Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4367

Zaaknummer

L 136-2013

Inhoudsindicatie

Dat klager niet kon instemmen met een, na langdurige onderhandelingen bereikte regeling, betekent niet dat de advocaat gehouden is een procedure aanhangig te maken, waarvan hij geen beter resultaat verwacht.

Inhoudsindicatie

Klacht: kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 24 mei 2013

in de zaak L 136 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

A

 

klager

 

tegen:

 

B

 

verweerder

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L van 25 april 2013 met kenmerk Z , door de raad ontvangen op26 april 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

    1.1         Klager is op 14 november 2005 een verkeersongeval overkomen. Hierna is discussie ontstaan met de verzekeraar van de wederpartij, verder NN,  over de aansprakelijkheid en de omvang van de schade. Klager heeft zich vervolgens gewend tot zijn rechtsbijstandsverzekeraar D. Tussen klager en de D is een meningsverschil ontstaan over de haalbaarheid van de zaak tussen klager en NN. D heeft vervolgens aan mr. X verzocht in het kader van de geschillenregeling een second opinion uit te brengen. Mr. X heeft op 28 maart 2008 advies uitgebracht aan de D. Mr. X was van oordeel dat de verzekerde van NN aansprakelijk was voor de schade van klager, die immers van achteren was aangereden en niet van rijstrook wisselde.

   1.2          Klager heeft zich op 8 oktober 2008 tot verweerder gewend, waarna verweerder NN omtrent de aansprakelijkheid en de omvang van de schade heeft aangeschreven. Verweerder heeft vervolgens met NN en met de D onderhandeld omtrent de financiële afwikkeling van de door klager ten gevolge van het verkeersongeval geleden schade.

   1.3          Verweerder heeft klager bij brief dd. 8 juli 2010 geïnformeerd over de bereikte regeling met NN, in die zin dat NN zich bereid had verklaard een vergoeding te betalen van € 10.000, -, terwijl door D nog een bedrag van € 2.000, - zou worden vergoed. Verweerder verzocht klager met hem een afspraak te maken om over de bereikte regeling, die verweerder niet onredelijk voorkwam, te overleggen.

    1.4          Klager heeft verweerder bij brief dd. 12 juli 2010 verzocht de zaak aan de rechter voor te leggen. Verweerder heeft klager bij brief dd. 26 juli 2010 bericht het niet verstandig te vinden om de zaak aan de rechter voor te leggen. Verweerder verwachtte in rechte geen gunstiger regeling te kunnen bereiken dan de regeling die voorlag. Op 5 augustus 2010 heeft een gesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden, welk gesprek bij brief dd. 16 augustus 2010 door verweerder schriftelijk is vastgelegd. Verweerder heeft klager voorgehouden dat hij het zeer onverstandig vond om te gaan procederen.

   1.5          NN heeft verweerder per e-mail dd. 18 augustus 2010 bericht dat op het bedrag van € 10.000,- eerst nog het verstrekte voorschot ad € 2.000, - in mindering zou worden gebracht. Verweerder heeft hierop gereageerd per e-mail dd. 26 augustus 2012 en gesteld dat bij de regeling was uitgegaan van een slotuitkering van € 10.000,-. Verweerder heeft klager hierover geïnformeerd bij brief dd. 26 augustus 2010. NN heeft verweerder per e-mail dd. 26 augustus 2010 bericht alsnog bereid te zijn de zaak middels een slotuitkering van € 10.000, - te regelen. Verweerder heeft klager hiervan bij brief dd. 31 augustus 2010 op de hoogte gesteld. Verweerder heeft bij brief dd. 6 september 2010 de bereikte regelingen met NN en de D nader toegelicht en aan klager verzocht of hij hiermee al dan niet akkoord wenste te gaan.

  1.6           Door NN is op 27 september 2010 een vaststellingsovereenkomst opgesteld, waarin een slotbetaling van € 10.000, - was opgenomen. Verweerder heeft NN bij brief dd. 24 november 2010 bericht dat klager niet bereid was de vaststellingsovereenkomst te tekenen ter afwikkeling van de schade.

  1.7           Verweerder heeft klager bij brief dd. 23 februari 2011 bericht dat NN eenzijdig was overgegaan tot vergoeding van een bedrag van € 10.000, - er daarbij van uitgaand dat de schade daarmee was vergoed. Verweerder heeft klager erop gewezen zelf actie te moeten ondernemen indien hij het daarmee niet eens was. Verweerder heeft klager bericht zijn bemoeiingen als beëindigd te zien. Verweerder heeft klager op de verjaringstermijn gewezen.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

Verweerder een letselschadezaak niet goed heeft afgewikkeld, althans klager daarin niet goed heeft bijgestaan.

 

3.           VERWEER

3.1         Verweerder heeft zich tot NN gewend om de aansprakelijkheid vastgesteld te krijgen en voorts tot de D om ook daar nog een vergoeding te krijgen. Verweerder heeft vele gesprekken met klager gevoerd, waarbij deze nogal eens van standpunt wisselde. Klager wilde geen vergoeding van D; hij wilde alleen schadevergoeding van NN.

3.2         NN heeft uiteindelijk een vaststellingsovereenkomst opgesteld die klager weigerde te ondertekenen. Uiteindelijk is NN tot eenzijdige afwikkeling overgegaan door betaling van een bedrag van € 10.000, -.

3.3         Het bedrag dat D bereid was te betalen ad € 2.000, - heeft klager niet willen ontvangen, althans dit is niet via verweerder betaald.

3.4         Verweerder heeft klager duidelijk laten weten dat hij niet bereid was verder actie voor hem te ondernemen. Verweerder heeft dit bij aangetekende brief dd. 23 februari 2011 vastgelegd.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat verweerder vele onderhandelingen heeft gevoerd met NN en de D, welke onderhandelingen hebben geleid tot een regeling en een door NN opgestelde vaststellingsovereenkomst. Verweerder heeft klager steeds geïnformeerd en uitvoerig toegelicht en gemotiveerd waarom hij van mening was dat de bereikte regeling het maximaal haalbare was en op grond waarvan hij het niet verstandig achtte om een procedure aanhangig te maken.

4.2         Verweerder heeft klager vervolgens de keuze voorgelegd of hij al dan niet akkoord wenste te gaan met de bereikte regeling. Het was klagers goed recht hiermee niet in te stemmen. Dit betekent echter niet dat verweerder gehouden was voor klager een procedure aanhangig te maken. Van een advocaat kan niet worden verwacht dat hij een procedure aanhangig maakt, indien hij van oordeel is dat hierin geen beter resultaat kan worden bereikt dan de in onderling overleg bereikte regeling.

4.3         Het stond verweerder vrij klager te berichten dat hij geen verdere actie meer zou ondernemen en dat, indien klager geen genoegen nam met de eenzijdige afwikkeling door betaling van een bedrag ad € 10.000, - door NN, hij hierin verder zelf actie diende te ondernemen. Het lag op de weg van klager zich ter zake tot een andere advocaat te wenden. Dat klager geen advocaat bereid heeft gevonden verdere stappen voor hem te ondernemen valt verweerder niet te verwijten.

4.4         Nu verweerder op grond van het bovenstaande geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken, zal de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 24 mei 2013.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 mei 2013

 

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.