Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:35
Zaaknummer
R.4019/12.153
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft aanvankelijk aangenomen dat klagers belangen in een nalatenschap konden worden behartigd volgens Nederlands recht en bij de Nederlandse rechter. Op grond van latere informatie heeft verweerster geconcludeerd dat Belgisch recht van toepassing is en klager in België zou moeten procederen, zodat zij klager naar een Belgische advocaat heeft verwezen.
Inhoudsindicatie
Klacht dat verweerster tegenstrijdige adviezen heeft gegeven en klager om die reden naar een Belgische advocaat heeft verwezen; voorts dat verweerster de zaak te lang op zijn beloop heeft gelaten en onvoldoende zorg aan klagers zaak heeft besteed. Klacht in alle onderdelen ongegrond.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 20 augustus 2012, door de raad ontvangen op 21 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij brieven van 5 februari 2013 en 6 april 2013 heeft klager zich tot de raad gericht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 mei 2013 alwaar verweerster is verschenen. Klager heeft bericht van afwezigheid gestuurd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Vanaf 30 juni 2009 heeft verweerster klager bijgestaan in een geschil betreffende de nalatenschap van zijn op 9 november 2008 overleden echtgenote.
2.3 Aan klager is op 30 juni 2009 een toevoeging verleend voor de bijstand door verweerster.
2.4 Verweerster heeft de executeur testamentair, tevens erfgenaam van klagers echtgenote, aangeschreven bij brief van 5 oktober 2009.
2.5 De executeur-testamentair heeft bij brief van 15 oktober 2009 op klaagsters brief gereageerd.
2.6 Bij brief van 14 december 2009 heeft verweerster de executeur-testamentair opnieuw benaderd.
2.7 Bij brief van 26 januari 2010 heeft de advocaat van de executeur-testamentair diens standpunt aan verweerster kenbaar gemaakt.
2.8 Per e-mail van 12 april 2010 heeft verweerster klager meegedeeld dat hij zich tot een Belgische advocaat zou moeten wenden, omdat naar haar oordeel de Belgische rechtbank in de betrokken kwestie bevoegd is.
2.9 Klager heeft zich vervolgens tot een andere advocaat gewend.
2.10 Bij brieven van 2 en 26 november 2010 heeft klager zich bij de deken over verweerster beklaagd.
2.11 Nadat verweerster zich bij brief van 20 december 2010 tegen de klacht had verweerd, heeft klager, ondanks herhaalde verzoeken van de deken, niet gerepliceerd.
2.12 Bij brief van 17 april 2012 heeft klager zijn klacht tegen verweerster opnieuw ingediend.
2.13 Bij e-mail van 7 mei 2012 heeft verweerster zich tegen de hernieuwde klacht verweerd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat:
a. zij tegenstrijdige adviezen heeft gegeven door aanvankelijk klagers belangen te beoordelen volgens Nederlands recht, waarna verweerster zich vervolgens ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de Belgische rechter bevoegd is over de kwestie te oordelen en de aanspraken van klager beoordeeld moeten worden naar Belgisch recht;
b. zij klager om die reden naar een Belgische advocaat heeft verwezen;
c. zij de zaak te lang op zijn beloop heeft gelaten;
d. niet althans onvoldoende zorg aan de zaak heeft besteed wegens de omstandigheid dat verweerster klager op basis van een toevoeging heeft bijgestaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Uitgangspunt is de regel dat de advocaat de hem opgedragen zaken zorgvuldig behoort te behandelen.
Ten aanzien van klachtonderdelen a en b
5.2 Gezien de samenhang tussen deze klachtonderdelen zal de raad deze gezamenlijk beoordelen.
5.3 Uit het dossier blijkt dat verweerster zich aanvankelijk tot de in België woonachtige executeur-testamentair, tevens erfgenaam van klagers echtgenote heeft gewend bij brief van 5 oktober 2009 teneinde erfrechtelijke aanspraken van klager te effectueren.
De executeur-testamentair heeft daarop bij e-mail van 15 oktober 2009 gereageerd.
Hierna heeft klaagster de executeur-testamentair bij brief van 14 december 2009 opnieuw benaderd met vragen en aanspraken namens klager. De reactie op deze brief werd gestuurd op 26 januari 2010 door de advocaat die de executeur-testamentair had ingeschakeld.
Verweerster heeft daarop gereageerd bij e-mail van 9 april 2010.
Vervolgens heeft verweerster klager bij e-mail van 12 april 2010 geadviseerd dat de enige mogelijkheid voor klager was om een procedure in België tegen de executeur-testamentair te voeren.
5.4 Verweerster heeft in verband met de klachtonderdelen a en b – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Aanvankelijk heeft verweerster het standpunt ingenomen dat klagers aanspraak beoordeeld dient te worden naar Nederlands recht. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op onderzoek aan de hand van een handboek over internationaal privaatrecht. Verweerster heeft, nadat zij de wederpartij aanvankelijk had aangeschreven, nadere informatie over aanknopingspunten voor het toepasselijke recht van klager gevraagd en verkregen. Later, in de loop van 2010, is verweerster op basis van de haar op dat moment ter beschikking staande informatie tot de conclusie gekomen dat de Belgische rechter bevoegd is en dat Belgisch huwelijks vermogensrecht van toepassing is. Daarbij hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld. Klagers echtgenote had de Nederlandse nationaliteit. Klager is destijds gehuwd op Aruba. Klager en zijn echtgenote hadden hun eerste huwelijksdomicilie na terugkomst uit Aruba in België. Klagers echtgenote is op 9 november 2008 in België overleden.
5.5 Naar aanleiding van het verweer heeft klager weliswaar de visie van verweerster betwist, maar de door verweerster genoemde feiten niet dan wel onvoldoende betwist.
5.6 Op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden treft verweerster geen verwijt dat zij de zaak van klager onzorgvuldig heeft behartigd door aanvankelijk uit te gaan van Nederlands recht en zich later op het standpunt te stellen dat de Belgische rechter bevoegd is over de kwestie te oordelen en de aanspraken van klager beoordeeld moeten worden naar Belgisch recht. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerster eerst kennelijk ten onrechte is uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht. Aannemelijk is dat verweerster mede op basis van nader van klager verkregen informatie tot een gewijzigd inzicht over klagers positie is gekomen.
Verweerster treft voorts geen verwijt dat zij op grond van het gewijzigde inzicht klager heeft meegedeeld dat zij niet voor klager kon optreden in een in België te voeren procedure.
5.7 Het voorgaande brengt mee dat de klachtonderdelen a en b ongegrond zijn.
Ten aanzien van klachtonderdeel c
5.8 Verweerster heeft in de stukken en ter zitting erkend dat bij haar vertraging is opgetreden in de behandeling van klagers zaak. Verweerster heeft er daarbij op gewezen dat het geen gemakkelijke materie betrof en dat in verband met regels van internationaal privaatrecht een en ander moest worden onderzocht en uitgezocht. Verweerster is op basis van de gevoerde correspondentie tot de conclusie gekomen dat haar eerder verzonden brief aan de executeur-testamentair niet volledig juist was.
5.9 Gelet op de door verweerster in het geding gebrachte correspondentie met de wederpartij en de door verweerster gegeven toelichting, die niet dan wel onvoldoende door klager is weersproken, komt de raad tot het oordeel dat het verwijt dat verweerster de zaak te lang op zijn beloop heeft gelaten in tuchtrechtelijke zin ongegrond is.
Dit neemt niet weg dat verweerster er beter aan had gedaan de opeenvolgende stappen in het proces met meer voortvarendheid te ondernemen.
5.10 Klachtonderdeel c is ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel d
5.11 Verweerster heeft het in dit klachtonderdeel staande verwijt uitdrukkelijk weersproken. Verweerster heeft ter zitting aangevoerd dat haar praktijk vrijwel geheel uit toevoegingszaken bestaat.
5.12 Tegenover het gevoerde verweer heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat verweerster geen of onvoldoende zorg aan klagers zaak heeft besteed. Dit vloeit ook voort uit hetgeen bij de voorgaande klachtonderdelen is overwogen.
5.13 Klachtonderdeel d is ongegrond.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juni 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 19 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl