Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3713

Zaaknummer

12-369A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Niet is gebleken dat verweerder de identiteit van zijn cliënt(en) onvoldoende heeft gecontroleerd. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 8 januari 2013

in de zaak 12-369A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 13 december 2012, met kenmerk GJK/YH; 1112-0978, door de raad ontvangen op 17 december 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 In een kort geding procedure tussen de heer en mevrouw J enerzijds en klaagster anderzijds is van laatstgenoemde schadevergoeding gevorderd wegens het vermeende stalken van de heer en mevrouw J. Dit kort geding volgde op een eerdere in de Verenigde Staten gevoerde procedure tussen partijen. De heer en mevrouw J worden in het kort geding bijgestaan door mr. N. Mr. N heeft verweerder ingeschakeld om hem te adviseren ten aanzien van de vraag of in voormeld kort geding het Nederlandse of het Amerikaanse recht van toepassing is.

1.3 Verweerder heeft mr. N geadviseerd over voormelde vraag ten aanzien van het geldende recht. Op verzoek van mr. N heeft verweerder zijn facturen voor de werkzaamheden rechtstreeks aan de heer (en mevrouw) J gestuurd.

1.4 Bij e-mail van 9 juli 2012 heeft klaagster aan verweerder verzocht haar documenten te verstrekken waaruit zou blijken dat verweerder de identiteit van de heer en mevrouw J had geverifieerd alvorens de zaak aan te nemen. Verweerder heeft per e-mail geantwoord niet op het verzoek van klaagster in te gaan.

1.5 Bij brief van 28 juli 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a) heeft nagelaten de identiteit van zijn eigen cliënten, de heer en mevrouw J, vast te stellen;

b) zonder enige motivering heeft nagelaten te reageren op het verzoek van klaagster om documenten over te leggen waaruit blijkt hoe de vaststelling van de identiteit van zijn cliënten en de aard van hun bedrijven heeft plaatsgevonden.

3 VERWEER

3.1 Verweerder acht de klacht ongegrond. Hij heeft ten aanzien van beide klachtonderdelen gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer zonodig zal worden behandeld bij de inhoudelijke beoordeling van de klachtonderdelen.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klaagster wederpartij, heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt

4.2 Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Met klachtonderdeel a beklaagt klaagster zich erover dat verweerder heeft nagelaten de identiteit van zijn eigen cliënten vast te stellen. Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet dat zijn kantoor de opdracht tot het geven van advies in ontvangst heeft genomen van de advocaat van de wederpartij van klaagster, mr. N, en dat laatstgenoemde dan ook was te beschouwen als zijn cliënt. Slechts op verzoek van mr. N zijn de facturen voor de werkzaamheden rechtstreeks aan de heer (en mevrouw) J gestuurd. Voor verweerder bestond op grond van de Gedragsregels en de verordeningen geen verdere verplichting tot verdergaande controle van de gegevens van mr. N. Bovendien had mr. N op zijn beurt de identiteit van zijn cliënten, de heer en mevrouw J, afdoende gecontroleerd, aldus verweerder.

4.4 Naar het oordeel van de voorzitter treft voormeld verweer van verweerder doel. Klaagster heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat verweerder heeft nagelaten de identiteit van zijn cliënt(en) vast te stellen. Het kantoor van verweerder is door mr. N ingeschakeld, zodat laatstgenoemde – en niet de heer en mevrouw J - moet worden beschouwd als de cliënt van verweerder. Als dat al anders zou zijn geweest, mocht verweerder bovendien ervan uitgaan dat mr. N de identiteit van zijn cliënten afdoende had gecontroleerd. Nu klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder de identiteit van zijn cliënt(en) onvoldoende zou hebben gecontroleerd, is klachtonderdeel a kennelijk ongegrond.

4.5 Met klachtonderdeel b beklaagt klaagster zich erover dat verweerder zonder enige motivering heeft nagelaten te reageren op het verzoek van klaagster om documenten te overleggen waaruit blijkt hoe de vaststelling van de identiteit van haar wederpartij, de heer en mevrouw J, heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de voorzitter valt op grond van de door klaagster geponeerde stellingen en overgelegde stukken niet in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken door haar te laten weten niet op voormeld verzoek in te gaan. Terecht stelt verweerder dat hij mogelijk zijn geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden door de gevraagde stukken wel aan klaagster te verstrekken. Klaagster heeft evenmin aannemelijk gemaakt op grond van welke (Gedrags)regel verweerder verplicht was op haar verzoek in te gaan. Ook klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo, als griffier op 8 januari 2013.

 

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.