Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:38

Zaaknummer

13-302

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij.

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerster de rechter onjuist zou hebben geïnformeerd. Ook het verwijt dat verweerder materiaal voor klager zou hebben weggehouden, terwijl dit materiaal voor de beoordeling van zijn zaak en de uitkomst van de ontslagkwestie een rol zou hebben gespeeld. Is niet vast komen te staan. De klacht wordt afgewezen.

Uitspraak

Beslissing van 23 december 2013

in de zaak 13-302

naar aanleiding van de klacht van:

de heer A [        ]

adres

klager

tegen:

mw mr. X.

advocaat te H.

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 5 december 2013 met kenmerk RvT1213-9635, door de raad ontvangen op 6 december, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klager is werkzaam geweest als onderwijsassistent in dienst van de cliënte van verweerster. Klager is in 2006 ontslagen en naar aanleiding daarvan zijn er meerdere procedures gevoerd waarin verweerster voor de ex-werkgever van klager is opgetreden. De procedures hadden niet alleen betrekking op het ontslag zelf; er is ook geprocedeerd over de samenstelling van het dossier. In die laatste procedures ging het om gegevens die zich in dat dossier bevonden of zouden bevinden en waarvan klager bestreed dat dat juist was.

1.3    Klager is in de loop der jaren bijgestaan door vier verschillende advocaten, waarvan de laatste mr. W. was. In 2009 heeft klager te kennen gegeven dat hij wilde dat verweerster rechtstreeks met hem contact had en niet meer met mr. W. Nadien zijn er (toch) e-mailcontacten geweest tussen verweerster en mr. W.

1.4    Tot zover de feiten, die hier nog maar summier worden gegeven om de verschillende klachtonderdelen van een context te voorzien. Zij zullen bij de bespreking van de klachtonderdelen waar nodig worden uitgewerkt.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    Een verborgen communicatie te voeren met de juridisch adviseur/advocaat van klager en daarbij verborgen afspraken te maken;

b)    Onjuiste informatie te verstrekken aan partijen en de rechter;

c)    Niet althans veel te laat te reageren op de beschuldigingen van klager met betrekking tot de verborgen communicatie en het verstrekken van onjuiste informatie;

d)    De privacynormen van klager te schenden en daarbij de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de grondwet te schenden;

e)    Zonder toestemming en tegen de verzoeken van klager in zijn medische gegevens te gebruiken;

f)    Te weigeren het re-integratiedossier van klager in te leveren;

g)    Autoritair de gang van zaken ten aanzien van het aanleveren van het dossier te bepalen;

h)    De inhoudelijke stukken van schikkingsonderhandelingen openbaar te maken.

3    BEOORDELING

3.1    Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat een behandeling ter zitting meer of een ander licht op de zaak zal werpen.

3.2    De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij. Dat heeft voor het toetsingskader van deze klacht gevolgen. De advocaat van de wederpartij komt volgens vaste rechtspraak van de tuchtrechter een grote mate van vrijheid toe bij de behartiging van de belangen van zijn of haar cliënt. Die advocaat dient weliswaar ook rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij, maar die komen voor hem of haar niet op het eerste plan. Die advocaat dient zich te onthouden van het doen van uitlatingen waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze onjuist zijn. Hij of zij dient zich voorts te onthouden van het doen van uitlatingen waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze onjuist zijn. Hij of zij dient zich voorts te onthouden van onnodig grievende uitlatingen en dient de gerechtvaardigde belangen van zijn tegenpartij te ontzien indien en voor zover dat bij een goede behartiging van de belangen van zijn cliënt past.

3.3    Met betrekking tot klachtonderdeel 1 is het volgende van belang.

Op 9 februari 2009 laat klager, zoals hij schrijft ‘expliciet ook aan verweerster’, weten dat van dat moment af met hém en niet met mr. W. (zijn raadsman op dat moment) moest worden gecommuniceerd over de kwestie. Op 26 juli 2009 stuurt verweerster (desondanks) een e-mailbericht aan mr. W. Daarin schrijft zij onder meer het volgende:

“Na terugkomst van mijn bevallingsverlof, heb ik bovengenoemde zaak weer overgenomen van mijn collega mr. B.

(Dan volgt een kort overzicht van de stand van zaken).

De reden waarom ik afgelopen donderdag contact met u heb geprobeerd op te nemen, is de volgende:

Onze cliënten liggen inmiddels al jaren in de clinch met elkaar. Er zijn verschillende pogingen gedaan om er onderling uit te komen, dit is tot op heden niet gelukt. Er zijn inmiddels in 4 verschillende zaken rechtszaken geweest. Thans loopt het genoemde hoger beroep en de ongetwijfeld door uw cliënt nieuw in te stellen beroepen tegen het nieuwe besluit op bezwaar. Mijn cliënt is het niet helemaal eens met de uitspraak inzake het ontslag. Ik moet mijn cliënte thans adviseren over het wel of niet instellen van hoger beroep daartegen.

(volgt een gedachte over een te treffen minnelijke regeling en de bereidheid van verweerster om haar cliënte daarover positief te adviseren).

Ik wilde bij u de bereidheid van uw cliënt polsen voor het treffen van een dergelijke minnelijke regeling.”

3.4    Mr. W. heeft dat bericht doorgeleid naar zijn cliënt op diezelfde dag, 26 juli 2009. In reactie daarop schrijft klager onder meer dat hij (om de kosten) vasthoudt aan het feit dat met hem en niet met mr. W. contact moet worden onderhouden.

3.5    Het e-mailbericht van verweerster aan de raadsman van klager is voor klager niet ‘verborgen’ geweest of dat in elk geval niet lang gebleven. Er is geen reden om aan te nemen dat verweerster met dit bericht doelbewust in strijd met de instructie van klager van 9 februari 2009 heeft gehandeld. En blijkbaar heeft klager dat in elk geval aanvankelijk ook niet zo gezien. Er is geen reden om aan te nemen dat de intenties van verweerster, op het moment dat zij mr. W. aanschreef op 29 juli 2009, niet deugden. Daarnaast is er nog het feit dat dit bezwaar intussen wel erg oud is geworden. Het is nu bijna 5 jaar later. Als dit punt al ooit enig tuchtrechtelijk relevant belang had, dan heeft het dat nu toch niet meer.

3.6    Nadien, in september 2009 zijn er opnieuw contacten geweest tussen verweerster en mr. W. daarvan blijkt dat klager daarbij betrokken is geweest, zonder dat klager daar – in elk geval toen- over viel. Het tijdsverloop doet de rest.

3.7    Van belang is in dit verband ook dat het om een buitengewoon complexe situatie ging, dat advocaten (dat geldt zowel voor mr. W. als voor verweerster) het tot hun taak moeten rekenen om conflicten waar mogelijk in te dammen. In dat licht bezien en gelet op de inhoud van de e-mails waar klager nu zoveel problemen mee heeft, is het alleszins te billijken dat mr. W. en verweerster probeerden om een regeling in der minne te bereiken. De zaak kon dat inmiddels ook wel gebruiken.

3.8    Op dit onderdeel wordt de klacht afgewezen.

3.9    Klachtonderdeel 2

Klager werkt uit op welke punten verweerster bij verschillende gelegenheden, in verschillende procedures, hem (voor de cliënte van verweerster zal dat niet gelden) en de desbetreffende rechters onjuist heeft geïnformeerd. Het komt niet uit de verf dat, wat er zij van de vraag of klager de feiten juist ziet, verweerster dat dan welbewust heeft gedaan: er waren procedures en daarmee waren er verschillende visies. De juistheid van de lezingen die verweerster voor haar cliënt presenteerde staat niet ter beoordeling van de tuchtrechter. Deze grijpt in een geval als dit pas in als duidelijk is dat de verweerder de rechter min of meer welbewust op het verkeerde been heeft gezet. Daarvan is niet gebleken.

Klachtonderdeel 2 is kennelijk ongegrond.

3.10    Klachtonderdeel 3

Klager heeft verweerster enige malen ter verantwoording geroepen met betrekking tot de ‘verborgen communicatie en het verstrekken van onjuiste informatie’ en verweerster heeft onverplicht (per slot van rekening was zij klager in een rechtstreeks contact immers geen verantwoording verschuldigd) daarop gereageerd. Verweerster schreef klager op 10 december 2012 en 25 februari 2013 uitvoering naar aanleiding van zijn bezwaren. Klager is het met die reacties kennelijk niet eens, maar dat is onvoldoende basis voor een tuchtrechtelijk verwijt. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

3.11    Klachtonderdeel 4

Dit onderdeel van de klacht miskent dat het aan de rechters in verschillende zaken was om te beoordelen of het standpunt dat verweerster voor haar cliënte vertolkte, strijd opleverde met de privacy-normen of de grondwet. De uitkomsten van de verschillende zaken geven geen aanleiding om te veronderstellen dat verweerster om die redenen in die zaken niet mocht bepleiten wat zij namens haar cliënte bepleitte. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

3.12    Met betrekking tot de klachtonderdelen 5 en 6, die samen kunnen worden besproken, is allereerst van belang om vast te stellen dat klager zich op het standpunt stelt dat voor hem materiaal is weg gehouden dat bij de beoordeling van zijn zaak en de uitkomst van de ontslagkwestie wel een rol heeft gespeeld. Dat blijkt niet en al helemaal niet dat klager idee dat dit is gebeurd door toedoen van verweerster, juist is.

3.13    Klager heeft invloed willen uitoefenen op de inhoud van zijn dossier. Daarin zaten in zijn optiek ten onrechte medische gegevens. Klager miskent dat het aan de rechters die inhoudelijk over de zaak hebben geoordeeld, was om een beslissing te nemen over de toelaatbaarheid van de medische gegevens in de ontslagkwestie.

De rechter heeft geoordeeld dat de door verweerster overgelegde medische gegevens betrekking hebbend op de ziek- en hersteldmeldingen van klager, deel uit mochten maken van het personeelsdossier en daarom ook in de procedure mochten worden gebruikt. Niet valt in te zien waarom verweerster op dit punt dan enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

3.14    Ook blijkt nergens uit dat verweerster verantwoordelijk zou zijn voor het feit dat het re-integratiedossier niet (direct) aan klager beschikbaar werd gesteld. Het was niet verweerster die hierover een besluit heeft genomen. Overigens verschillen klager en zijn wederpartij ook van mening over de vraag of er inzage is verleend.

3.15    Klager had zijn eigen advocaat. Het is onduidelijk waarom verweerster zich het belang van klager waar het in deze klachtonderdelen over gaat, had moeten aantrekken. Beide klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

3.16    Klachtonderdeel 7

Verwezen wordt naar het eerder beschreven toetsingskader. Het staat niet vast dat verweerster in het licht daarvan aan de belangen van klager tekort heeft gedaan op de wijze zoals in het klachtonderdeel is geformuleerd en door klager uitgewerkt. Dit klachtonderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.

3.17    Klachtonderdeel 8

Het blijkt niet dat verweerster de inhoud van de schikkingsonderhandelingen tussen haar en een advocaat van klager openbaar heeft gemaakt. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht wordt afgewezen.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 23 december 2013.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 december 2013 per aangetekende en gewone post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten