Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-02-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3935
Zaaknummer
R. 3981/12.115
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft bijstand verleend aan klager en diens echtgenote in een echtscheidingsprocedure. Voor de echtgenote is een toevoeging aangevraagd. Voor klager aanvankelijk niet. Verweerster heeft klager een voorschotnota gestuurd.
Inhoudsindicatie
Kort na een gesprek over het aanvragen van een toevoeging voor klager is de opdracht ingetrokken.
Inhoudsindicatie
Klacht dat verweerster de behandeling van de zaak niet voortvarend heeft aangepakt, het dossier niet op eerste verzoek aan klager en zijn echtgenote heeft geretourneerd, heeft getracht klager te laten betalen, terwijl hij in aanmerking kwam voor een toevoeging, klager tijdens een onderhoud uiterst onheus heeft bejegend en declaraties heeft verzonden die niet in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden.
Inhoudsindicatie
Klacht door de voorzitter in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 5 juni 2012, door de raad ontvangen op 7 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 29 juni 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 2 juli 2012 aan partijen verzonden.
1.3 Bij brief van 16 juli 2012, door de raad op die datum ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Klager en verweerster hebben beiden stukken aan de raad toegezonden.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 december 2012 in aanwezigheid van verweerster. Klager heeft door een niet aan de raad toe te rekenen misverstand de zitting niet bijgewoond. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Na de zitting is klager in de gelegenheid gesteld op het proces-verbaal van de zitting en de bij die zitting door verweerster overgelegde pleitaantekeningen te reageren, hetgeen hij heeft gedaan per fax (tevens verzonden per e-mail) van 20 december 2012. Verweerster is in de gelegenheid gesteld op klagers fax te reageren, hetgeen zij heeft gedaan bij brief van 14 januari 2013.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij:
a. de behandeling van de zaak niet voortvarend heeft aangepakt;
b. het dossier - inclusief toevoegingen - niet op eerste verzoek aan klager en zijn echtgenote heeft geretourneerd;
c. heeft getracht klager te laten betalen voor haar werkzaamheden, terwijl klager in aanmerking kwam voor een toevoeging;
d. tijdens het onderhoud van 20 maart 2012 klager uiterst onheus heeft bejegend door tegen hem te schreeuwen;
e. declaraties heeft verzonden die niet in verhouding staan tot de door haar verrichte werkzaamheden;
f. de schade van klager moet vergoeden, die hij door verweersters handelen heeft geleden.
3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen van verweerster gehandhaafd.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Voor zover klager in het verzet nieuwe klachten tegen verweerster heeft geformuleerd, laat de raad die buiten beschouwing daar deze niet op de bij wet voorgeschreven wijze bij de deken zijn ingediend. De raad beoordeelt in het verzet enkel de in nummer 3.2 vermelde klachtonderdelen.
5.2 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.3 Ook in het verzet hebben partijen tegenstrijdige standpunten ingenomen betreffende de door de plaatsvervangend voorzitter in nummer 3.3 van de bestreden beslissing genoemde vragen.
5.4 De raad is tot het oordeel gekomen dat de stukken geen aanleiding geven anders te oordelen dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gedaan. Aan haar overwegingen voegt de raad nog het volgende toe.
5.5 Wat de afgifte van het dossier betreft is aannemelijk geworden dat verweerster het dossier eerst gereed heeft gelegd zodat klager het kon ophalen en dat zij het dossier vervolgens heeft verzonden toen klager van die mogelijkheid geen gebruik maakte. De daarbij aanvankelijk gemaakte fout in de adressering (één van de voorletters van klagers echtgenote was onjuist vermeld) is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar. Bovendien heeft verweerster het dossier, nadat zij het retour had ontvangen, direct opnieuw verstuurd.
5.6 Wat het onderhoud op 20 maart 2012 betreft heeft klager bij zijn reactie van 20 december 2012 een verklaring van 3 december 2012 van zijn ex-echtgenote overgelegd. De raad laat dit nieuwe stuk buiten beschouwing, daar het in een te laat stadium van de procedure is overgelegd.
Bij brief van 12 oktober 2012 heeft de griffier van de raad klager geïnformeerd over de zitting van 3 december 2012. Daarbij is meegedeeld dat klager tot 14 dagen voor de zitting stukken in het geding kon brengen en dat de raad op nadien binnengekomen stukken geen acht zal slaan, tenzij er naar het oordeel van de leden aanleiding is dat wel te doen. Dat laatste doet zich in dezen niet voor. Dat verweerster klager uiterst onheus heeft bejegend is niet gebleken.
5.7 Wat de declaraties betreft heeft verweerster onbetwist aangevoerd dat klager aan haar slechts een bijdrage van € 51,00 heeft betaald voor de werkzaamheden, terwijl overigens is gebleken dat verweerster behalve een voorschotdeclaratie geen andere declaraties heeft verzonden. Aldus is geenszins gebleken dat verweerster declaraties heeft verstuurd die niet in verhouding staan tot de door haar verrichte werkzaamheden.
De raad laat de door verweerster bij haar reactie van 14 januari 2013 overgelegde stukken buiten beschouwing om dezelfde reden als onder nummer 5.6 ten aanzien van klager is vermeld.
5.8 Met inachtneming van het voorgaande verenigt de raad zich met het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter en oordeelt dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 februari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 6 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.