Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:214

Zaaknummer

13-242

Inhoudsindicatie

Klager is van oordeel dat de raad geen integer en onafhankelijk onderzoek kan doen naar het door hem aangetekende verzet tegen de voorzittersbeslissing omdat de voorzitter de term ‘kort geding in hoger beroep’ heeft gebezigd en hij niet èn per gewone post èn per aangetekende post is opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzet. Hetgeen klager ten grondslag heeft gelegd aan zijn wrakingsverzoek is geen reden om aan de onpartijdigheid van de leden van de raad, die het verzet hebben behandeld, te twijfelen. Daarom wordt het wrakingsverzoek ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beslissing van 2 december 2013

in de zaak 13-242

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

klager

tegen:

verweerders

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Aan het einde van de mondelinge behandeling op 9 september 2013 van het verzet van klager tegen de voorzittersbeslissing in de zaak, die bij de raad geregistreerd staat met het nummer 12-123, heeft klager meegedeeld dat hij de raad bestaande uit mrs. H.M.M. Steenberghe, A.T. Bolt, H. Dulack, H.H. Tan en P.P. Verdoorn wraakt.

1.2    De heer mr. H.M.M. Steenberghe heeft, mede namens de overige leden van de raad die de klacht van klager op 9 september 2013 hebben behandeld en die klager heeft gewraakt, een verweerschrift ingediend naar aanleiding van het door klager ingediende wrakingsverzoek.

1.3    Bij brief van 1 oktober 2013 is aan klager het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, die op 9 september 2013 heeft plaatsgevonden, van het door hem aangetekende verzet toegestuurd. In het proces-verbaal worden de door hem aangevoerde wrakingsgronden genoemd. Bij deze brief is tevens een kopie van het verweerschrift aan klager gestuurd.

1.4    Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de raad op 4 november 2013 in aanwezigheid van mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. E. Bige, J.R.O. Dantuma, I.P.A. van Heijst en G.R.M. van den Assum, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier. Klager, degene over wie klager zich heeft beklaagd en verweerders zijn niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek was eerder bepaald op 7 oktober 2013 om 11.30 uur, welke behandeling op verzoek van klager is uitgesteld.

1.6    Bij brief van 30 oktober 2013, door de raad ontvangen op 31 oktober 2013, heeft klager opnieuw uitstel gevraagd van de mondelinge behandeling van zijn wrakingsverzoek, die was bepaald op 4 november 2013 om 15.30 uur, in verband met zijn cardiologische klachten. In verband met zijn verzoek om uitstel heeft klager een brief van 4 november 2013 van zijn huisarts aan de raad gestuurd. In deze brief schrijft de huisarts: ‘Op verzoek van onze patiënt stuur ik u deze brief. Hij is volgens hem door zijn klachten niet in staat de zitting bij te wonen.’ Omdat de huisarts niet heeft geschreven dat hij van oordeel is dat klager op grond van zijn cardiologische problemen niet in staat is de zitting bij te wonen, en hij slechts het standpunt van klager heeft weergegeven, heeft de raad het verzoek om een nader uitstel van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek afgewezen.

2    WRAKINGSGRONDEN

2.1    Klager is van oordeel dat de raad, die zijn klacht op 9 september

2013 heeft behandeld, blijk heeft gegeven van partijdigheid en niet

meer integer en  onafhankelijk onderzoek kan doen doordat:

-    de voorzitter bij de aanvang van mondelinge behandeling heeft

gesproken over ‘het kort geding in hoger beroep’ en

-    in strijd met de afspraak dat de oproeping per gewone post en per aangetekende brief aan hem zou worden gestuurd, is gehandeld.

3    VERWEER

3.1    Van vooringenomenheid door de term ‘kort geding in hoger beroep’ te bezigen is geen sprake, noch kan deze worden verondersteld of afgeleid uit de gewraakte tekst. Uit het feit dat de voorzitter in de samenvatting van de klacht de zakelijk juiste terminologie heeft gehanteerd van de procesgang waar de klacht betrekking op heeft kan geen vooringenomenheid van de voorzitter of de andere leden van de raad worden geconcludeerd.

3.2    Uit het feit dat klager ter zitting aanwezig was blijkt dat hij kennis heeft genomen van de oproeping. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de griffier een kopie van de brief, met daarop het nummer van het track and trace systeem, waaruit de aangetekende verzending van de oproeping blijkt, aan klager willen overhandigen. Voordat het zover kwam, heeft klager de raad gewraakt. Na afloop van de mondelinge behandeling is klager door de bode alsnog een kopie van de bewuste brief ter hand gesteld.

3.3    Het standpunt van klager dat de raad niet op een integere en onafhankelijke manier kennis zou kunnen nemen van het verzet is onbegrijpelijk omdat klager op het moment van de wraking nog niet kon vaststellen of de oproeping zowel per gewone post als per aangetekende post aan hem was toegestuurd en omdat klager de door hem aangevoerde gronden voor het aantekenen van verzet heeft kunnen toelichten en deze gronden volledig zijn behandeld door de raad.

4    BEOORDELING

4.1    In beginsel dient te worden uitgegaan van het vermoeden dat de leden van de raad, die op 9 september 2013 zitting hadden uit hoofde van hun aanstelling onpartijdig zijn, tenzij zich een omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de leden jegens klager een vooringenomenheid koesteren, althans de bij klager bestaande vrees hiertoe objectief gerechtvaardigd is.

4.2    Door het bezigen van de term ‘het kort geding in hoger beroep’ heeft de (voorzitter van de) raad geen blijk gegeven van partijdigheid en/of vooringenomenheid. De betreffende procedure is aldus op een correcte wijze aangeduid.

4.3    Klager stelt dat in strijd met de afspraak, ingevolge waarvan de oproeping per gewone post en per aangetekende post aan hem zou worden gestuurd, is gehandeld. Of het juist is dat klager niet èn per gewone post èn per aangetekende post is opgeroepen voor de mondelinge behandeling kan in het midden blijven. Het is de griffier die feitelijk verantwoordelijk is voor het verzenden van de oproeping voor de mondelinge behandeling. De leden van de raad hebben daar geen bemoeienis mee. Van partijdigheid van de raad op het punt van de oproeping van klager voor de mondelinge behandeling is in het geheel niet gebleken.

4.4    Hetgeen klager aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd kan geen grond opleveren om aan de onpartijdigheid van de leden van de raad, die het verzet van klager op 9 september 2013 hebben behandeld, te twijfelen. Evenmin zijn er redenen om aan te nemen dat de bij klager bestaande vrees, dat de raad het door hem aangetekende verzet niet integer kan onderzoeken en behandelen,  objectief gerechtvaardigd is. Dit leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart het verzoek tot wraking van mrs. H.M.M. Steenberghe, A.T. Bolt, H. Dulack, H.H. Tan en P.P. Verdoorn ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. E. Bige, J.R.O. Dantuma, I.P.A. van Heijst en G.R.M. van den Assum, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 december 2013.

griffier    voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.