Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:107

Zaaknummer

L100-2013

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft tijdens een alimentatiezitting klager beschuldigd van het zelf in brand hebben laten steken van zijn auto. Voorts heeft verweerder de alimentatiebeschikking te snel betekend, rauwelijks loonbeslag gelegd en rechtstreeks met klager gecorrespondeerd, terwijl klager een advocaat had.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 18 november 2013

in de zaak L 100 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

       

klager

 

tegen:

B

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 26 maart 2013 met kenmerk D, door de raad ontvangen op 27 maart 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 september 2013 in aanwezigheid van klager, diens advocaat en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 26 maart 2013 met bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder is in een procedure terzake wijziging levensonderhoud opgetreden als advocaat van de ex-vrouw van klager. Tijdens de mondelinge behandeling in die procedure, die plaatsvond op 13 december 2011 bij de rechtbank te M, heeft verweerder gesuggereerd dat klager zijn auto in brand zou hebben laten steken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft verweerder zijn vermoeden nogmaals bevestigd aan de advocaat van klager. Op 10 januari 2012 heeft de rechtbank M een alimentatiebeschikking afgegeven. Deze beschikking is door verweerder aan klager betekend op 14 januari 2012, zonder dat verweerder de advocaat van klager van zijn voornemen in kennis had gesteld en zonder dat aan klager een termijn voor beraad was geboden.

2.2     Bij brief van 25 januari 2012 heeft verweerder zich rechtstreeks tot klager gewend en een voorstel voor een regeling in der minne gedaan. Een afschrift van deze brief heeft verweerder diezelfde dag aan de advocaat van klager gestuurd.

2.3     Op 18 april 2012 heeft in de dekenkamer een mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden. Daags na de mondelinge behandeling heeft verweerder loonbeslag laten leggen onder de werkgever van klager. Verweerder heeft dit loonbeslag kort nadien weer opgeheven.

2.4     Na de mondelinge behandeling bij de deken waren partijen met elkaar in overleg over een mogelijke regeling in der minne van de klachten van klager . Bij brief van 2 mei 2012 heeft de advocaat van klager de deken bericht dat geen oplossing was gevonden en dat klager zijn klachten wenste te handhaven. Bij brief van 21 mei 2012 heeft verweerder aan de deken uiteengezet waarom er nog geen overeenstemming was bereikt en de deken verzocht om te bemiddelen. Daarop is gereageerd door de advocaat van klager bij brief van 25 mei 2012 en is de klacht aangevuld.

 

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1) tijdens een zitting bij de rechtbank zich beledigend over klager heeft uitgelaten door te stellen dat klager zelf zijn auto in brand had laten steken;

2) zijn cliënte heeft aangezet om klager te bedreigen en hem te bewegen de klacht in te trekken;

3) een alimentatiebeschikking heeft laten betekenen aan klager zonder diens advocaat tevoren in kennis te stellen en een termijn voor beraad te geven;

4) rechtstreeks met klager heeft gecorrespondeerd terwijl deze een advocaat had;

5) daags na een mondelinge behandeling bij de deken rauwelijks loonbeslag heeft laten leggen terwijl geen alimentatieachterstand betond;

6) de deken onvolledig en onjuist heeft geïnformeerd.

 

4          VERWEER

4.1     Verweerder stelt dat hij van zijn cliënte had begrepen dat klager zijn auto heeft laten stelen en in brand laten steken. De cliënte van verweerder wist hem zeer gedetailleerde informatie daarover te verschaffen, zodat verweerder geen enkele reden had om aan die informatie en het waarheidsgehalte daarvan te twijfelen. Verweerder vond het op dat moment in het belang van de zaak dat hij zich heeft uitgelaten op de wijze zoals door klager vermeld. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht in de dekenkamer heeft verweerder zijn excuses aangeboden. Verweerder heeft nimmer de bedoeling gehad klager te beledigen.

4.2     Verweerder ontkent dat hij zijn cliënte heeft aangezet om klager te bedreigen en te bewegen de klacht in te trekken.

4.3     Verweerder geeft aan dat hij de alimentatiebeschikking te snel aan klager heeft laten betekenen omdat klager meerdere malen aan de cliënte van verweerder zou hebben medegedeeld dat hij nooit ofte nimmer zou betalen en dat de cliënte van verweerder geen euro zou ontvangen.

4.4     Klager heeft telefonisch contact met verweerder proberen op te nemen, waarop verweerder via de telefoniste aan klager te kennen heeft gegeven dat rechtstreeks contact niet was toegestaan. Vervolgens ontving verweerder een brief van klager, waarin klager een voorstel deed om de achterstallige alimentatie te voldoen. Verweerder heeft daarop klager een brief gestuurd, onder gelijktijdige toezending van een kopie van die brief aan de advocaat van klager. Verweerder is van mening dat hij, aangezien hij niet met klager in discussie is gegaan en hem naar zijn advocaat heeft verwezen, wel een brief mocht schrijven, onder gelijktijdige toezending van een kopie van die brief aan de advocaat van klager.

4.5     Verweerder stelt voor wat betreft het gelegde loonbeslag dat hij al op 3 april 2012 opdracht heeft gegeven aan de deurwaarder om loonbeslag te leggen, omdat zijn cliënte hem bij herhaling heeft laten weten dat klager zich niet aan de gemaakte afspraken hield, zodat zij beslaglegging wenste.  Het beslag is uiteindelijk op 20 april 2012, kort na de bespreking bij de deken, pas gelegd. Onmiddellijk nadat het beslag is gelegd, heeft verweerder het beslag echter opgeheven.

4.6     Verweerder is tot slot van mening dat hij de deken niet onvolledig of onjuist heeft geïnformeerd.

 

5          BEOORDELING

De raad stelt vast dat verweerder optrad voor de tegenpartij van klager. In dat geval behoort ervan te worden uitgegaan dat aan verweerder een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van een tegenpartij mag worden beknot, tenzij daarbij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

          Ad klachtonderdeel 1:

          Verweerder heeft erkend tijdens de zitting in een alimentatiezaak te hebben aangegeven dat klager zijn eigen auto in brand had laten steken. Verweerder baseerde zich daarbij enkel op informatie van zijn cliënte. Hoewel een advocaat in beginsel mag afgaan op de informatie die zijn cliënt hem verschaft, zijn er zaken die tot nader onderzoek nopen. Daarvan was in het onderhavige geval, gelet op de aard van de beschuldiging, sprake. Verweerder heeft daarvoor weliswaar zijn excuses aangeboden, maar dat neemt het beledigende karakter van de door verweerder gedane uitlatingen niet weg. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

          Ad klachtonderdeel 2:

          Tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerder aangegeven dat hij zijn cliënte wel heeft ingelicht over de ingediende klacht, maar verweerder ontkent dat hij zijn cliënte heeft aangezet tot het sturen van een sms-bericht aan klager. Feitelijk is niet komen vast te staan dat verweerder zijn cliënte heeft aangezet om klager te bedreigen om hem te bewegen de klacht tegen verweerder in te trekken. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

          Ad klachtonderdeel 3:

          Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend de alimentatiebeschikking te snel te hebben betekend. De alimentatiebeschikking is op 10 januari 2012 gewezen en reeds op 14 januari 2012 aan klager betekend. Naar het oordeel van de raad had verweerder eerst de advocaat van klager moeten informeren omtrent zijn voornemen om tot rechtsmaatregelen over te gaan, zodat klager met zijn advocaat overleg had kunnen plegen over het eventueel vrijwillig voldoen aan de beschikking, waardoor betekening met de daaraan verbonden kosten had kunnen worden vermeden. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

          Ad klachtonderdeel 4:

          Verweerder erkent rechtstreeks met klager te hebben gecorrespondeerd over een regeling in der minne, terwijl hij wist dat klager een advocaat had. Verweerder geeft aan dat klager rechtstreeks contact met hem heeft gezocht en dat hij om praktische redenen rechtstreeks aan klager heeft geantwoord, onder toezending van een kopie van zijn reactie aan de advocaat van klager. Verweerder had echter naar het oordeel van de raad zijn reactie aan de advocaat van klager moeten sturen. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

          Ad klachtonderdeel 5:

          Verweerder erkent dat in zijn opdracht  daags na de mondelinge behandeling bij de deken loonbeslag is gelegd. Verweerder stelt dat zijn cliënte had laten weten dat door klager niet werd betaald, zodat er een alimentatieachterstand was. Verweerder heeft niet nader onderzocht of dit juist was, maar heeft ongeveer twee weken voor het gesprek met de deken opdracht gegeven om over te gaan tot het leggen van loonbeslag. Klager heeft aangegeven dat er nooit sprake is geweest van een betalingsachterstand. Verweerder had, alvorens over te gaan tot het leggen van loonbeslag, moeten verifiëren of er inderdaad een achterstand was. Door dat niet te doen heeft verweerder inderdaad rauwelijks loonbeslag gelegd. Dat het beslag zeer snel door verweerder is opgeheven, maakt het voorgaande niet anders. Ook dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

          Ad klachtonderdeel 6:

          Dit onderdeel heeft geen betrekking op de klacht van klager, maar op de discussie tussen de advocaat van klager en verweerder na de klachtbehandeling bij de deken. Feitelijk is niet komen vast te staan dat de deken door verweerder onjuist geïnformeerd is. Dit onderdeel is derhalve ongegrond.

 

6.       MAATREGEL

          De raad is van oordeel dat gezien de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in de gegrond bevonden klachtonderdelen geen lichtere dan de hierna op te leggen maatregel kan worden opgelegd.

                       

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klachtonderdelen 2 en 6 ongegrond;

verklaart de klachtonderdelen 1, 3, 4 en 5 gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van berisping en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2013.         

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 november 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

                  Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-         klager

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl