Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:65

Zaaknummer

13-215NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.  Vrijheid van handelen.

Uitspraak

Beslissing van 23 augustus 2013

in de zaak 13-215NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer en mevrouw

klagers

tegen:

mr.

voormalig advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 6 augustus 2013 met kenmerk td/np/13-120, door de raad ontvangen op 9 augustus 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klagers zijn al jaren verwikkeld in een conflict met hun buren over de erfgrens tussen de beiden percelen. De buren werden bijgestaan door verweerder.

1.3 Tijdens een kort geding op 14 september 2009 is overeengekomen dat partijen het kadaster opdracht zouden geven tot meting van het perceel van de cliënten van verweerder. Bij brief van 16 september 2009  heeft de advocaat van klager aan het kadaster te Amsterdam verzocht de metingen uit te voeren en bij brief van17 september 2009 heeft verweerder het kadaster verzocht om uitvoering aan deze afspraak te geven. Abusievelijk heeft verweerder zijn verzoek naar een oud adres van het kadaster in Alkmaar gezonden.

1.4 In de bodemprocedure zijn de vorderingen van klagers in twee instanties afgewezen. Tegen de beslissing van het gerechtshof is door klagers cassatieberoep ingesteld, welk beroep nog loopt.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) zich tijdens rechtszaken heeft bediend van een valselijk opgestelde aangifte en een frauduleus opgestelde bouwaanvraag;

b) opdrachten van de voorzieningenrechter niet heeft opgevolgd;

c) medewerking heeft verleend aan het bewerken van getuigen;

d) valselijk gebruik heeft gemaakt van een bewerkte kopie met betrekking tot het perceel van zijn cliënten.

3 BEOORDELING

3.1 Nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal wat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan of de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdelen a en d

3.2  Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klagers verwijten verweerder kort samengevat dat hij zich tijdens rechtszaken heeft bediend van valse stukken. Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat hij stukken zou hebben vervalst. Daarbij wijst verweerder erop dat de stukken waarop klagers doelen onderdeel waren van een procedure die in twee instanties heeft gediend en op grond waarvan de rechtbank en het gerechtshof de vorderingen van klagers hebben afgewezen. Verweerder heeft aangevoerd dat hij zelf geen aangifte heeft gedaan en dat hij bovendien zijn cliënt heeft ontraden om aangifte te doen, hetgeen door klagers niet is betwist. Overigens is niet gebleken dat bedoelde aangifte vals is. Voor zover klager heeft bedoeld te zeggen dat de aangifte op onjuiste gronden is gedaan en verweerder dat had moeten weten, is dat niet vast komen te staan. Ten aanzien van de bouwaanvraag heeft verweerder opgemerkt dat deze al onherroepelijk was toen zijn bijstand werd verzocht, hetgeen evenmin door klagers is betwist. Nu niet is komen vast te staan dat verweerder zich tijdens rechtszaken heeft bediend van valselijk danwel op onjuiste gronden opgestelde stukken, zijn de klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b

3.3 Ook klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond. Verweerder heeft aangevoerd dat hij naar aanleiding van de ter zitting van 14 september 2009 getroffen schikking opdracht heeft gegeven aan het kadaster om de uitmeting te verrichten, zulks onder toezending van het proces-verbaal van schikking alsmede onder opgave van de naam van de advocaat van de wederpartij. Uit de stukken van het dossier blijkt dat ook de (toenmalige) advocaat van klagers het kadaster opdracht heeft gegeven om tot uitvoering over te gaan. Beide partijen hebben derhalve uitvoering gegeven aan de getroffen schikking, zodat het verwijt dat verweerder opdrachten van de voorzieningen-rechter niet zou hebben opgevolgd onjuist is.

 Ad klachtonderdeel c

3.4 Met klachtonderdeel c verwijten klagers verweerder dat hij medewerking zou hebben verleend aan het bewerken van getuigen. Verweerder heeft daartegenover gesteld dat hij de getuigen niet heeft benaderd noch gesproken, laat staan heeft bewerkt. Tegenover deze gemotiveerde betwisting hebben klagers niet aannemelijk weten te maken dat verweerder zich schuldig zou hebben gemaakt aan de hem verweten gedraging. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

3.5  Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in al haar onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 23 augustus 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 augustus 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers 

en per gewone post aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.