Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4122

Zaaknummer

R. 4115/13.22

Inhoudsindicatie

Voor zover de klacht door klager sub 1 op persoonlijke titel is ingediend is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.Verweerster heeft onbetwist gesteld dat klager sub 1 geen cliënt van haar is (geweest) en evenmin als wederpartij in de civiele procedure voornoemd is betrokken.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De klacht van 30 augustus 2012 is niet door klager sub  2 mede ondertekend en bij de klacht is ook geen volmacht van klager sub 2 overgelegd. De klacht van klager sub 2 is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Voor zover zou kunnen worden vastgesteld dat klager sub 2 klager sub 1 wel heeft gemachtigd voormelde klacht in te dienen, is de klacht eveneens niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 23 januari 2013, door de Raad ontvangen op 24 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    In 2006 heeft de echtgenoot van verweerster klager sub 2 bijgestaan bij de verkoop van de goodwill en inventaris van X.

1.2    In een civiele procedure tussen klager sub 2 en de echtgenoot van verweerster heeft de echtgenoot van verweerster gesteld dat hij klagers sub 2 voor makelaarswerkzaamheden heeft bijgestaan vanuit zijn eenmanszaak A. op basis van de voor die eenmanszaak geldende algemene voorwaarden.

1.3    De Kamer van Koophandel Den Haag heeft klagers sub 2 bij brief van 24 augustus 2012 bericht dat de eenmanszaak A. niet ingeschreven is geweest in het handelsregister. De Rechtbank ’s-Gravenhage heeft klager sub 2 bij brief van 22 augustus 2012 medegedeeld dat de algemene voorwaarden aldaar onbekend zijn.

1.4    Van de Stichting Beheer Derdengelden van het kantoor van verweerster is op 26 september 2006 een bedrag van € 22.000,00 overgemaakt aan de echtgenoot van verweerster als commissie voor de hiervoor door hem op naam van de eenmanszaak A. verrichte makelaarswerkzaamheden. Verweerster is bestuurder van de Stichting Beheer Derdengelden van haar kantoor.

1.5    Bij brief van 30 augustus 2012 heeft klager sub 1 bij de deken een klacht ingediend tegen verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerster dat zij weet dat er geld wordt ontvangen op de Stichting Beheer Derdengeldrekening van haar kantoor afkomstig van een niet bestaand bedrijf, te weten eenmanszaak A. en vervolgens haar medewerking verleent aan overboeking van geld naar een privé rekening van haar echtgenoot.

3.    BEOORDELING

3.1    Verweerster heeft onbetwist gesteld dat klager sub 1 geen cliënt van haar is (geweest) en evenmin als wederpartij in de civiele procedure voornoemd is betrokken. Voor zover de klacht door klager sub 1 op persoonlijke titel is ingediend is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

3.2    De klacht van 30 augustus 2012 is niet door klager sub  2 mede ondertekend en bij de klacht is ook geen volmacht van klager sub 2 overgelegd. De klacht van klager sub 2 is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

3.3    Voor zover zou kunnen worden vastgesteld dat klager sub 2 klager sub 1 wel heeft gemachtigd voormelde klacht in te dienen, is de klacht eveneens niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding.

3.4    In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

3.3    Klager sub 2 heeft niet althans onvoldoende gemotiveerd waarom hij zijn klacht niet eerder heeft ingediend. Klager sub 2 had ook in 2006 kunnen (laten) vaststellen dat de eenmanszaak A. een niet bestaande eenmanszaak was.

3.4    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 19 februari 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.