Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3724

Zaaknummer

R158-2012

Inhoudsindicatie

Keuze om een journalist te benaderen, komt de raad, alle omstandigheden in aanmerking nemende, niet tuchtrechtelijk laakbaar voor.

Inhoudsindicatie

Indien een advocaat van oordeel is dat het belang van zijn cliënt gediend is met het verstrekken van informatie uit een zaak van een andere cliënt, staat het die advocaat vrij, met toestemming van zijn cliënt in die andere zaak, informatie uit diens zaak te gebruiken in de andere zaak.  Voldoende aannemelijk gemaakt dat het belang van zijn cliënt gediend was met het verstrekken van de betreffende informatie uit de andere zaak.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 7 januari 2013

in de zaak R 158-2012

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                  1.   A

 

    gemachtigde : B

 

                   2.   C

 

                                        klagers

 

tegen:

D

 

                                        verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 22 mei 2012 met kenmerk K en L, door de raad ontvangen op 23 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement R de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 november 2012 in aanwezigheid van mr. B, als gemachtigde van klaagster sub 1, klager sub 2 en verweerder. Als toehoorder is mevrouw E verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 22 mei 2012, met bijlagen.

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Klaagster sub 1 en verweerder hebben op 11 februari 2011 een anonieme e-mail ontvangen betreffende een zaak van een cliënte van verweerder. De kinderen van de cliënte van verweerder waren onder toezicht gesteld van klaagster sub 1. In de anonieme e-mail werd gesuggereerd dat de schrijver ervan  een medewerker van klaagster sub 1 was met wroeging over door klaagster sub 1 in deze zaak genomen beslissingen.

2.2         Verweerder heeft enkele dagen na de ontvangst van de anonieme e-mail over de inhoud daarvan contact gezocht met een journalist.

2.3         Verweerder trad eveneens op als advocaat in een zaak waarin klager sub 2 als gezinsvoogd was betrokken. Deze zaak had betrekking op een verzoek tot ontheffing van de ouders uit het ouderlijk gezag. De ouders waren tegen de maatregel tot ontheffing uit het ouderlijk gezag in beroep gegaan. Verweerder heeft in het beroepschrift van 21 april 2011 onder meer het volgende geschreven:

“Tegen de gezinsvoogd (…..) loopt een strafprocedure (inmiddels art 12 Sv, omdat valsheid in journaalrapport geen valsheid in geschrifte kan opleveren) omdat hij opzettelijk onjuist gegevens zou hebben gemeld in een journaalrapport. Opzettelijk zou -volgens een anonieme mail van iemand die zegt te zijn van A- de gezinsvoogd hebben meegewerkt aan een plan om een kind bij moeder weg te halen. Dat is nogal wat! Maar het is niets zolang er geen duidelijkheid is gekomen na onderzoek. Zo hoort ook de heer H. te worden behandeld.”

3                klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         verweerder de media oneigenlijk heeft ingezet waarmee hij de belangen van klaagster sub 1 onnodig en onevenredig heeft geschaad;

2.         verweerder informatie uit een zaak heeft gebruikt in een andere zaak waardoor hij klaagster sub 1 en in het bijzonder klager sub 2 in die andere zaak in diskrediet heeft gebracht.

 

3.2         Klagers hebben ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

Verweerder heeft reeds contact gezocht met de media alvorens navraag te doen bij klaagster sub 1 of de anonieme e-mail nader zou worden onderzocht. Dit kan enkel tot doel hebben gehad om klaagster sub 1 en haar medewerkers te schaden en heeft niets te maken met feiten of waarheidsvinding. Het handelen van verweerder is laakbaar en onbehoorlijk.

Verweerder heeft onjuiste informatie verschaft door te stellen dat er sprake was van een strafprocedure. Artikel 12 Wetboek van Strafrecht ziet op een beklagprocedure ten aanzien van het niet vervolgen van strafbare feiten. Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten jegens klager sub 2. Verweerder heft onvoldoende professionele afstand in acht genomen. Verweerder heeft doelbewust de professionele positie van klager sub 2 geschaad door op een insinuerende wijze onjuiste informatie te misbruiken in een andere zaak. Hiermee wordt de hulpverleningsrelatie tussen een gezinsvoogd en de ouders onnodig geschaad

Klaagster sub 1 heeft verweerder aangesproken op zijn ontoelaatbaar handelen. Verweerder heeft zijn handelen desondanks niet gestaakt, en is ermee doorgegaan om klager sub 2 ten opzicht van zijn cliënten zwart te maken.

