Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:62

Zaaknummer

ZWB 10-2013

Inhoudsindicatie

Geenszins gebleken dat verweerster bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst over de openstaande facturen een onoorbare druk heeft uitgeoefend. Met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst is de discussie over de declaraties beslecht en kunnen de klachten over de declaraties niet (meer) tot gegrondverklaring leiden.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 16 september 2013

     in de zaak ZWB10-2013

naar aanleiding van de klacht van:

A

 

klager

 

tegen:

 

B

 

verweerster

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 10 januari 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 1 juli 2013 zijn klager en verweerster verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 10 januari 2013 en de daarbij gevoegde stukken;

-          De brief van 21 mei 2013 met bijlagen van klager;

-          De brief van 11 juni 2013 met bijlagen van verweerster.

 

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     D RvT heeft zich in december 2009 gewend tot mr. Van L. van het kantoor P. omdat de RvT voornemens was om (de voorzitter van) het bestuur van de w (hierna: het bestuur) te schorsen. Over dit voornemen heeft overleg plaatsgevonden met mr. Van L. en het is daadwerkelijk gekomen tot een schorsing. Het bestuur heeft in reactie daarop de RvT gedagvaard. Mr. van L. heeft de RvT bijgestaan. In februari 2010 is vonnis gewezen en is de schorsing opgeheven.

2.2     De RvT alsmede mr. Van L. hebben zich op het standpunt gesteld dat de kosten van de procedure voldaan dienden te worden door het bestuur omdat de RvT een orgaan is van de woningbouwvereniging. Het bestuur heeft geweigerd de declaraties te voldoen.

2.3     In maart 2010 is de RvT afgetreden. Klager heeft, samen met de andere voormalige leden (verder te noemen: leden) van de RvT, in een procedure vergoeding van de advocaatkosten en vergoeding van kosten voor zelf verrichte werkzaamheden gevorderd. Klager werd in deze procedure – op aanraden van mr. Van L. – bijgestaan door mr. S. Mr. S was niet verbonden aan het kantoor P.

2.4     In juli 2010 heeft de rechter een tussenvonnis gewezen waarin werd bepaald dat het bestuur slechts een klein deel van de kosten op zich zou hoeven te nemen. Na tussenvonnis heeft mr. Van L. – voor de eerste maal – bij de leden van de RvT aanspraak gemaakt op betaling van zijn declaraties. Daarbij voerde hij ook de declaraties van mr. S. op.

2.5     Na vertrek van mr. Van L. van het kantoor P. heeft verweerster de inning van de nog openstaande declaraties op zich genomen. Inhoudelijk werden de belangen van de leden van de RvT op dat moment behartigd door mr. S. D e leden van de RvT hebben een regeling getroffen met het kantoor P, welke regeling is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst die door alle leden is ondertekend.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doord at zij:

1.      de inning van de declaraties ter hand heeft genomen, terwijl er nog geen eindvonnis was gewezen;

2.      het betalingsrisico heeft doorgeschoven naar de leden van de RvT, terwijl de facturen op naam van de RvT stonden en de leden niet op hun privéaansprakelijkheid waren gewezen;

3.      de declaraties van mr. S. zijn meegenomen in het betalingsvoorstel, terwijl klagers ervan mochten uitgaan dat deze declaraties door kantoor P. zouden worden voldaan;

4.      geen rekening heeft gehouden met de toezegging van mr. Van L. dat er geen honorarium in rekening zou worden gebracht zolang de zaak onder de rechter was;

5.      klagers met de betalingsovereenkomst een wurgcontract heeft opgedrongen;

6.      de betaling die gedaan is door het bestuur van de Woningbouwvereniging niet verrekend heeft met de betalingen die gedaan dienden te worden door de leden van de RvT;

7.      buitensporig hoge declaraties heeft opgevoerd.

 

 

4        VERWEER

4.1     Verweerster heeft geen inhoudelijke bemoeienis gehad met de zaak en heeft zich enkel bezig gehouden met de incasso van de declaraties van kantoor P. en mr. S. Verweerster heeft de incasso op 1 oktober 2011 ter hand genomen. Omdat op het e-mailbericht van mr. Van L. d.d. 18 augustus 2011 geen reactie was gekomen heeft zij dit bericht op 10 oktober 2011 nogmaals aan de leden van de RvT toegezonden. Namens de leden liet de heer De W. weten tot een betalingsafspraak te willen komen ter zake zowel de declaraties van mr. Van L. als die van mr. S. Op 27 oktober 2011 heeft verweerster een voorstel gedaan. Omdat verweerster eind november/begin december nog geen reactie had ontvangen heeft zij gevraagd om alsnog te reageren, waarop alle declaraties van mr. S. zonder protest of enig voorbehoud zijn betaald. Ook is het overleg hervat over de overige declaraties. Op 15 december 2011 is verweerster met de leden van de RvT een alles omvattende regeling overeengekomen, welke zonder voorbehoud door alle leden is geaccordeerd.

4.2     De afspraken zijn voorts vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, welke op 23 december 2011 door verweerster en alle leden is ondertekend. Uit niets bleek van enig protest of voorbehoud. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het betreft een zeer gunstige regeling. Meer dan 50% van de declaraties is kwijtgescholden en bovendien is een gunstige betalingsregeling getroffen.

         

5        BEOORDELING

        5.1     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerster na het vertrek van mr. Van L. in feite enkel betrokken is geweest bij de totstandkoming van de met de leden van de RvT getroffen betalingsregeling. De raad zal derhalve eerst klachtonderdeel 5, dat handelt over de vaststellingsovereenkomst, beoordelen.

        5.2     Klager stelt dat verweerster hem met de betalingsregeling een wurgcontract heeft opgedrongen. Verweerster heeft deze stelling gemotiveerd weersproken, in welk verband verweerster uitvoerig heeft uiteengezet op welke wijze en onder welke omstandigheden de vaststellingsovereenkomst  tot stand is gekomen. Aan klager en de overige leden is voldoende mogelijkheid en ruimte geboden om tot overeenstemming te komen, waarbij aan weerszijden is meegedacht over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst.

        5.3     De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster op klager dan wel op de andere leden van de RvT een onoorbare druk heeft uitgeoefend. Van de wijze waarop de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen kan verweerster naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klager heeft weliswaar ter zitting verklaard dat een van de leden psychische druk heeft uitgeoefend op de andere leden bij de totstandkoming van de regeling, maar dat kan verweerster niet worden aangerekend.

        5.4     Met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst is de discussie over de declaraties, die door klager tot uitdrukking is gebracht in de klachtonderdelen 1 tot en met 4 en 6 en 7, beslecht. Nu over de declaraties met instemming van alle betrokkenen en zonder dat daarbij een voorbehoud is gemaakt een juridisch afdwingbare regeling is getroffen kunnen de klachten over de declaraties niet (meer)  tot gegrondverklaring leiden.

        5.5     De raad zal gelet op het vorenstaande de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaren.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, J.C. van den Dries, J.F.E. Kikken, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op       17 september 2013

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klager

-         verweerster

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        klager

-         verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

                           

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl