Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4323

Zaaknummer

12-07c

Inhoudsindicatie

klacht tegen deken over de wijze waarop hij een klacht tegen klaagster heeft onderzocht en geïnstrueerd kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 22 mei 2013

in de zaak 12-07c

naar aanleiding van de klacht van:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

klaagster

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats], in zijn hoedanigheid van deken van het voormalig arrondissement  [naam arrondissement]   

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 22 april 2013 met kenmerk 2013 KNN 058 c, door de raad ontvangen op 23 april 2013, en van de stukken a tot en met k die zijn genoemd op de in de brief van de deken vermelde inventarislijst.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Bij brief d.d. 27 januari 2012 heeft klaagster zich beklaagd over verweerder. Omdat verweerder op dat moment deken was van het voormalig arrondissement [naam arrondissement] heeft de voorzitter van de raad van discipline op 9 januari 2012 de deken in het voormalig arrondissement Zutphen aangewezen om de klacht te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in de artikelen 46c, 46d en 46e van de Advocatenwet omschreven. Omdat het onderzoek op 1 januari 2013 nog niet was afgerond en de arrondissementen Zutphen en [naam arrondissement] per 1 januari 2013 zijn opgegaan in het nieuwe arrondissement Oost-Nederland heeft de voorzitter van de raad van discipline op 16 januari 2013 de deken van het arrondissement Noord-Nederland aangewezen om het onderzoek voort te zetten.

1.3 Klaagster heeft op 27 juli 2010 een zekere K. als piketadvocaat bijgestaan nadat K. in verzekering was gesteld. Op het formulier "melding inverzekeringstelling" van K. stond mr. R.S. ingevuld als voorkeursadvocaat van K. De piketmelding kwam evenwel bij klaagster terecht en klaagster heeft K. bezocht op 27 juli 2010.

1.4 Op 29 juli 2010 is K. voorgeleid bij de rechter-commissaris. Omdat mr. R.S. verhinderd was heeft mr. L.S. (een kantoorgenoot van R.S) tijdens de voorgeleiding bij de RC bijstand verleend.

1.5 Bij brief van 29 juli 2010 heeft klaagster bij verweerder, in zijn hoedanigheid van deken van het voormalig arrondissement Almelo een klacht ingediend tegen mr. L.S. De klacht tegen mr. L.S. luidde dat deze tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld had door zich voor te doen als advocaat van K. terwijl hij dat niet was. Hij zou K. voor een voldongen feit hebben gesteld door gewoon, in de plaats van klaagster en zonder haar toestemming de voorgeleiding bij de rechter-commissaris bij te wonen.

1.6 Verweerder heeft mr. L.S. om diens commentaar gevraagd. Dat kwam op 31 augustus 2010. Vervolgens heeft klaagster op 17 november 2010 gerepliceerd. Mr. L.S. dupliceerde op 21 februari 2011. Verweerder heeft klaagster vervolgens gelegenheid geboden om daarop nog te reageren. Daarvan blijkt  uit brieven van 25 februari 2011, 7 april 2011, 2 mei 2011 en 27 mei 2011. Klaagster heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Op 24 januari 2012 formuleerde verweerder zijn aanbiedingsbrief aan de raad van discipline.

1.7 De onderhavige klacht is door klaagster ingediend bij brief van 27 januari 2012 een aangevuld bij brief van 30 september 2012.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij in zijn hoedanigheid van deken bij het onderzoek van de klacht van klaagster tegen mr. L.S. meer gewicht zou hebben toegekend aan de lezing van mr. L.S. dan aan die van klaagster, heeft geweigerd de door klaagster aangereikte feiten (behoorlijk) te onderzoeken en daarentegen klaagster in diskrediet heeft gebracht en feiten heeft verdraaid;

b) hij de klacht van klaagster tegen mr. L.S. te lang heeft laten liggen.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

ad klachtonderdeel a)

3.2 De voorzitter constateert dat de aanbiedingsbrief d.d. 24 januari 2012 van verweerder aan de raad de standpunten van beide partijen bevat. Over de feiten en omstandigheden van het geval verschilden zij sterk van mening. Dat blijkt uit de repliek van klaagster en de dupliek van mr. L.S. In de aanbiedingsbrief wordt naar die (bijgevoegde) stukken verwezen. Het geheel levert geen tendentieus, gekleurd of anderszins onjuist en/of ten onrechte ten nadele van klaagster strekkend beeld op.

3.3 Dat verweerder bij de instructie van de zaak niet dieper heeft gegraven is, in het licht van het uitblijven van een reactie op de dupliek zeker, niet verwonderlijk en maakt die instructie niet lacuneus, nog afgezien van het feit dat de deken voor dat wat in dat verband mogelijk nodig zou zijn niet of nauwelijks is geëquipeerd. De deken kan bijvoorbeeld geen getuigen onder ede horen, noch daargelaten dat een oordeel over nut en noodzaak daarvan vaak beter aan de tuchtrechter kan worden overgelaten. Klachtonderdeel a) en de verschillende aspecten daarvan sneuvelen daarop en missen ook overigens feitelijke grondslag. Klachtonderdeel a) is kan ook kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

3.4 Tussen de klachtbrief van klaagster van 29 juni 2010 en de aanbiedingsbrief van 24 januari 2012 is onwenselijk veel tijd verstreken. Dit betekent echter niet dat verweerder daarvan een (tuchtrechtelijk) verwijt kan worden gemaakt.

3.5 De dupliek van mr. L.S. maakte het in de ogen van verweerder, en de voorzitter acht dat niet onbegrijpelijk, nodig dat klaagster zich nog uitliet. Klaagster heeft ondanks diverse verzoeken om dat te doen van de gelegenheid geen gebruik gemaakt en ook niet anderszins laten weten. Tegen die achtergrond is het niet onbegrijpelijk dat deze klacht enige maanden is blijven liggen. Een tuchtrechtelijk verwijt levert dat niet op. Ook klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond. 

BESLISSING

De klacht wordt in beide onderdelen afgewezen.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 22 mei 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 mei 2013 per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten