Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-02-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3777
Zaaknummer
12-319H
Inhoudsindicatie
Klacht tegen mede-advocaat. Klager beklaagt zich erover dat verweerster hem niet heeft gedeeld in correspondentie met de raad waarin zij kenbaar maakte wegens ziekte aanhouding van een zitting te wensen. Als gevolg hiervan heeft klager daar niet op kunnen reageren en is klager nodeloos ter zitting verschenen. De klacht is gegrond. Waarschuwing
Uitspraak
Beslissing van 6 februari 2013
in de zaak 12-319H
naar aanleiding van de klacht van:
de heer mr.
advocaat te
klager
tegen:
mevrouw mr.
advocaat te
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 18 oktober 2012, met kenmerk td/md/658, door de raad ontvangen op 22 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 november 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de in die brief genoemde stukken, genummerd 1 t/m 8.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Bij brief van 22 maart 2012 heeft de deken een klacht van klager namens zijn cliënten tegen verweerster doorgezonden aan de raad van discipline (referentie 12-096H). Behandeling van deze klacht zou plaatsvinden op maandag 20 augustus 2012 om 14.20 uur.
2.3 Op de dag van de behandeling, althans in de nacht daaraan voorafgaand, is verweerster ziek geworden als gevolg waarvan zij zichzelf niet in staat achtte om op voormelde zitting op maandag 20 augustus 2012 te verschijnen.
2.4 Verweerster heeft vervolgens haar secretariaat gevraagd om met de raad van discipline contact op te nemen om door te geven dat zij ziek was en om een aanhouding te verzoeken. In een telefoongesprek op die dag rond 10:30h is namens verweerster verzocht om een aanhouding. Namens verweerster is vervolgens om 13:00h een doktersverklaring gestuurd aan de raad waaruit bleek dat verweerster niet in staat was de zitting bij te wonen. De raad is in een begeleidend schrijven dringend verzocht de zitting van die dag uit te stellen. De raad heeft vervolgens ter zitting besloten de zitting aan te houden. Verweerster heeft klager van het voorgaande niet gelijktijdig in kennis gesteld. Klager heeft een en ander eerst ter zitting vernomen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster op 20 augustus 2012 geen contact heeft opgenomen met klager of zijn kantoor waardoor hij en zijn cliënt een zinloze reis naar Amsterdam en terug hebben gemaakt en daar een uur hebben moeten wachten voordat de zitting begon.
4 VERWEER
4.1 Verweerster verweert zich door te stellen dat zij erg ziek was en dat zij niet in staat was klager te berichten. Er was sprake van overmacht. Verweerster is van mening dat klager meer begrip voor haar ziekte had kunnen opbrengen.
5 BEOORDELING
5.1 Gedragsregel 15 bepaalt: “Het is de advocaat niet geoorloofd zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat der wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift der mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededeling te reageren.” De raad stelt in dit verband voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Hoewel verweerster in het andere tuchtgeding als verwerend advocaat ook partij was, had zij al dan niet naar analogie van voornoemde gedragsregel, maar ook uit hoofde van onderlinge welwillendheid, klager van haar uitstelverzoek in kennis behoren te stellen. Het verweer van verweerster dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat sprake was van overmacht wordt door de raad verworpen. Zij was immers kennelijk wel in staat om contact op te nemen met haar secretariaat teneinde dit te instrueren met de raad contact op te nemen. Zij was vervolgens ook in staat om de door de griffie van de raad gevraagde verklaring van de huisarts te bemachtigen inhoudende dat zij niet in staat was om ter zitting te verschijnen. De raad acht het onder die omstandigheden niet aannemelijk dat zij niet in staat zou zijn geweest om bijvoorbeeld haar secretariaat te instrueren om ook klager te verwittigen, terwijl dat wel geboden was.
5.2 De klacht is derhalve gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Door te handelen op de wijze als verweerster heeft gedaan heeft zij het vertrouwen geschonden dat advocaten dienen te hebben in hun medeadvocaten dat zij zich te allen tijde uitsluitend gezamenlijk of schriftelijk en met kopie aan de wederpartij tot een rechter en/of rechterlijke instantie aan wiens/wier oordeel de zaak is onderworpen zullen wenden. De raad acht de maatregel van waarschuwing daarom passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en legt op de maatregel van waarschuwing
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. de Groot, G. Kaaij, A.S. Kamphuis, J.M. van de Laar, leden, bijgestaan door mr. W.A. Westenbroek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 februari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 6 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl