Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:218

Zaaknummer

13-207A

Inhoudsindicatie

Klacht over uitlatingen advocaat over derde. Noemen naam klager (mede advocaat) tijdens zitting in aanwezigheid journalist, met als gevolg negatieve publiciteit klager, onnodig grievend en in strijd met confraternele welwillendheid.  Klacht gegrond. Geen maatregel.

Uitspraak

Beslissing van 17 december 2013

in de zaak 13-207A

naar aanleiding van de klacht van:

  mr.

klager

tegen:

  prof. mr.

  advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 1 augustus 2013 met kenmerk 40-13-0668, door de raad ontvangen op 1 augustus 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 oktober 2013 in aanwezigheid van partijen. Ter zitting is verweerder bijgestaan door mr. W.H. van Baren. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in nr. 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 28 van de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager is 'shareholder' geweest van een advocaten¬kantoor. Na onenigheid tussen klager en het advocatenkantoor is klager met ingang van 1 maart 2012 vertrokken. In het kader van zijn vertrek hebben het advocaten¬kantoor, daarin bijgestaan door verweerder, en klager een overeenkomst gesloten met de titel "vaststellingsovereenkomst / beëindigingsovereenkomst", die de volgen¬de bepalingen bevat:

4. "De reden voor vertrek van [klager] is dat hij in een andere setting zijn juridische adviespraktijk wil voortzetten. Partijen zullen naar buiten toe, dus ook richting kantoorcliënten geen andere reden opgeven."

5. "Partijen zullen in overleg de publieke communicatie binnen kantoor en buiten kantoor doen. De strekking van de communicatie is zoals hiervoor onder 4 omschreven. Deze communicatie zal hoe dan ook een neutraal karakter hebben.

2.2 Mr. R. was eveneens shareholder van het advocatenkantoor. Tussen mr. R. en het advocatenkantoor is, na het vertrek van klager, onenigheid ontstaan, hetgeen uiteindelijk ertoe geleid heeft dat het advocatenkantoor de samenwerking met mr. R. heeft beëindigd. Mr. R. is vervolgens een kort gedingprocedure gestart waarin hij – kort gezegd – wedertewerkstelling en doorbetaling vordert. In dit kort geding is het advocatenkantoor bijgestaan door verweerder.

2.3 In de kort gedingdagvaarding stelt mr. R. dat  het advocatenkantoor jegens hem heeft opgezegd omdat hij, mr. R., na het vertrek van klager zou hebben gewerkt voor een cliënt van het advocatenkantoor, die  werd bijgestaan door klager gedurende zijn tijd bij het advocatenkantoor. Mr. R. noemt in de kortgedingdagvaarding niet de naam van klager en schrijft dat klager "om redenen van privacy hierna wordt aangeduid als "Shareholder X" ". De dagvaarding bevat citaten uit interne e-mailberichten tussen mr. R. en de 'CEO' van het advocatenkantoor, waarin over klager gesproken wordt. In deze citaten is de naam van klager steeds vervangen door 'Shareholder X'. De onderliggende e-mailberichten, waarin klager wel bij naam wordt genoemd, zijn separaat – daags voor de mondelinge behandeling – in het geding gebracht, teneinde ze buiten de persmap te houden.

2.4 De (openbare) mondelinge behandeling vond plaats op 2 april 2013. Bij de zitting was een journalist aanwezig van De Financiële Telegraaf en dat was verweerder bekend.

2.5 In zijn pleitnota ten behoeve van de mondelinge behandeling noemt verweerder herhaaldelijk de naam van klager. In de pleitnota omschrijft verweerder klager als een "gedwongen vertrokken partner"  die "op oneigenlijke wijze handelingen had verricht met betrekking tot declaraties, op een wijze die op geen enkel advocatenkantoor te tolereren is." Desverzocht door de advocaat van mr. R. heeft verweerder bij het uitspreken van zijn pleitnota aanvankelijk naar klager verwezen als "Shareholder X". Gedurende de loop van de mondelinge behandeling heeft verweerder klager echter een of meerdere malen met naam genoemd.

2.6 Na afloop van het kort geding is een artikel verschenen op de voorpagina van De Financiële Telegraaf, dat de volgende zin bevat: "Tijdens de zitting bleek het om [klager] te gaan, die [het advocatenkantoor] vorig jaar gedwongen verliet, naar verluidt wegens gesjoemel met declaraties." Het artikel is ook op internet  geplaatst en was daar te 'googelen'.

2.7 Klager heeft zich bij brief van 5 april 2013 bij de deken over verweerder beklaagd. De plaatsvervangend deken heeft vervolgens, als 'moderator', gesprekken tussen klager en verweerder begeleid. Daarop heeft verweerder zich ingespannen om het artikel van het internet verwijderd te krijgen, althans om de zoekresultaten van Google dusdanig te veranderen dat het artikel 'naar beneden' zou worden geduwd, en niet meer als een van de eerste zoekresultaten zou verschijnen bij de naam van klager. Verweerder heeft daartoe internetspecialisten ingeschakeld en contact gezocht met personen binnen de organisatie van De Financiële Telegraaf. Uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat het artikel van internet is verwijderd, althans dat het laag in de zoekresultaten is geraakt. Verweerder heeft ook een brief gestuurd aan klager met de volgende inhoud:

"Op 3 april 2013 is een artikel in De Telegraaf verschenen waarin een negatieve kwalificatie over U is opgenomen, met verwijzing naar een de dag er voor gehouden zitting in een andere zaak waarin door een aantal advocaten waaronder mijzelf is gepleit.

Ik bevestig U bij deze dat ik mij distantieer van hetgene in het artikel over U staat vermeld. Het stemt in elk geval niet overeen met wat ter zitting door mij of een van de andere advocaten is gezegd. Ik betreur het dat dit zo in de krant is verschenen.

Ik heb er geen bezwaar tegen wanneer U de inhoud van deze brief deelt met Uw zakelijke en persoonlijke relaties."

2.8 Klager heeft zijn klacht gehandhaafd, waarna deze is doorgestuurd naar de raad door middel van de in nr. 1.1 bedoelde brief.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij door zijn uitlatingen tijdens de mondelinge behandeling dat klager een "gedwongen vertrokken partner" was, die "oneigenlijke handelingen had verricht met betrekking tot de declaraties, op een wijze die op geen enkel advocatenkantoor te tolereren is", en waarin hij klager met naam genoemd heeft, desbewust, onnodig en tegen beter weten in de goede naam en verdiencapaciteit van klager heeft beschadigd. De uitlatingen zouden bovendien in strijd zijn met de vaststellingsovereenkomst die klager bij zijn vertrek met het advocatenkantoor heeft gesloten, waar verweerder van op de hoogte was.

3.2 Verweerders heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt, voor zover relevant, hierna bij de beoordeling besproken.

4 BEOORDELING

4.1 Bij zijn beoordeling van de klacht neemt de raad tot uitgangspunt dat de advocaat zich in woord en geschrift niet onnodig grievend dient uit te laten. Daarbij geldt dat advocaten behoren te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

4.2 Naar het oordeel van de raad zijn de uitlatingen van verweerder over klager tijdens het kort geding van mr. R tegen het advocatenkantoor, zowel wat inhoud als toon betreft, grievend te noemen. Vraag is of deze uitlatingen dan als onnodig grievend aangemerkt dienen te worden. Klager heeft aangevoerd dat het geheel niet nodig was om naar klager te verwijzen, met naam dan wel zonder naam. De raad verwerpt dit betoog. Uit de processtukken blijkt voldoende dat de gronden voor de opzegging jegens  mr. R. op zijn minst verband hielden met het eerdere vertrek van klager, en dat  klager – zij het anoniem – in de kort gedingdagvaarding door mr. R. ten tonele is gevoerd. Gelet op de ruime vrijheid die een advocaat heeft bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt, in dit geval het advocatenkantoor, stond het verweerder vrij om het vertrek van klager bij het advocatenkantoor in het belang van zijn cliënt te betrekken bij zijn verweer.

4.3 Anders oordeelt de raad over het noemen van de naam van klager door verweerder tijdens zijn pleidooi en in de pleitnota. Uit de kort gedingdagvaarding van mr. R. blijkt dat zijn bedoeling was om de naam van klager niet te openbaren. Vast staat ook dat de producties, waarin de naam van klager wel werden genoemd, niet zijn meebetekend om te voorkomen dat de naam van klager in de persmap kwam. Naar verweerder heeft gesteld, heeft hij zich zelf ook ingespannen om alles omtrent het kort geding van mr. R tegen het advocatenkantoor uit de persmap te krijgen. In het kort geding van mr. R. was sprake van één vertrokken 'shareholder', te weten klager. Verweerder wist dat bij de kortgedingzitting de journalist van De Financiële Telegraaf aanwezig was.

4.4 De raad ziet niet in wat de naam van klager toe zou hebben kunnen voegen aan de verdere inhoud van het pleidooi van verweerder. Verweerder heeft nog gesteld dat de voorzieningenrechter ter zitting liet merken dat hij in verwarring was over wie nou wie was als het ging over een 'shareholder' en dat het dus in het belang van zijn cliënt was dat verweerder toen de naam van klager noemde. De raad volgt verweerder niet in dit standpunt. Verweerder had immers kunnen volstaan met de voorzieningenrechter te wijzen op de productie waarin verweerder wel met naam is genoemd. Ook had verweerder dit kunnen toelichten door te wijzen op de aanwezigheid van de journalist. Tegen deze achtergrond weegt het belang van verweerder om de gestelde verwarring bij de voorzieningenrechter te voorkomen, niet op tegen het zwaarwegende belang van klager om gevrijwaard te blijven van grievende uitlatingen met een potentieel schadelijke inhoud als waarvan hier sprake is. Dat laatste klemt temeer in het licht van de confraternele welwillendheid waarnaar hij in zijn verhouding met klager behoorde te streven.

4.5 Concluderend komt de raad tot het oordeel dat het noemen van de naam van klager onnodig was, zodat sprake is van het in woord onnodig grievend uitlaten. De klacht is derhalve gegrond.

5 MAATREGEL

5.1 Verweerder heeft te kennen gegeven dat hij de situatie waarin klager terecht is gekomen erg vervelend vindt. Verweerder heeft zich inmiddels aantoonbaar zeer ingespannen om de gevolgen van het openbaar worden van de naam van klager te beperken, hetgeen ook effect heeft gehad. Gelet hierop is de raad van oordeel dat geen maatregel opgelegd behoeft te worden.

 BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart de klacht gegrond;

 legt aan verweerder geen maatregel op

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, H.C.M.J. Karskens, P. van Lingen en M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2013.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl