden gemaakt;
d) tijdens een bespreking met de gemeente en een descente veel tijd aan de wederpartij heeft besteed en zaken heeft besproken die niets met die van klager te maken hadden;
e) termijnen van het eerste beroep heeft laten verlopen en in deze procedure niet alle argumenten naar voren gebracht die mogelijk waren.
4 VERWEER
4.1 Na de mondelinge behandeling van het beroep heeft verweerder klager laten weten dat de kosten van het beroep heel erg uit de pas gingen lopen met de bij de aanvang van de beroepsprocedure voorziene werkzaamheden. Verweerder heeft klager aangegeven dat hij het redelijk zou vinden wanneer de kosten die verband hielden met de descente als aanvullende kosten in rekening zouden worden gebracht. Klager heeft volgens verweerder hiermee ingestemd. Deze aanvullende afspraak heeft verweerder niet schriftelijk vastgelegd.
4.2 Nadat verweerder op 5 november 2012 de proceskostenveroordeling van het bestuursorgaan had ontvangen, heeft hij klager hiervan onmiddellijk op de hoogte gesteld. Klager heeft verweerder niet onmiddellijk een instructie gegeven met betrekking tot de bestemming van de gelden. Omdat er op dat moment nog facturen open stonden, meende verweerder hieruit af te mogen leiden dat klager op enig moment deze proceskostenveroordeling met openstaande facturen wilde verrekenen. Bij e-mail van 11 januari 2013 heeft klager dit ook aan verweerder bevestigd. Deze toestemming tot verrekening heeft klager bij e-mailbericht van 24 januari 2013 herroepen.
5 BEOORDELING
5.1 De klachtonderdelen zullen hierna afzonderlijk worden behandeld.
Ad klachtonderdeel a)
5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt.
5.3 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt de raad voorop dat er in deze tuchtprocedure geen ruimte is om te beoordelen wat de inhoud van de afspraken tussen klager en verweerder precies behelst. Dit oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter. Dit betekent dat de raad zich niet zal uitlaten over de vraag of het verweerder vrij stond declaraties te versturen voor de tweede bezwaarfase dan wel of die werkzaamheden ook onder de fixed fee waren begrepen.
5.4 In januari 2013 heeft klager verweerder geïnformeerd dat facturen zijn verstuurd door verweerder, die het bedrag van de overeengekomen fixed fee overstegen. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij, kort na ontvangst van de e-mail van klager hierover, de betreffende declaraties heeft gecrediteerd. Nu kennelijk sprake is van een administratieve fout, die verweerder onmiddellijk na ontdekking daarvan heeft hersteld, is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel ten aanzien van dit aspect ongegrond is.
5.5 Dit klachtonderdeel heeft voorts betrekking op de factuur die verweerder heeft verstuurd met betrekking tot gemaakte uren in verband met de descente. Verweerder heeft gesteld dat hierover aanvullende afspraken zijn gemaakt, maar deze afspraken zijn niet vastgelegd. Klager ontkent dat dergelijke aanvullende afspraken zijn gemaakt. Deze onduidelijkheid dient voor risico van verweerder te blijven. Verweerder heeft deze declaratie overigens na het indienen van de klacht gecrediteerd, hetgeen naar het oordeel van de raad rijkelijk laat is gebeurd.
5.6 Dit klachtonderdeel is, voor zover het ziet op de declaratie van de descente, gegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.7 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt.
5.8 Verweerder heeft de proceskostenveroordeling op 5 november 2012 van het bestuursorgaan ontvangen. Het bedrag is uiteindelijk in januari 2013 aan klager betaald. De correspondentie over de vraag of verrekening of uitbetaling aan klager diende plaats te vinden zat niet in het dossier dat de raad heeft gekregen. Echter, tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat, na enige onduidelijkheid over de bestemming van dit bedrag, verweerder het bedrag na instructie van klager naar hem heeft overgemaakt.
5.9 De raad is van oordeel dat verweerder beter had moeten communiceren met klager over de proceskostenveroordeling; het is immers te lang onduidelijk gebleven of verrekening kon plaats vinden dan wel of het bedrag naar klager diende te worden overgemaakt. Dit handelen/nalaten van verweerder acht de raad echter niet van zodanige aard dat dit als tuchtrechtelijk verwijtbaar dient te worden aangemerkt. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.10 Dit klachtonderdeel ziet op de vraag of verweerder klager heeft geïnformeerd dat een nieuwe bezwaarfase zou volgen als de rechtbank het beroep gegrond zou verklaren. Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat hij met klager heeft besproken hoe het verdere verloop zou zijn in het geval de beroepsprocedure zou worden gewonnen. Klager heeft echter betwist dat verweerder dit heeft toegelicht.
5.11 De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen één en ander schriftelijk vast te leggen, zodat hierover geen onduidelijkheid meer zou kunnen ontstaan. Nu verweerder zulks heeft nagelaten, kan niet worden vastgesteld of verweerder klager voldoende heeft voorgelicht over de juridische implicaties en eventueel aanvullende advocaatkosten van een succesvolle beroepsprocedure. Dit risico komt voor rekening van verweerder, zodat dit klachtonderdeel gegrond is.
Ad klachtonderdeel d)
5.12 Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de raad als volgt.
5.13 Tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerder toegelicht dat hij, doordat hij grotendeels werkzaam is in de bestuursrechtelijke praktijk, veel ambtenaren kent. Dit gegeven brengt volgens verweerder mee dat hij beleefdheden uitwisselt met die ambtenaren. Dat komt de raad niet onaannemelijk voor en impliceert geen klachtwaardig handelen.
5.14 Dat tijdens de descente veel tijd aan de wederpartij is besteed en zaken zijn besproken die niets met de zaak van klager te maken hadden, is feitelijk niet komen vast te staan.
5.15 Klachtonderdeel d is dan ook ongegrond.
Ad klachtonderdeel e)
5.16 Klachtonderdeel e houdt in dat verweerder termijnen van het eerste beroep heeft laten verlopen en niet alle argumenten naar voren heeft gebracht die mogelijk waren. Dit klachtonderdeel is te algemeen geformuleerd en is niet nader met feiten en stukken geadstrueerd door klager. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 De raad is van oordeel dat verweerder op een aantal punten onvoldoende (duidelijk) met klager heeft gecommuniceerd en onvoldoende heeft zorg gedragen voor schriftelijke vastlegging van afspraken. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij daarvoor zorgt, hetgeen met name geldt voor financiële afspraken.
6.2 Bij het bepalen van de maatregel heeft de raad meegewogen dat verweerder de declaraties die de fixed fee overstegen onverwijld heeft gecrediteerd. Voor wat betreft de declaratie die zag op de descente is dit wel rijkelijk laat gebeurd.
6.3 Gelet op het vorenstaande acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a, voor zover het ziet op de declaratie betreffende de descente, gegrond;
- verklaart voor het overige klachtonderdeel a ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel c gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b, d en e ongegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. M.A. le Belle, mr. L.D.H. Hamer, mr. R. Lonterman, mr. A.G. van Marwijk Kooy, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan van de ongegronde klachtonderdelen hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
en van de gegrond verklaarde klachtonderdelen:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl