Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:177
Zaaknummer
L 149 - 2013
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Het is aan de advocaat is om te bepalen welke aspecten van de zaak relevant en van belang zijn en bij de rechter naar voren moeten worden gebracht. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door het hof niet te wraken. Niet gebleken dat de zaak verloren is ten gevolge van enig handelen of nalaten zijdens verweerster. Niet gebleken dat verweerster niet de belangen van klager heeft behartigd, maar haar eigen financiële belang. Mocht beroep doen op retentierecht.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 16 december 2013
in de zaak L149-2013
naar aanleiding van de klacht van:
A.
klager
tegen:
B.
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 6 mei 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Ter zitting van 28 oktober 2013 zijn de gemachtigde van klager en verweerster, van haar gemachtigde, verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 6 mei 2013 en de daarbij gevoegde stukken;
- De nagekomen brief van de gemachtigde van klager d.d. 8 mei 2013;
- De nagekomen brief van verweerster d.d. 10 oktober 2013;
- De nagekomen brief van de gemachtigde van klager d.d. 15 oktober 2013.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerster is voor klager opgetreden in een tweetal procedures, te weten bij de rechtbank Maastricht en bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, zulks naar aanleiding van het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente K aan klager opleggen van een verhaalsbijdrage naast reeds door hem betaalde kinderalimentatie. In de procedures is de rechtmatigheid van dit besluit aan de orde gesteld. Beide procedures hadden een voor klager negatieve uitkomst.
2.2 Omdat de toevoegingsaanvraag voor de appelprocedure was afgewezen heeft verweerster klager bijgestaan op basis van een uurtarief van € 135,-- exclusief BTW en 5% kantoorkosten.
2.3 In de procedure bij het hof heeft op 18 september 2012 een zitting plaatsgevonden. Tijdens die zitting heeft het hof een door het college van B&W reeds in eerste aanleg in het geding gebrachte en ter zitting van het hof op verzoek van het hof opnieuw overgelegde draagkrachtberekening besproken. Bij arrest d.d. 23 oktober 2012 is klager door het hof in het ongelijk gesteld.
2.4 Klager verwijt verweerster een beroepsfout te hebben gemaakt in de procedure bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, welke claim verweerster heeft doorgeleid naar de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
2.5 Ter zake de openstaande declaraties van verweerster is een betalingsregeling getroffen. Verweerster heeft de afgifte van het dossier aan de opvolgend advocaat afhankelijk gesteld van betaling van de openstaande nota’s. Nadat de gemachtigde van klager daarom had verzocht, heeft verweerster specificaties van haar declaraties verstrekt.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
1. niet heeft gehandeld zoals van een professioneel advocaat verwacht mocht worden, met name blijkend uit:
- het niet bij het Hof inbrengen van alle volgens klager relevante aspecten en stukken met betrekking tot de onrechtmatigheid van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders inzake een verhaalsbijdrage,
- het niet wraken van het Hof ter zitting van 18 september 2012,
- het onbevredigende resultaat van de procedure;
2. niet de belangen van haar cliënt, klager, heeft behartigd, maar haar eigen financiële belang, voorts heeft geweigerd het dossier over te dragen voordat haar nota’s waren betaald en heeft geweigerd specificaties van haar nota’s te geven.
4 VERWEER
4.1 Verweerster dient terughoudend te zijn in haar verweer omdat de kwestie thans aanhangig is bij haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
Klachtonderdeel 1
4.2 Verweerster heeft klager zowel in de procedure bij de rechtbank te Maastricht als in de procedure bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch wel degelijk op professionele wijze, als een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsoefenaar bijgestaan. Vóór het arrest van het gerechtshof heeft klager nimmer aan verweerster te kennen gegeven aan haar hoedanigheid van redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsoefenaar te twijfelen.
4.3 Verweerster heeft het beroepschrift eerst in concept aan klagers gemachtigde ter goedkeuring voorgelegd, alvorens het in te dienen bij het hof. Verweerster heeft alle relevante aspecten naar voren gebracht en alle relevante stukken ingediend.
4.4 Wraking is een middel waarmee zeer behoedzaam moet worden omgegaan. Naar de mening van verweerster was er geen sprake van enige aanleiding voor wraking van het hof. Van partijdigheid was geen sprake.
4.5 De advocaat heeft geen resultaatsverplichting maar een inspanningsverplichting. Het kan niet zo zijn dat indien een cliënt niet de uitkomst krijgt waarop hij had gehoopt, hij te pas en te onpas een klacht indient tegen zijn advocaat.
Klachtonderdeel 2
4.3 Vanwege de openstaande facturen tot een bedrag van € 1.348,87 meent verweerster in haar recht te staan in haar weigering van overdracht van het dossier van klager aan een andere advocaat. Ter zake de openstaande facturen heeft verweerster een betalingsregeling geaccepteerd.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
Klachtonderdeel 1
5.3 De raad overweegt dat het aan de advocaat is om te bepalen welke aspecten van de zaak relevant en van belang zijn en bij de rechter naar voren moeten worden gebracht. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerster de procedure bij het hof in overleg met klager en diens gemachtigde heeft gevoerd.
5.4 Verweerster heeft het beroepschrift, alvorens dit in te dienen, eerst ter goedkeuring aan klagers gemachtigde voorgelegd. Niet is gebleken dat klager en diens gemachtigde zich tijdens het voeren van de procedure bij het hof niet konden vinden in de inhoud van hetgeen verweerster naar voren heeft gebracht en de wijze waarop zij de procedure heeft gevoerd. De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.5 De raad overweegt voorts dat het aan de advocaat is om te bepalen of en wanneer er sprake is van voldoende aanleiding voor wraking, een middel waarvan uiterst behoedzaam gebruik dient te worden gemaakt. Verweerster was kennelijk van oordeel dat in de gegeven omstandigheden voor wraking geen aanleiding was, omdat de draagkrachtberekening die alsnog werd doorgenomen, in eerste aanleg reeds door de wederpartij was ingebracht. Gelet op de door verweerster gegeven toelichting acht de raad deze visie niet onbegrijpelijk, zodat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het hof niet te wraken ter zitting van 18 september 2012.
5.6 Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat klager door het hof in het ongelijk is gesteld bij arrest d.d. 23 oktober 2012. De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat de zaak verloren is ten gevolge van enig handelen of nalaten zijdens verweerster. Niet is gebleken dat verweerster bij de behandeling van de zaak onjuist is opgetreden of niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. De raad is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel 2
5.7 De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster niet de belangen van haar cliënt, klager, heeft behartigd, maar haar eigen financiële belang. Omdat de toevoegingsaanvraag voor de appelprocedure was afgewezen heeft verweerster klager bijgestaan op basis van een uurtarief van € 135,-- exclusief BTW en 5% kantoorkosten. Gesteld noch gebleken is dat verweerster excessief heeft gedeclareerd. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is op geen enkele wijze gebleken dat verweerster zich bij de behandeling van de zaak heeft laten leiden door haar eigen financiële belang.
5.8 Klager stelt dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door te weigeren het dossier van klager direct aan de opvolgend advocaat te overhandigen. Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel dient voorop te worden gesteld dat gedragsregel 27 lid 4 voor advocaten bepaalt dat de advocaat behoedzaam gebruik dient te maken van het hem toekomende retentierecht. Omdat er nog declaraties openstonden stond het verweerster vrij om zich te beroepen op haar retentierecht. De raad is van oordeel dat verweerster in deze omstandigheden geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5.9 Tot slot heeft klager volgens de verklaring van zijn gemachtigde specificaties van de declaraties ontvangen, zodat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
5.10 De raad komt tot de slotsom dat de klacht in beide onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas, M.B.Ph. Geeraedts, A. Groenewoud, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers gemachtigde
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl