Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3839

Zaaknummer

13-17

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing.

Inhoudsindicatie

Klager tegen eigen advocaat. Klager verwijt verweerster het dossier te laat aan zijn cassatieadvocaat te hebben toegestuurd. Verder verwijt klager verweerster afspraken niet te zijn nagekomen en niet aanwezig te zijn geweest bij een zitting en hem hierover niet tijdig te hebben geïnformeerd.

Inhoudsindicatie

Klachten kennelijk ongegrond. Verweerster heeft voldoende voortvarend opgetreden. Er kan geen verwijt worden gemaakt dat verweerster de zitting daags van tevoren had afgezegd.

Uitspraak

Beslissing van 4 februari 2013

in de zaak 13-17

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [  ]

adres

klager

tegen:

mr. X

advocaat te N.

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 4 januari 2013 met kenmerk K09/129, door de raad ontvangen op 14 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft in een drietal zaken de belangen behartigd van klager. Het betrof een familiezaak (omgangsregeling), een strafzaak en een bestuursrechtelijke zaak. De twee laatste zaken hielden verband met vermeende fraude.

1.3 Op 19 november 2009 heeft verweerster de strafzaak wegens haar zwangerschapsverlof overgedragen aan haar kantoorgenote, mr. Striekwold.  Hierover werd klager op diezelfde datum per brief geïnformeerd. In de brief werd aangekondigd dat mr. Striekwold klager zou bijstaan tijdens een mondelinge behandeling van de strafzaak bij het hof op 29 januari 2009.

1.4 Op 13 februari 2009 heeft mr. Striekwold de uitspraak in de strafzaak per post aan klager gezonden en klager in de brief gevraagd om contact met haar op te nemen. Klager heeft niet binnen de cassatietermijn op deze brief gereageerd.

1.5 Ten behoeve van cassatie heeft klager een andere advocaat ingeschakeld, mr. Jankie. Mr. Jankie heeft verweerster bij brief d.d. 21 juli 2009 verzocht om overdracht van het dossier. In deze brief schrijft mr. Jankie:

‘Tot mij wendde zich [klager] met het verzoek zijn belangen verder te behartigen. Ik verzoek u, indien u geen bezwaar heeft tegen het verzoek tot overdracht van het dossier, mij deze te doen toekomen.’

1.6 Omdat het verweerster niet duidelijk was om welk dossier het ging, heeft zij haar secretaresse gevraagd hierover navraag te doen bij mr. Jankie. Op 27 juli 2009 zond mr. Jankie een faxbrief aan verweerster met de volgende tekst:

‘Hierbij verzoek ik u nogmaals mij met spoed het dossier van [klager] over te dragen. Dit in verband met de termijn van indiening van cassatie, die afloopt op woensdag 29 juli.’

1.7 Diezelfde dag heeft verweerster het dossier aan mr. Jankie verzonden. Op 29 juli 2009 schreef mr. Jankie een brief aan klager met de mededeling dat het dossier op die dag door hem was ontvangen, doch dat de

termijn voor het indienen van de cassatieschriftuur reeds op 28 juli 2009 was verstreken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) Een opdracht om klager bij te staan in de strafzaak te aanvaarden en vervolgens zijn belangen onvoldoende deskundig en voortvarend te behartigen en de opvolgend advocaat niet tijdig stukken toe te zenden zodat geen cassatie meer kon worden ingesteld;

b) Verweerster de belangen van klager in de bestuursrechtelijke zaak onvoldoende deskundig en voortvarend heeft behandeld door niet aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling door de Centrale Raad van Beroep en klager hierover niet tijdig te informeren zodat hij voor niets naar Utrecht is gereisd;

c) Bij herhaling afspraken niet na te komen waardoor klager schade heeft geleden;

d) Lopende zaken niet goed over te dragen aan haar kantoorgenote toen ze met zwangerschapsverlof ging;

e) In de familiezaak waarin ze klager bijstond onvoldoende voortvarend op te treden.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft in dit verband aangevoerd dat zij geen opdracht heeft aanvaard om klager bij te staan in cassatie. De strafzaak is door haar kantoorgenote afgesloten en vervolgens heeft klager de zaak buiten haar medeweten overgedragen aan een opvolgend advocaat voor het instellen van cassatie. Dat vernam verweerster op 27 juli 2009. Nog diezelfde dag heeft zij het dossier aan de opvolgend advocaat verzonden.

3.2 Een zitting bij de Centrale Raad van Beroep heeft verweerster op 9 december 2008 moeten afzeggen in verband met haar zwangerschap. Zij heeft tijdig om uitstel gevraagd en klager hierover geïnformeerd.

3.3 Verweerster ontkent dat zij afspraken bij herhaling niet zou zijn nagekomen.

3.4 Verweerster betwist dat zij de strafzaak niet correct zou hebben overgedragen aan haar kantoorgenote.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2 Klachtonderdeel 1.

Uit de aan de voorzitter overgelegde stukken blijkt dat verweerster niet eerder dan op 21 juli 2009 door mr. Jankie is benaderd met een verzoek om dossieroverdracht. Omdat uit de faxbrief van mr. Jankie niet bleek op welk dossier deze advocaat doelde –verweerster had verschillende zaken voor klager behandeld- heeft zij haar secretaresse gevraagd hierover navraag te doen bij mr Jankie. Op de dag waarop zij hierover duidelijkheid kreeg en ook duidelijk werd dat er een cassatietermijn liep, te weten op 27 juli 2009, heeft verweerster het dossier vervolgens direct aan de opvolgend advocaat gezonden. Het dossier heeft de opvolgend advocaat op 29 juli 2009 bereikt. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster hierdoor voldoende voortvarend opgetreden. De voorzitter betrekt daarbij dat verweerster niet eerder over de cassatietermijn werd geïnformeerd en de opvolgend advocaat in zijn faxbrief van 27 juli 2009 aan verweerster de indruk wekte dat de cassatietermijn op 29 juli en niet -zoals hij later schreef- op 28 juli 2009, zou verstrijken.

Het had op de weg van de opvolgend advocaat gelegen om eerder, in ieder geval bij zijn eerste verzoek om overdracht van het dossier van 21 juli 2009, de aandacht te vestigen op de lopende cassatietermijn en aan te dringen op spoed.

Klachtonderdeel 1 is daarmee kennelijk ongegrond.

4.3 Klachtonderdeel 2.

Klager verwijt verweerster dat zij hem niet tijdig heeft bericht dat zij een zitting bij de Centrale Raad van Beroep had moeten afzeggen in verband met haar vergevorderde zwangerschap. Volgens klager had verweerster dit eerder kunnen voorzien.

Verweerster heeft in dit verband aangevoerd dat het haar voornemen was om ter zitting te verschijnen, doch dat haar arts haar –vanwege ontwikkelingen in haar zwangerschap- het dwingende advies had gegeven niet meer te werken. Dit doktersadvies kwam voor haar onverwacht, waardoor verweerster de Centrale Raad van Beroep pas daags voor de zitting kon verzoeken om een aanhouding. Omdat verweerster klager niet kon bereiken, heeft zij diezelfde een bericht ingesproken op zijn voicemail om hem hierover te informeren.

Onder de gegeven omstandigheden kan verweerster geen verwijt worden gemaakt. Dat zij door haar medische situatie genoodzaakt zou zijn de zitting af te zeggen, had verweerster niet (eerder) kunnen voorzien.

Klachtonderdeel 2 is kennelijk ongegrond.

4.4 Klachtonderdeel 3.

Klager heeft het verwijt dat verweerster bij herhaling afspraken niet na zou komen waardoor hij schade zou hebben geleden, niet anders onderbouwd dan met de mededeling dat het bij recente zaken bij de rechtbank en Centrale Raad van Beroep mis ging en dat ook andere klanten deze ervaringen zouden hebben.

Aldus heeft klager dit verwijt niet met voldoende feiten en omstandigheden onderbouwd en is het kennelijk ongegrond.

4.5 Klachtonderdeel 4.

De voorzitter is van oordeel dat klager het verwijt dat verweerster de lopende zaken voorafgaande aan haar zwangerschapsverlof niet goed zou hebben overgedragen, niet voldoende heeft onderbouwd. Dit onderdeel van de klacht is derhalve niet vast komen te staan en daarmee kennelijk ongegrond.

4.6 Klachtonderdeel 5.

Klager klaagt erover dat verweerster geen actie ondernam toen de rechter in de familiezaak, ondanks een mededeling op zitting dat de rechter de zaak op een volgende zitting zelf zou behandelen, werd vervangen door een andere rechter. De voorzitter overweegt in dit verband dat er tal van redenen kunnen zijn waarom een (andere) rechter de behandeling van een zaak overneemt. Dat verweerster hiervan enig verwijt kan worden gemaakt, is de voorzitter niet gebleken. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 4 februari 2013

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten