Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-05-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:23
Zaaknummer
13-102
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat die optreedt in hoedanigheid faillissementscurator. De voorzitter ziet in de opstelling van verweerster in haar rol als curator geen grond voor enig tuchtrechtelijk verwijt.
Inhoudsindicatie
Klachten kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 15 mei 2013
in de zaak 13-102
naar aanleiding van de klacht van:
de heer [ ]
adres
klager
tegen:
mr. X
advocaat te A.
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 17 april 2013 met kenmerk RvT 1213-9524/KB/sd, door de raad ontvangen op 18 april 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Op 12 januari 2010 is door de rechtbank het privé faillissement van klager uitgesproken, met benoeming van verweerster tot curator.
Het privé faillissement is uitgesproken op verzoek van de curator in het faillissement van de besloten vennootschap van klager, [ ] K. Holding B.V.
1.3 Klager is in de gelegenheid gesteld een akkoord aan te bieden.
1.4 Bij brief van 19 september 2012 heeft de Belastingdienst laten weten dat klager ondanks zijn telefonische toezeggingen geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de Belastingdienst om nadere stukken in te dienen. De Belastingdienst heeft om die reden besloten geen medewerking te willen verlenen aan een eventueel akkoord om het faillissement af te ronden.
1.5 Verweerster heeft klager vervolgens laten weten dat de veiling van zijn woning in gang zou worden gezet. Hierover heeft klager een klacht ingediend bij de rechter-commissaris. Deze klacht is behandeld en het verzoek van klager om de geplande veiling uit te stellen is door de rechter-commissaris afgewezen.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in haar hoedanigheid van curator tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) In het kader van haar verweer tegen een klacht die klager tegen verweerster had ingediend bij de rechter-commissaris in het faillissement van klager, onjuistheden en onwaarheden zou hebben geschreven. Zo zou volgens verweerster de SNS-bank hebben aangedrongen op een veiling van de woning van klager terwijl dit volgens klager niet juist zou zijn;
b) zich te beroepen op het feit dat zij gedwongen is in het belang van de crediteuren te handelen, terwijl niet de crediteuren maar uitsluitend verweerster financieel baat zou hebben gehad bij de beslissingen van verweerster;
c) het woonhuis van klager executoriaal te verkopen;
d) de verzekering Baha zonder overleg op te zeggen;
e) het pand aan de [ ]straat te A., bewoond door de zoon van klager, te verkopen;
f) geen zuiver spel te hebben gespeeld bij de verkoop van het pand aan de [ ] straat te A.
3 VERWEER
Verweerster voert tegen de klachten verweer. Op de inhoud hiervan zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
4.2 De verschillende onderdelen van de klacht zien alle op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid als curator.
De voorzitter stelt voorop dat voor een advocaat, ook wanneer hij in een andere hoedanigheid optreedt, het advocatentuchtrecht blijft gelden, in zoverre dat indien een advocaat zich in een andere hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, in het algemeen ook sprake zal zijn van een handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en waarvan de advocaat een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.3 De voorzitter zal het handelen van verweerster die handelt in haar hoedanigheid van curator, aan deze norm toetsen beoordelen.
4.4 De klachtonderdelen hangen met elkaar samen en lenen zich daarom voor zover zij elkaar overlappen voor gezamenlijke behandeling.
4.5 Klachtonderdelen a, c en f
Uit de door klager overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van de voorzitter niet van enig onbehoorlijk gedrag van verweerster jegens klager. Verweerster heeft met betrekking tot haar handelen als curator, ook waar het betreft haar optreden jegens klager, gedetailleerd verslag gedaan aan de rechter-commissaris. Op basis daarvan is de rechter-commissaris tot het oordeel gekomen dat verweerster zorgvuldig heeft gehandeld.
4.6 Ook de voorzitter komt tot de conclusie dat niet gebleken is dat verweerster haar taak als curator niet op zodanige wijze heeft uitgeoefend dat zij daardoor het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.
4.7 Uit de brief van 19 september 2012 blijkt dat de Belastingdienst geen medewerking wilde verlenen aan een akkoord. Ook staat vast dat verweerster de mogelijkheden voor onderhandse verkoop heeft onderzocht. Omdat het woonhuis al ruim twee jaar te koop stond en zich geen gegadigde had gemeld, stond daarmee de noodzaak om het pand te veilen vast. Dat de door klager genoemde medewerkers van de SNS-bank volgens klager geen voorstanders van een veiling zouden zijn, deed daar niet aan af.
4.8 Klager heeft zich tegen de veiling verzet en de rechter-commissaris gevraagd de veiling uit te stellen. Dit verzoek is afgewezen. De voorzitter ziet in de opstelling van verweerster en haar beslissing om tot een veiling over te gaan evenals de rechter-commissaris, geen gronden voor een verwijt.
4.9 Het verwijt dat verweerster vervolgens bij de verkoop geen zuiver spel zou hebben gespeeld, heeft klager naar het oordeel van de voorzitter ook niet aannemelijk gemaakt. Klager heeft zijn stellingen op dit punt onvoldoende met feiten onderbouwd. Dit had, mede omdat de notaris die de verkoop heeft begeleid geen onregelmatigheden heeft gesignaleerd, wel van klager mogen worden verwacht.
4.10 De klachtonderdelen a, c en f zijn daarmee kennelijk ongegrond.
4.11 Klachtonderdeel b
Niet gebleken is dat verweerster in haar eigen (financiële) belang zou hebben gehandeld en niet in dat van de crediteuren. De voorzitter overweegt in dit verband dat de rechter-commissaris toezicht heeft gehouden op het beheer en de vereffening van de boedel en dat de rechter-commissaris vanuit dit positie reeds geoordeeld heeft dat met een veiling de belangen van de gezamenlijke crediteuren werden gediend. Het is niet aan de tuchtrechter om in die beoordeling te treden.
De voorzitter is ook overigens niet gebleken dat verweerster op enig ander moment enig eigen (financieel) belang zou hebben laten prevaleren.
Klachtonderdeel b is daarmee kennelijk ongegrond.
4.12 Klachtonderdeel d
Verweerster heeft onweersproken gesteld dat de opzegging van de verzekering Baha binnen enkele dagen nadat duidelijk is geworden dat de betreffende verzekering voor klager cruciaal was, is hersteld. Dat verweerster op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, is de voorzitter niet gebleken.
Klachtonderdeel d is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.
4.13 Klachtonderdeel e
Klager verwijt verweerster het pand dat door zijn zoon bewoond werd, te hebben verkocht. Dit verwijt treft geen doel. Verweerster kon –vanuit haar positie van curator- de beslissing nemen om het pand dat door de zoon van klager werd bewoond, te verkopen. Dat haar op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, is niet gebleken.
Klachtonderdeel e is daarmee ongegrond.
BESLISSING
Verklaart de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 15 mei 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 15 mei 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Gelderland
- de deken van de Nederlandse Orde van advocaten