Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:46

Zaaknummer

13-074A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen medeadvocaat ongegrond. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen.

Uitspraak

Beslissing van 5 augustus 2013

in de zaak 13-074A

naar aanleiding van de klacht van:

mr.

advocaat te

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 13 maart 2013 met kenmerk 13-13-0243, door de raad ontvangen op 14 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2013 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 tot en met 8 zoals opgenomen in de bij de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft een strafzaak in eerste aanleg behandeld. Klager is door de cliënt benaderd in verband met het hoger beroep. Klager heeft bij brief van 2 juli 2012 een overnameverzoek gedaan onder toezending van een verklaring van de cliënt. Bij brief van 6 juli 2012 heeft klager zijn overnameverzoek herhaald. Het dossier is op 9 juli 2012 aan klager toegezonden.

2.3 Verweerder heeft de cliënt daarna, zonder klager daarvan op de hoogte te stellen, op 16 juli 2012 in de penitentiaire inrichting Almelo bezocht. Op diezelfde dag heeft klager verweerder een brief gestuurd, waarin klager verweerder verwijt zijn cliënt heimelijk te hebben bezocht en hem om een schriftelijke toelichting op deze handelwijze verzocht. 

Bij e-mail van 17 juli 2012 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“Van enige heimelijkheid is geen sprake. Ik heb u direct aangegeven dat ik de zaak uiteraard zou overdragen indien cliënt dat wenste, maar dat ik dit nog even met hem wilde bespreken. Omdat u op nogal hijgerige wijze mij een aantal malen (op uw briefpapier gestelde standaard) verklaringen van cliënt faxte met zijn stellige wens om door u te worden bijgestaan, heb ik het dossier reeds voordien naar u toegestuurd.

Het leek mij ook niet meer dan netjes om nog even een eindgesprek met cliënt te voeren, waarin ik het vonnis met hem kon bespreken, hem het beste kon toewensen en hem kon bevestigen dat ik geen reden had te betwijfelen dat hij bij u in juiste handen is. Ik moet u zeggen dat de wijze waarop u nu met mij communiceert over dit soort onbenulligheden, bij mij wel enige twijfels over dit laatste heeft doen ontstaan. Ik kreeg, anders dan u stelt, overigens op geen enkele wijze de indruk dat cliënt dit bezoek niet op prijs stelde, integendeel.”

2.4 Bij faxbrief van 17 oktober 2012 heeft klager verweerder gevraagd om zijn excuses aan te bieden voor de bewoordingen “op nogal hijgerige wijze” en de zinsnede “(…), bij mij wel enige twijfels over dit laatste heeft doen ontstaan”.

2.5 Verweerder heeft per e-mail van 24 oktober 2012 onder meer aan klager geschreven:

  “(…) Een excuus van mij aan u zou dan ook volstrekt niet op zijn plaats zijn. Indien u zich wilt excuseren voor uw gedrag, dan zou u dat absoluut sieren. U kunt echter gerust zijn. Bij het uitblijven van excuses zal ik niet overwegen, laat staan serieus, de deken lastig te vallen met dit soort gemierenneuk.”

2.6 Bij brief met bijlagen van 13 november 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zonder medeweten van klager de cliënt in de penitentiaire inrichting te hebben bezocht;

b) zich in telefoongesprekken met klager op onhoffelijke en onnodig grievende wijze te hebben uitgelaten door klager te betichten van “hijgerigheid”;

c) en twijfel te uiten over de kwaliteiten van klager;

d) nadien in een e-mail van 24 oktober 2012 te hebben geschreven dat klager “bezig is met gemierenneuk”.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Klager verwijt verweerder de cliënt na overdracht van het dossier heimelijk te hebben bezocht. Ter zitting heeft verweerder onweersproken gesteld dat hij klager telefonisch heeft meegedeeld dat hij de cliënt na overdracht van het dossier nog wilde zien om het vonnis te bespreken en afscheid te nemen. Teneinde klager in staat te stellen om tijdig hoger beroep in te stellen, heeft verweerder het dossier alvast opgestuurd nog voordat hij de cliënt had gesproken. Dat verweerder de cliënt nog wilde spreken blijkt bovendien uit de inhoud van de door klager aan de deken gerichte klachtbrief van 13 november 2012, waarin klager schrijft dat overdracht van het dossier pas zou plaatsvinden nadat verweerder de cliënt zou hebben gesproken. Hieruit volgt dat het verwijt dat verweerder de cliënt na overdracht van het dossier heimelijk heeft bezocht, feitelijk onjuist is. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdeel b), c) en d)

4.2 De klachtonderdelen b), c) en d) hangen met elkaar samen en zullen daarom gezamenlijk worden behandeld. De klachtonderdelen komen er in de kern op neer dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten jegens klager.

4.3 De raad stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren. Uitlatingen die naar algemeen spraakgebruik als grievend of kwetsend moeten worden aangemerkt behoren advocaten in hun zakelijk verkeer achterwege te laten. Gelet op voornoemd uitgangspunt van de onderlinge verhoudingen, zou het wellicht beter zijn geweest indien verweerder in reactie op de overnameverzoeken van klager telefonisch overleg met hem had gevoerd. Verweerder heeft zulks ter zitting ook erkend. Echter, niet gesteld kan worden dat de uitlatingen van verweerder een zodanig zakelijk karakter ontberen, dat verweerder daarmee tuchtrechtelijk klachtwaardig heeft gehandeld. Daarbij overweegt de raad dat van een advocaat enig incasserings- en relativeringsvermogen mag worden verwacht. De klachtonderdelen zijn mitsdien eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. B. Roodveldt,

A. van Marwijk Kooy, J.H.P. Smeets, M. Schüller, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 augustus 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl