Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:180

Zaaknummer

R. 4332/13.239

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerder zijn juridisch advies omtrent de haalbaarheid van de door klager gestelde vordering zowel mondeling als schriftelijk aan klager heeft bevestigd. Niet kan worden vastgesteld dat klager verweerder onjuist heeft geadviseerd. Voorts kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt omtrent zijn keuze zich terug te trekken als advocaat. Dit stond verweerder in de gegeven omstandigheden vrij en hij heeft dit op een zorgvuldige wijze gedaan.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Voor de stelling van klager dat verweerder de door de Raad voor Rechtsbijstand aan klager opgelegde eigen bijdrage aan klager terug dient te betalen, bestaat geen rechtsgrond. De betaling van de eigen bijdrage is niet afhankelijk van het (behaalde) resultaat. 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 17 september 2013, door de raad ontvangen op 18 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klager heeft zich tot verweerder gewend naar aanleiding van een geschil met zijn rechtsbijstandverzekeraar.

1.2 Bij brief van 19 februari 2013 heeft verweerder klager negatief geadviseerd omtrent de haalbaarheid van de door klager gestelde vordering op zijn rechtsbijstandverzekeraar. Verweerder heeft in voornoemde brief voorts bevestigd dat hij dit negatieve advies die dag ook eerder telefonisch aan klager heeft toegelicht. Voorts heeft verweerder klager, voor zover in deze relevant geschreven:

“Gezien het feit dat ik u tijdens het telefoongesprek meerdere malen inhoudelijk heb uitgelegd hoe de kwestie juridisch in elkaar zat en wij iedere keer op dezelfde punten terugkwamen, heb ik voorgesteld dat u, indien u na het lezen van de genoemde mail nog steeds vragen zou hebben, u deze op dat moment per mail aan mij zou kunnen stellen, dit om eventuele verdere miscommunicatie te voorkomen.

Op dat moment gaf u mij te kennen dat ik u geweld aandeed en dat mijn manier van doen ronduit onbeschoft was. U gaf mij eveneens te kennen dat u voornemens was om een klacht tegen mij in te dienen.

Op grond hiervan ben ik van mening dat er een verschil van mening tussen ons is ontstaan, dat mijns inziens niet meer kan worden opgelost. Om die reden zie ik mij genoodzaakt om mijzelf terug te trekken als advocaat. Aangezien ik niet wil dat u hier eventueel nadeel van ondervindt, geef ik u tot 25 februari 2013 te tijd om een andere advocaat te vinden die uw belangen wil behartigen. Indien ik voor die tijd niet ben benaderd door een andere advocaat zal ik het dossier sluiten.

…”

1.3 Klager heeft bij brief van 28 maart 2013 een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij zijn werk voor klager niet naar behoren heeft gedaan, nu verweerder na bestudering van de stukken aan klager heeft laten weten weinig kansen voor hem te zien en klager heeft geadviseerd af te zien van het aanhangig maken van een procedure. Voorts verwijt klager verweerder dat hij zich terug heeft getrokken uit de zaak nadat een verschil van mening is ontstaan over de haalbaarheid van de door klager gewenste procedure. Klager maakt aanspraak op een schadevergoeding van € 600,00 en terugbetaling van de door klager betaalde eigen bijdrage. Ten slotte verwijt klager verweerder dat hij de kant van de wederpartij heeft gekozen, reden waarom aan verweerder een straf moet worden opgelegd.

 

3. BEOORDELING

3.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.2 Verder geldt dat indien tussen een advocaat en zijn cliënt een verschil van mening bestaat over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, dient de advocaat zich terug te trekken. Wanneer een advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, dient hij dat op zorgvuldige wijze te doen en dient hij ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.

3.3 Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerder zijn juridisch advies omtrent de haalbaarheid van de door klager gestelde vordering op 19 februari 2013 zowel mondeling als schriftelijk aan klager heeft bevestigd. Voorts heeft verweerder in zijn brief van 19 februari 2013 aangegeven wat de reden is dat hij zich heeft teruggetrokken als klagers advocaat.

3.4 Niet kan worden vastgesteld dat klager verweerder onjuist heeft geadviseerd. Voorts kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt omtrent zijn keuze zich terug te trekken als advocaat. Dit stond verweerder in de gegeven omstandigheden vrij en hij heeft dit op een zorgvuldige wijze gedaan. Op basis van de tegenstrijdige verklaringen van klager en verweerder over de gestelde partijdigheid van verweerder kan (zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt) evenmin worden vastgesteld dat de verwijten van klager juist zijn. 

3.5 Voor de stelling van klager dat verweerder de door de Raad voor Rechtsbijstand aan klager opgelegde eigen bijdrage aan klager terug dient te betalen, bestaat geen rechtsgrond. De betaling van de eigen bijdrage is niet afhankelijk van het (behaalde) resultaat.

3.6 Voor zover klager stelt dat verweerder schadevergoeding verschuldigd is, dient hij zich te wenden tot de civiele rechter, nu de tuchtrechter niet bevoegd is over een dergelijke vordering een oordeel te geven.

3.7 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 16 oktober 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.