Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4078

Zaaknummer

R. 3984/12.118

Inhoudsindicatie

Hetgeen klagers in het verzet hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven.

Inhoudsindicatie

De Raad merkt nog ten overvloede op dat klagers zelf, zoals blijkt uit het door hen overgelegde vonnis van de Kantonrechter, getracht hebben bij het gerechtshof  hoger beroep in te stellen. Klagers hebben aldus de bedoeling gehad om hoger beroep in te stellen.

Inhoudsindicatie

Dat verweerder zekerheidshalve in verband met het verstrijken van de appeltermijn hoger beroep heeft ingesteld, voordat hij klagers daarover zou hebben geïnformeerd, acht de Raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 7 juni 2012  met kenmerk K133 2011/2012 ew/nw, door de raad ontvangen op 8 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 29 juni 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 2 juli 2012 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij brief van 13 juli 2012 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 januari 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van:

    - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

      de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

    - het verzetschrift van klagers van 13 juli 2012;

    - de brief van klagers van 25 september 2012.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Klagers hebben zich op 15 september 2011 tot verweerder gewend voor een eerste bespreking.

2.2    Bij brief van 11 november 2011 hebben klagers verweerder gevraagd hun belangen te behartigen en hoger beroep in te stellen tegen een vonnis van de Rechtbank Maastricht, sector kanton van 24 augustus 2011.

2.3    Verweerder heeft op 23 november 2011 hoger beroep op nader aan te voeren gronden ingesteld.

2.4    Bij – van een onjuiste adressering voorziene – brief van 24 november 2011 heeft verweerder klagers, voor zover hier relevant, geschreven:

“…

Ik zal thans zo spoedig mogelijk het gehele dossier grondig bestuderen en kijken of er termen aanwezig zijn om het hoger beroep op inhoudelijke gronden voor te zetten. Uiteraard is dit wel de insteek.

Voor wat betreft de kosten van juridische bijstand zal ik mijn kosten bij u in rekening brengen aan de hand van een uurtarief van € 150,00 exclusief B.T.W.

…”

2.5    Bij brief van 7 december 2011 heeft verweerder klagers een negatief procesadvies gestuurd.

2.6    Bij e-mail bericht van 17 december 2011 hebben klagers verweerder laten weten dat zij zich kunnen vinden in het negatieve procesadvies. Klagers hebben verweerder voorts advies gevraagd ter zake van de beëindiging van de huurovereenkomst met hun huurders.

2.7    Verweerder heeft klagers geadviseerd omtrent de beëindiging van de huurovereenkomst bij e-mail bericht van 19 december 2011.

2.8    Bij e-mail bericht van 30 december 2011 hebben klagers verweerder verzocht zo spoedig mogelijk de huurovereenkomst te beëindigen, de huurders aansprakelijk te stellen en ter zake een procedure aanhangig te maken.

2.9    Verweerder heeft vervolgens aan klagers een voorschot gevraagd van

€ 3.500,00. Klagers hebben bij e-mail bericht van 3 januari 2012 verweerder laten weten hier niet mee in te stemmen en om teruggave van hun stukken gevraagd.

2.10    Verweerder heeft de stukken aan klagers geretourneerd doch een onjuist huisnummer in de adressering opgenomen. De stukken hebben klagers – hoewel in een beschadigde envelop – bereikt.

2.11    Op 24 januari 2012 heeft verweerder het hoger beroep ingetrokken.

2.12    Bij e-mail bericht van 25 januari 2012 heeft verweerder voor de onder 2.10 bedoelde gang van zaken zijn excuses aan klagers aangeboden. Voorts heeft verweerder zijn declaratie gematigd tot € 1.000,-- exclusief BTW.

2.13    Bij e-mail bericht van 30 januari 2012 met bijlagen hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.14    Bij vonnis van 9 januari 2013 heeft de kantonrechter in Leiden klagers veroordeeld om hoofdelijk tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de maatschap van verweerder een bedrag van €1.207,56 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.190,-- vanaf 1 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening en klagers veroordeeld in de proceskosten.

In het vonnis is onder meer opgenomen op pagina 2 onder punt 2:

"(…)

Na dit gesprek hebben klagers (griffier) tevergeefs zelf hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof tegen een voor klagers negatief vonnis van de Rechtbank Maastricht van 24 augustus 2011.

(…)".

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klagers verwijten verweerder meer in het bijzonder dat hij

a.    nooit een overeenkomst van opdracht met verweerder heeft gesloten. Verweerder heeft klagers evenmin gewezen op het door hem te hanteren uurtarief. Verweerder heeft zonder overleg met klagers stukken in klagers zaak doorgezonden naar een kantoor in ’s-Hertogenbosch. Tevens heeft verweerder ongevraagd de advocaat van de wederpartij op de hoogte gesteld van zijn voornemen om in hoger beroep te gaan;

b.    een voorschot ad € 3.500,-- heeft gevraagd, zonder dit te onderbouwen;

c.    klagers dossier, dat privacygevoelige informatie bevatte en derhalve naar de mening van klagers aangetekend verstuurd had moeten worden, onjuist geadresseerd heeft. Uiteindelijk hebben klagers het dossier beschadigd teruggekregen via de personen aan wie verweerder het abusievelijk had verzonden. Het dossier bleek verzonden vanaf een kantoor in ’s-Hertogenbosch;

d.    een einddeclaratie heeft doen toekomen van € 1.000,00 exclusief BTW. Verweerder heeft gesteld dat hij reeds eerder een voorschotnota ad

€ 750,00 aan klagers heeft doen toekomen, hetgeen klagers betwisten;

e.    klagers onjuist heeft voorgelicht, nu hij klagers niet meteen heeft laten weten dat procederen geen kans van slagen had.

3.3    In het verzet stellen klagers dat zij zich niet in de beslissing van de voorzitter kunnen vinden en dat niet gereageerd wordt op door klagers aangedragen zaken, zoals het door verweerder dreigen met een dagvaarding in verband met de incasso van openstaande declaraties.

4.    BEOORDELING

4.1    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de

beoordeling van de voorzitter. Hetgeen klagers in het verzet hebben aangevoerd is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven.

4.2    Ten overvloede merkt de raad op dat uit het door klagers overgelegde vonnis van de kantonrechter in Leiden volgt dat klagers eerst zelf getracht hebben bij het gerechtshof hoger beroep in te stellen van het vonnis van 24 augustus 2011, alvorens zich op 11 november 2011 te wenden tot verweerder,. Hieruit volgt dat klagers kennelijk al de bedoeling hebben gehad om het hoger beroep, dat verweerder zekerheidshalve heeft ingesteld in verband met het verstrijken van de appeltermijn, in te stellen. Hoewel het zorgvuldiger zou zijn geweest indien verweerder klagers daarover zou hebben geïnformeerd is het feit dat verweerder dat niet heeft gedaan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.    BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, H.E. Meerman, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 maart 2013.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.