4                VERWEER

Ad klachtonderdeel 1.

4.1         Er was geen sprake van het oneigenlijk inzetten van de media. Het is juist dat verweerder op verzoek van en in aanwezigheid van zijn cliënte met de media heeft gesproken. Omdat klaagster sub 1 de cliënte van verweerder niet informeerde en geen blijk gaf haar klachten serieus te willen onderzoeken, achtte cliënte het wenselijk om via de media te achterhalen of meerdere mensen dezelfde negatieve ervaring hadden en daardoor nadere informatie te ontvangen. Verweerder heeft toen op verzoek en in aanwezigheid van zijn cliënte gesproken met de pers. Verweerder zag, gelet op voormelde omstandigheden, met zijn cliënte de gekozen stappen als passend.

Ad klachtonderdeel 2.

4.2         In een andere zaak werd een cliënt van verweerder bij herhaling geschoffeerd door zijn toenmalige gezinsvoogd, klager sub 2. Cliënt werd van strafbare feiten beschuldigd, ook nog nadat hij hiervan was vrijgesproken. In appel werden door klager sub 2 allerlei stellingen geponeerd, die door de cliënt van verweerder werden betwist. Omdat het woord van een gezinsvoogd in een procedure zwaar weegt, achtte verweerder het noodzakelijk duidelijk te maken dat niet zomaar alles kan worden aangenomen wat een gezinsvoogd zegt. Om deze reden heeft verweerder, met toestemming van  de betrokken cliënte, aan de rechter kenbaar gemaakt dat hem bekend was dat in een andere zaak een anonieme e-mail was verzonden met de mededeling dat klager sub 2 zou hebben meegewerkt aan onjuiste weergave van feiten.

4.3         Ter zitting is aangegeven dat er aangifte was gedaan, maar dat dit een artikel 12 Sv procedure was geworden.

4.4         De bewering dat verweerder de relatie tussen klager sub 2 en zijn cliënt doelbewust heeft willen verstoren doet lachwekkend aan. Deze relatie was reeds gedurende lange tijd ernstig verstoord.

 

5                BEOORDELING

5.1         Bij de beoordeling van beide klachten stelt de raad het volgende voorop. Het is de taak van een advocaat de belangen van zijn cliënt te behartigen. Aan die advocaat komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij of andere belanghebbenden worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

Ad klachtonderdeel 1.

5.2     Vast staat dat op 11 februari 2011 zowel door klaagster sub 1 als  verweerder een anonieme e-mail werd ontvangen. Omdat de inhoud van de e-mail rechtstreeks het belang van de cliënte van verweerder raakte, had verweerder een gerechtvaardigd belang om te laten uitzoeken wat door klaagster sub 1 gedaan werd met de anonieme e-mail. Aangezien verweerder hiertoe zelf geen mogelijkheden heeft en klaagster sub 1 noch verweerder noch de cliënte van verweerder (tijdig) informeerde over de stappen die door haar werden genomen naar aanleiding van de ontvangen anonieme e-mail, heeft verweerder ervoor gekozen een journalist te benaderen. Onder de gegeven omstandigheden acht de raad deze stap niet tuchtrechtelijk laakbaar.

          Ad klachtonderdeel 2.

5.3     Indien een advocaat van oordeel is dat het belang van zijn cliënt gediend is met het verstrekken van informatie uit een zaak van een andere cliënt, staat het die advocaat vrij, met toestemming van zijn cliënt in die andere zaak, informatie uit diens zaak te gebruiken in de andere zaak. Dat klager sub 2 het verstrekken van deze informatie als een aantasting van zijn integriteit heeft ervaren, brengt  echter niet met zich dat de informatieverstrekking reeds om die reden als  nodeloos grievend  jegens klager sub 2 moeten worden gekwalificeerd. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het belang van zijn cliënt gediend was met het verstrekken van de betreffende informatie uit die andere zaak. Hij heeft daarbij de grens van het toelaatbare niet overschreden. Ook het in klachtonderdeel 2 gesteld komt de raad niet tuchtrechtelijk laakbaar voor.

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

 

verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries , M.B.Ph. Geeraedts , J.J.M. Goumans en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 januari 2013 .

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op8 januari 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klagers

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement R

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

 

-      klagers

-            verweerder

-            de deken van de orde van advocaten te R

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl