Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4373

Zaaknummer

ZWB 34-2013

Inhoudsindicatie

Klagers brief spreekt ondubbelzinnig van intrekking. Van klager, die zich op bedrijfsmatige wijze bezighoudt met het voeren van tuchtrechtprocedures, mag worden verwacht dat hij schrijft wat hij bedoelt. Klager heeft met zijn brief dan ook afstand heeft gedaan van zijn klachtrecht.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 3 juni 2013

     in de zaak ZWB34-2013

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 februari 2013 op de klacht van:

 

 

                                        A

 

                                        klager

 

                                        tegen:

                                        B

 

                                        verweerder

 

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij beslissing van 18 februari 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 maart 2013 is verzonden aan klager.

1.2         Bij brief d.d. 6 maart 2013, door de raad ontvangen op 7 maart 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3         Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 8 april 2013. Bij de mondelinge behandeling is klager verschenen. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4         De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klager d.d. 6 maart 2013;

          -      de nagekomen brief van klager d.d. 27 maart 2013;

          -      de nagekomen brief van verweerder d.d. 5 april 2013.

         

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Verweerder heeft in een echtscheidingsprocedure de zus en de ex-echtgenoot van de zus van klager bijgestaan.

2.12.2                        Klager heeft zich op 5 april 2011 beklaagd over verweerder. De klacht luidde als volgt: “zonder toestemming/overleg blijkt B alles van mij doorgezonden [te hebben] aan ex”. Klager heeft desgevraagd bij brief d.d. 8 oktober 2011 aan de deken een overzicht verstrekt van 25 door klager aan verweerder in de periode 19 april – 11 augustus 2009 geschreven brieven en tien e-mails in de periode eind 2009 - begin 2010. Klager heeft vervolgens bij brief d.d. 4 november 2011 de klacht tegen verweerder ingetrokken. De deken heeft de intrekking bij brieven van 14 november 2011 aan verweerder en aan klager bevestigd, met mededeling dat het klachtdossier is gesloten en gearchiveerd.

2.12.3                        Verweerder heeft zich bij brief d.d. 4 november 2012 op grond van dezelfde feiten opnieuw beklaagd over verweerder.

 

3                KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door aanschrijvingen van klager te verstrekken aan de ex-echtgenoot van de zus van klager.

3.2         De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat

1.         klager de voorzittersbeslissing niet binnen 30 dagen na inzending klachtdossier heeft ontvangen;

2.         klager met zijn brief van 4 november 2011 geen afstand heeft gedaan van zijn klachtrecht;

3.         er in de voorzittersbeslissing aan wordt voorbijgegaan, dat de klacht van 4 november 2012 gebaseerd is op een nieuw feit, te weten het arrest van het gerechtshof van 13 juni 2012.

 

4.       BEOORDELING

          Verzetgrond 1

4.1         Artikel 46g van de Advocatenwet bepaalt dat de voorzitter kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk ongegronde klachten, alsmede klachten die naar zijn oordeel van onvoldoende gewicht zijn, binnen 30 dagen nadat zij ter kennis van de raad zijn gebracht, bij met redenen omklede beslissing schriftelijk kan afwijzen. Hieruit volgt, anders dan klager stelt, niet dat de beslissing van de voorzitter binnen 30 dagen, nadat de klacht ter kennis van de raad is gebracht, aan klager moet zijn verzonden, doch slechts dat de beslissing binnen 30 dagen moet worden genomen.

 

4.2         Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat de deken de klacht bij brief d.d. 30 januari 2013 ter kennis van de raad heeft gebracht, waarna de voorzitter de klacht bij beslissing van 18 februari 2013 als kennelijk niet-ontvankelijk heeft afgewezen, welke beslissing op 5 maart 2013 is verzonden. Dit is volledig in overeenstemming met hetgeen is bepaald in artikel 46g Advocatenwet, zodat de eerste verzetgrond ongegrond is.

 

Verzetgrond 2

4.3         Uit de aan de raad overgelegde stukken, in het bijzonder uit het door klager overgelegde uittreksel uit het register van de kamer van Koophandel, blijkt dat klager zich op bedrijfsmatige wijze bezighoudt met het geven van second opinions, het beroepsmatig voeren van tuchtrechtprocedures in de advocatuur en het verlenen van rechtsbijstand in geschillen met de advocatuur.

4.4         De raad stelt voorts vast dat klagers brief d.d. 4 november 2011 ondubbelzinnig spreekt van intrekking. De raad is van oordeel dat van klager, die zich op bedrijfsmatige wijze bezighoudt met het voeren van tuchtrechtprocedures, mag worden verwacht dat hij schrijft wat hij bedoelt. Derhalve is de raad van oordeel dat klager, door de deken te berichten dat hij zijn klacht intrekt, afstand heeft gedaan van zijn klachtrecht . Derhalve is ook de tweede verzetgrond ongegrond.

 

Verzetgrond 3

4.5         De raad is van oordeel dat de inhoud van het arrest van het gerechtshof van 13 juni 2012 ten aanzien van de door klager ingediende en vervolgens ingetrokken klacht geen rechtens relevant nieuw feit oplevert. De raad verklaart de verzetgrond 3 dan ook ongegrond.

 

 

 

4.6         In het verzetschrift zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter zouden moeten leiden. Derhalve concludeert de raad dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2013.

 

griffier                                                               voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 juni 2013

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.