Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3990

Zaaknummer

B91-2012

Inhoudsindicatie

Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat in de onderhavige zaak de door de Wet voorgeschreven procedure is gevolgd. Het feit dat klager niet is gehoord voorafgaand aan de beslissing van de voorzitter kan dan ook niet tot gegrondverklaring van het verzet leiden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 18 februari 2013

     in de zaak B 91-2012

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 16 april 2012 op de klacht van:

 

                                       

                                        A

 

                                        klager

 

                                        tegen:

                                       

                                        B

 

                                        verweerster

 

 

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij beslissing van 16 april 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrondverklaard, welke beslissing op 20 april 2012 is verzonden aan klager.

1.2         Bij brief d.d. 2 mei 2012, door de raad per telefax ontvangen op 2 mei 2012, heeft klager verzet gedaan tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3         Het verzet is behandeld ter zitting van 10 december 2012. Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerster verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4         De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klager d.d. 2 mei 2012

          -      de nagekomen brief van verweerster d.d. 23 november 2012.

 

  

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Klager heeft zich in augustus 2010 tot verweerster gewend in verband met een civiele aansprakelijkstelling. Klager was in 2001 slachtoffer geworden van een geweldsmisdrijf. Klager wenste de daders aansprakelijk te stellen voor de door hem geleden materiële en immateriële schade. Klager werd voorheen door een andere advocaat bijgestaan. Verweerster heeft de zaak van deze overgenomen. Klager heeft, gelet op de omvang van de dossiers, zelf voor de overdracht van de dossiers gezorgd.

2.2         Klager wenste dat verweerster direct beslag zou doen leggen onder zes daders en dat zij tot dagvaarding van hen zou overgaan. Verweerster heeft klager bij brief van 3 september 2010 bericht dat zij niet zomaar tot beslaglegging en het dagvaarden van de door klager bedoelde personen kon overgaan. Verweerster heeft klager bericht dat zij de zaak eerst diende te bestuderen.

2.3         Verweerster heeft klager bij brief van 25 november 2010 bericht dat zij na bestudering van de dossiers van klager tot de conclusie was gekomen dat het niet mogelijk was de door klager gewenste procedure te starten, aangezien tegen vier daders al een procedure was gevoerd. In deze procedure is na een comparitie van partijen een vaststellingsovereenkomst getekend met finale kwijting over en weer. Verweerster heeft klager bericht dat zij slechts kon overgaan tot betekening en executie van de vaststellingsovereenkomst tegen daders die nog niet hadden betaald terwijl tegen twee andere – vermeende – daders geen juridische stappen meer mogelijk waren. Tegen hen was in het verleden op strafrechtelijk gebied niets gedaan en geen civiele procedure gevoerd, zodat (het geweldsmisdrijf dateert van 2001) niet meer kon worden geklaagd over niet-vervolging, en een eventuele vordering was verjaard.

2.4         Klager was het niet eens met het advies van verweerster. Hij wenste een vordering wegens wanprestatie in te stellen tegen mw. X en hij was van mening dat de vaststellingsovereenkomst was komen te vervallen door het niet nakomen daarvan door een van de daders. Verweerster heeft klager bij brief van 26 januari 2011 om aanvullende informatie gevraagd. Verweerster heeft mw. X een stuitingsbrief gezonden, ondanks haar vraagtekens bij de haalbaarheid van een vordering tegen haar. Zij heeft klager hierover bij brief van 16 maart 2011 geïnformeerd. Verweerster heeft klager nogmaals bericht dat het geen zin had om een nieuwe procedure te starten. Uit het dossier was gebleken dat door alle daders was betaald overeenkomstig de vaststellingsovereenkomst. Een procedure tegen de daders was dus een gepasseerd station.

2.5         Verweerster heeft klager voorts bij brief van 22 juni 2011 bericht dat zij geen mogelijkheden zag om met succes een procedure te beginnen in enige van de zaken in de door klager aan verweerster overhandigde dossiers. Zij berichtte klager dat de meeste zaken waren geëindigd door een onherroepelijke uitspraak en dat de vordering wegens wanprestatie of bedrog tegen mw. X niet haalbaar was wegens gebrek aan bewijs. Verweerster heeft klager geadviseerd een andere belangenbehartiger te raadplegen.

2.6         Klager heeft zich bij brief van 23 augustus 2011 beklaagd bij de deken.

 

3               KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

            1.         verweerster een groot aantal zaken in behandeling heeft genomen, maar geen procedures opgestart, terwijl klager haar had opgedragen dit te doen;

                        2.         klager als slachtoffer een voorschotnota heeft moeten betalen en zijn eigen dossier moeten ophalen bij de voorgaande advocaat;

                   3.         klager de brieven van verweerster van 26 januari, 16 maart, 22 juni en 19 oktober 2011 niet heeft ontvangen.

 

3.2         De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager niet is gehoord alvorens de beslissing genomen werd door de voorzitter.

 

4               BEOORDELING

4.1         Op basis van artikel 46g Advocatenwet kan de voorzitter van de raad van discipline kennelijk niet-ontvankelijke of kennelijk ongegronde klachten en klachten van onvoldoende gewicht direct en zonder voorafgaand mondelinge behandeling afwijzen bij gemotiveerde schriftelijke beslissing. Van deze beslissing van de voorzitter kan de klager in verzet komen (artikel 46h Advocatenwet). Nadat de raad van discipline het verzetschrift in behandeling heeft genomen worden partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling.

4.2         Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat in de onderhavige zaak de door de Wet voorgeschreven procedure is gevolgd. Het feit dat klager niet is gehoord voorafgaand aan de beslissing van de voorzitter kan dan ook niet tot gegrondverklaring van het verzet leiden.

4.3         In het verzetschrift alsmede ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter zouden moeten leiden. Derhalve concludeert de raad dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 18 februari 2013 van mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier.

 

griffier                                                               voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 februari 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerster

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Z

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.