Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4052
Zaaknummer
13-061A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klachten kwaliteit dienstverlening in echtscheidingsprocedure kennelijk ongegrond. Voorts geen ontoelaatbare druk bij het innen van openstaande declaraties.
Uitspraak
Beslissing van 20 maart 2013
in de zaak 13-061A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 20 februari 2013 met kenmerk 1313-0149, door de raad ontvangen op 21 februari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
De echtscheidingsprocedure
1.2 Verweerster heeft vanaf november 2011 de belangen van klager behartigd ter zake de echtscheiding van klager en zijn (inmiddels gewezen) echtgenote ("de vrouw"), die de Italiaanse nationaliteit heeft en thans in Italië woont. Klager en de vrouw hebben een minderjarige zoon, die zowel de Nederlandse als de Italiaanse nationaliteit heeft.
1.3 Verweerster heeft klager aanvankelijk op de achtergrond geadviseerd, omdat klager wilde trachten om op een minnelijke wijze met de vrouw tot een oplossing te komen. Daarbij was het de bedoeling om tot een co-ouderschapsregeling te komen.
1.4 Verweerster heeft op verzoek van klager op 29 maart 2012 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Amsterdam. Omdat partijen op het moment van indiening van het verzoekschrift nog geen overeenstemming hadden over het ouderschapsplan, dat in beginsel bij het verzoekschrift dient te worden gevoegd, heeft verweerster in het verzoekschrift toegelicht dat en waarom het ouderschapsplan ontbrak. Verweerster heeft voorts namens klager een aantal nevenvoorzieningen verzocht met betrekking tot het kind van partijen.
1.5 Op het moment van indiening en betekening van het verzoekschrift stond de vrouw blijkens een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie nog ingeschreven in Nederland, op het adres van de echtelijke woning. Betekening vond plaats door achterlating van het verzoekschrift in een gesloten envelop aan dit woonadres en verzending aan het parket van de officier van Justitie. Zekerheidshalve is voorts betekend aan genoemd parket met publicatie van deze betekening in de krant. Na indiening van het verzoekschrift heeft de vrouw zich uitgeschreven uit Nederland en woonplaats gekozen bij haar Italiaanse advocaat.
1.6 Op verzoek van de rechtbank heeft verweerster de rechtbank namens klager bij een tweetal brieven geïnformeerd over de redenen voor het ontbreken van een ouderschapsplan en de pogingen die door en namens klager zijn ondernomen om tot een ouderschapsplan te komen. Verweerster heeft de rechtbank verzocht om klager ondanks het ontbreken van het ouderschapsplan ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot echtscheiding.
1.7 De vrouw heeft geen advocaat gesteld in de verzoekschriftprocedure. Verweerster heeft de Italiaanse advocaat van de vrouw gewezen op de verweertermijn tot 20 juli 2012. Er is geen verweerschrift ingediend. Verweerster heeft verschillende keren per e-mail gecorrespondeerd met de Italiaanse advocaat en de vrouw.
1.8 Naar aanleiding van het verzoek van de rechtbank om ontbrekende stukken over te leggen, waaronder een concept ouderschapsplan, vertaald in het Italiaans en betekend in Italië en het in Italië betekende en in het Italiaans vertaalde verzoek tot echtscheiding, heeft verweerster de rechtbank geïnformeerd dat het verzoekschrift, zonder vertaling en betekening in Italië, deugdelijk was ingediend en betekend aan de vrouw in Nederland. Voorts heeft verweerster bepleit dat, gegeven de rechtspraak op dit punt, van klager niet gevergd kon worden een ouderschapsplan over te leggen, laat staan dit te laten vertalen in het Italiaans en betekenen in Italië.
1.9 De rechtbank heeft vervolgens erkend dat het verzoekschrift op correcte wijze is betekend en dat vertaling en betekening in Italië niet nodig was.
1.10 De Italiaanse advocaat van de vrouw heeft verweerster in augustus 2012 bericht dat de vrouw in Italië een echtscheidingsprocedure aanhangig had gemaakt. Voor deze procedure was een Italiaanse vertaling van het in Nederland ingediende verzoekschrift tot echtscheiding nodig. Verweerster heeft dit verzoekschrift aan de door de man in Italië ingeschakelde advocaat gestuurd.
1.11 Omdat de rechtbank zich op het standpunt stelde dat een concept ouderschapsplan diende te worden vertaald in het Italiaans en daar diende te worden betekend, heeft verweerster daarvoor gezorgd.
1.12 Klager heeft in Nederland inmiddels een andere advocaat, die een voorlopige voorzieningenprocedure voor klager heeft gevoerd. De rechtbank heeft zich in die procedure onbevoegd verklaard om een beslissing te nemen over klagers verzoek om zijn zoon bij hem in Nederland te laten wonen.
De declaraties
1.13 Medio mei 2012 heeft klager verweerster bericht dat hij moeite had om de openstaande declaraties te voldoen. Verweerster heeft klager aanvankelijk respijt gegeven tot 1 juni 2012. In augustus 2012 heef verweerster klager in verband met de te verrichten werkzaamheden en vertaling en betekening verzocht de achterstallige declaraties van op dat moment in totaal EUR 2.016,92 te voldoen.
1.14 Op verzoek van klager is hem op 2 augustus 2012 een overzicht verstrekt van de achterstand. Verweerster heeft klager per e-mail bevestigd dat hij de tot dan toe openstaande declaraties direct zou voldoen. Voorts heeft verweerster klager bericht over de noodzaak om hem twee voorschotnota's te sturen in verband met haar honorarium voor haar werkzaamheden op dat moment en te verwachten kosten. Klager is verzocht ook deze nota's direct te voldoen.
1.15 Verweerster heeft klager enkele dagen later desgevraagd telefonisch en per e-mail bericht dat nader uitstel van de achterstand van EUR 2.016,92 echt niet mogelijk was en dat betaling van de voorschotnota's noodzakelijk was voor de voortzetting van haar werkzaamheden.
1.16 Klager heeft vervolgens verzocht om een betalingsregeling. Verweerster heeft klager per e-mail bericht dat haar kantoor een regeling kon treffen, met dien verstande dat het bedrag van EUR 2.016,92 diezelfde dag nog diende te worden voldaan en dat voor de twee voorschotnota's een langere betalingstermijn dan de gebruikelijke veertien dagen zou gelden, te weten respectievelijk 4 september 2012 en 2 oktober 2012. Verweerster heeft klager voorts bericht dat de uiteindelijke maandelijkse facturen van de voorschotnota's zouden kunnen afwijken en binnen de gebruikelijke betalingstermijn moesten worden voldaan. Klager heeft hiermee per e-mail ingestemd.
1.17 Verweerster heeft klager voor aanvullende nota's ter zake van kosten eveneens uit coulance een betalingstermijn gegeven tot 2 oktober 2012.
1.18 Het achterstallige bedrag van EUR 2.016,92 is voldaan. De eerste voorschotnota is op 10 september 2012 voldaan. De tweede voorschotnota is niet voldaan. Op 10 september 2012 heeft verweerster voorts een declaratie gestuurd voor haar werkzaamheden, met aftrek van het in rekening gebrachte voorschot, welke declaratie op 24 september 2012 betaald diende te zijn. Verweerster heef klager erop gewezen dat zij bij het uitblijven van tijdige betaling genoodzaakt zou zijn haar werkzaamheden op te schorten en dat dit in het uiterste geval zou kunnen betekenen dat zij klager niet zou kunnen begeleiden tijdens een zitting van 26 september 2012.
1.19 Klager heeft verweerster hierop laten weten dat het voor hem niet meer goed voelde om verweerster verder te gaan en een andere advocaat zou zoeken. Klager heeft daarbij bericht dat hij bereid is te betalen voor verweersters werkzaamheden, maar dat hij daartoe op dat moment financieel niet in staat was.
1.20 Verweerster heeft klager bericht het dossier te zullen overdragen aan een opvolgend advocaat en te zullen vasthouden aan betaling van de openstaande nota's, daaronder begrepen een voorschotnota van EUR 1.738,44. Verweerster heeft aangeboden het op dat moment openstaande bedrag aan honorarium van EUR 2.920,26 te verlagen naar EUR 2.500 mits klager binnen de betalingstermijn zou betalen.
1.21 Het dossier is medio september 2012 op verzoek van klager overgedragen aan de opvolgend advocaat.
1.22 Begin oktober 2012 heeft klager verweerster verzocht hem te bevestigen dat zij afziet van vergoeding van de door haar gedeclareerde uren, omdat zij volgens klager ernstige fouten heeft gemaakt en haar inzet afhankelijk heeft gemaakt van het voldoen van een nota. Verweerster heeft klager medio oktober 2012 schriftelijk bericht niet aan dit verzoek te zullen voldoen en hem nogmaals in de gelegenheid gesteld binnen twee weken een bedrag van EUR 2.500 aan honorarium te betalen, alsmede vastgehouden aan betaling van de openstaande voorschotnota. Daarbij heeft verweerster aangekondigd tot incassomaatregelen over te gaan, indien niet tijdig zou worden betaald en dat het aanbod tot matiging van het honorarium dan zou komen te vervallen.
1.23 Klager heeft verweerster bericht dat hij vindt dat hij haar niet hoeft te betalen en aangekondigd een klacht te zullen indienen tegen verweerster. Klager heeft verweerster verzocht in afwachting van de tuchtprocedure geen incassomaatregelen te treffen. Verweerster heeft klager hierop bericht dat zij tot incassomaatregelen zal overgaan.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:
a) heeft verzuimd in maart 2012 een echtscheidingsverzoek en een ouderschapsplan in het Italiaans te laten vertalen;
b) onder dreiging klager heeft bewogen althans getracht heeft te bewegen de openstaande declaraties te voldoen;
c) niet tegemoet is gekomen aan klagers verzoek af te zien van het incasseren van het openstaande bedrag van EUR 4.658,70;
d) hem in december 2011 niet heeft geadviseerd te protesteren tegen het feit dat de vrouw klagers zoon meenam naar Italië, met als gevolg dat klagers verzoek in een voorlopige voorzieningenprocedure om zijn zoon bij hem te laten wonen is afgewezen.
3 BEOORDELING
3.1 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) overweegt de voorzitter dat verweerster tegenover de verwijten van klager heeft uiteengezet waarom zij de zaak heeft aangepakt zoals zij heeft gedaan. Deze aanpak komt de voorzitter zeker niet kennelijk onjuist voor. Bovendien heeft verweerster blijkens de stukken van het klachtdossier die aanpak in e-mails aan klager uiteengezet. De voorzitter stelt voorts op grond van het klachtdossier vast dat de noodzaak van een vertaling in het Italiaans van het echtscheidingsverzoek en het concept ouderschapsplan pas in een later stadium van de procedure, te weten in augustus 2012 en niet in maart 2012, is gebleken. Het valt verweerster niet te verwijten dat zij, mede gezien de daarmee verband houdende kosten, niet eerder tot het doen vertalen van genoemde stukken is overgegaan. Daarbij heeft verweerster voorts gemotiveerd dat het standpunt van de rechtbank, dat een vertaling noodzakelijk was niet te voorzien was, gelet op de geldende rechtspraak op het gebied van het ouderschapsplan.
3.3 De gedragingen van verweerster zijn, gemeten naar genoemde maatstaf, derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
3.4 De klachtonderdelen b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.5 Uit het klachtdossier blijkt dat verweerster klager meermaals uitvoerig schriftelijk heeft geïnformeerd over de te nemen stappen en de daarmee gemoeide kosten. Verweerster heeft betwist dat met klager op 1 juni 2012 is afgesproken dat hij de op dat moment openstaande declaraties voorlopig helemaal niet hoefde te betalen. De voorzitter kan reeds om die reden het bestaan van die afspraak niet vaststellen, terwijl ook de latere e-mailcorrespondentie het bestaan van die afspraak niet ondersteunt.
3.6 Verweerster is klager tegemoet gekomen door de betalingstermijn van de voorschotnota's te verlengen en haar honorarium te matigen. De hoogte van de declaraties is deugdelijk gespecificeerd. Verweerster heeft klager voorts schriftelijk duidelijk gemaakt dat ter zake haar honorarium sprake was van een voorschot en dat de uiteindelijke maandelijkse facturen hiervan zouden kunnen afwijken. Klager wist derhalve dat er nog nota's zouden kunnen volgen.
3.7 Niet is gebleken dat verweerster ontoelaatbare druk zou hebben uitgeoefend om haar declaraties vergoed te krijgen. Daarbij heeft te gelden dat advocaten net als andere dienstverleners recht hebben op honorering van hun werkzaamheden. Dat verweerster klager heeft gewaarschuwd dat zij haar werkzaamheden zou opschorten bij gebreke van tijdige betaling is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het voortzetten van de incasso van de declaraties valt verweerster in de onderhavige omstandigheden, waarin het dossier is overgedragen aan een opvolgend advocaat, verweerster eerder coulance heeft betoond met betrekking tot de betalingstermijnen en zij een korting op de declaratie heeft aangeboden, evenmin te verwijten.
3.8 De klachtonderdelen b) en c) zijn derhalve kennelijk ongegrond.
3.9 Ten aanzien van klachtonderdeel d) overweegt de voorzitter dat deze klacht reeds strandt omdat niet valt in te zien hoe een protest van invloed zou zijn geweest op de procedure. De voorzitter stelt overigens op grond van het klachtdossier vast dat verweerster klager er in een vroeg stadium op heeft gewezen dat de gewone verblijfplaats van de zoon en de discussie daarover een wezenlijk onderdeel en risico was van de procedures. Verweerster heeft er op gewezen dat de kans aanwezig was dat de rechtbank, gezien de omstandigheden van dit geval, zou oordelen dat de zoon een grotere band heeft met Italië dan met Nederland en zich onbevoegd zou verklaren. Verweerster heeft klager geadviseerd zoveel mogelijk bij zijn zoon te zijn om met de vrouw afspraken te kunnen maken en zoveel mogelijk invloed uit te kunnen oefenen. Het had op de weg van klager gelegen om, indien hij zich niet kon vinden in deze aanpak, dit aan verweerster duidelijk te maken. Ook gelet hierop is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
3.10 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van art. 46g Advocatenwet, in al haar onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier op 20 maart 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.