Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:174

Zaaknummer

13-173A

Inhoudsindicatie

'Klacht tegen eigen advocaat over behandeling van de zaak en uitbrengen van declaratie. Klacht is ongegrond.'

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 18 november 2013

in de zaak 13-173A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 25 juni 2013 met kenmerk 40-13-0680, door de raad ontvangen op 27 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 september 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klager is zonder bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- De in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, alsmede de stukken 1 tot en met 10 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief genoemde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De klacht is gericht tegen de eigen advocaat van klager. De echtgenote van klager is woonachtig te Marokko. Klager heeft zich tot verweerder gewend met het verzoek in orde te maken dat de echtgenote van klager naar Nederland kon komen om voor hem te kunnen zorgen. Om in aanmerking te komen voor een visum diende de echtgenote van klager in Marokko een inburgeringsexamen af te leggen. Dit stuitte op problemen omdat de echtgenote dyslectisch is. Klager heeft een en ander aan verweerder uitgelegd tijdens een bespreking op 3 maart 2011, in aanwezigheid van een persoon die het gesprek voor klager vertaalde.

2.3 Verweerder heeft de inhoud van dit gesprek en de opdracht van klager aan verweerder bevestigd bij brief van 10 maart 2011. In deze brief heeft verweerder klager ook verzocht om hem een groot aantal stukken toe te zenden die noodzakelijk waren voor de aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf, waaronder "het certificaat basisexamen inburgering op naam  van uw vrouw, door uw vrouw af te leggen voordat de mvv-aanvraag kan worden ingediend". Daarnaast schreef verweerder dat klager niet in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand en de kosten van de procedure zelf en volledig moest voldoen, waarbij hij liet weten dat zijn honorarium € 750,- was, te vermeerderen met 19% BTW. Verweerder sloot af met de mededeling:

"Nadat voornoemde stukken bij mij zijn ingeleverd en voornoemd honorarium is voldaan, zullen de mvv-aanvragen nader worden voorbereid."

2.4 Op 18 mei 2011 vond opnieuw een bespreking plaats tussen klager en  verweerder. De inhoud van die bespreking is door verweerder bevestigd bij brief van 3 juli 2011. Hierin heeft verweerder klager – voor zover hier van belang – als volgt bericht:

"U vroeg mij tevens of ik kon garanderen dat een machtiging tot voorlopig verblijf zou worden afgegeven, naar aanleiding waarvan ik u liet weten dat niet te kunnen garanderen. (…) Naar aanleiding daarvan liet u mij weten niet verder te willen met de aanvraag en liet u mij weten van oordeel te zijn niets verschuldigd te zijn, omdat er nog niets zou zijn gedaan. (…) Er zijn in uw zaak wel degelijk werkzaamheden verricht."

2.5 Verweerder heeft klager verzocht een declaratie van € 500,- te voldoen. Nadat betaling van dit bedrag ondanks aanmaningen uitbleef, is verweerder een civielrechtelijke procedure tegen klager gestart. In de uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam van 14 februari 2013 is klager veroordeeld tot betaling aan verweerder van de declaratie van € 500,- en de proceskosten van verweerder. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder feitelijk werkzaamheden had uitgevoerd voor klager en de daarvoor gemaakte uren in rekening mocht brengen, ondanks het feit dat in de brief van 10 maart 2011 stond vermeld dat verweerder pas zou overgaan tot het verrichten van werkzaamheden na ontvangst van het honorarium en de verzochte stukken.

2.6 Bij brief van 10 april 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij de belofte, dat hij de behandeling van de zaak van klager tot een succes zou maken, niet is nagekomen;

b) hij ten onrechte een declaratie aan klager heeft gezonden.

4 VERWEER

4.1 Verweerder betwist dat hij aan klager te kennen zou hebben gegeven dat zijn echtgenote geen inburgeringsexamen zou hoeven doen in het kader van de aanvraag. Daarbij heeft verweerder verwezen naar de inhoud van de brief van 10 maart 2011, waarin is verwezen naar de noodzaak van een certificaat basisexamen inburgering op naam van de echtgenote van klager.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad dat niet is gebleken dat verweerder klager zou hebben toegezegd de zaak tot een succes te maken. Klachtonderdeel a) mist derhalve feitelijke grondslag en is om die reden ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de raad dat de rechter reeds heeft geoordeeld dat klager is gehouden de declaratie van verweerder te voldoen. De inhoud van de brief van 10 maart 2011 maakt dit niet anders. In deze brief heeft verweerder klager meegedeeld dat hij de kosten voor de te verrichten werkzaamheden zelf zou moeten voldoen. Vast staat dat verweerder voor klager werkzaamheden heeft verricht, onder meer bestaand uit het op verzoek van klager voeren van besprekingen, ondanks het feit dat klager het honorarium nog niet had voldaan en de verzochte stukken nog niet had aangeleverd. Klager was daarmee bekend en niet is gebleken dat hij zich tegen de verrichting van deze werkzaamheden heeft verzet. Verweerder mocht in die situatie de door hem verrichte werkzaamheden in rekening brengen. Klachtonderdeel b is om die reden eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-   Verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, J.M. van de Laar, P. van Lingen en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl