Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:100

Zaaknummer

ZWB 188-2013

Inhoudsindicatie

Klager heeft met verweerder onderhandeld in zijn hoedanigheid van maatschappelijk begeleider/bewindvoerder van X, teneinde een gedwongen ontruiming van X te voorkomen. Dat verweerder daarbij gemaakte afspraken niet zou zijn nagekomen kan niet worden vastgesteld nu daarvan geen schriftelijke vastlegging heeft plaatsgevonden. Wel heeft klager voldoende eigen belang bij het indienen van de klacht, nu door hem op de dag van de ontruiming uit eigen zak een bedrag van € 1.750,00 is betaald, waarna de ontruiming is stopgezet.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 28 oktober 2013

in de zaak ZWB 188 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

 

klager

 

tegen:

B

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1       Bij brief aan de raad van 10 juni 2013 met kenmerk K, door de raad ontvangen op 11 juni 2013, heeft de Deken van de orde van advocaten in het arrondissement ZWB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2       De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 september 2013 in aanwezigheid van verweerder in persoon. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3       De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de Deken van 10 juni 2013 met bijlagen. Ook heeft de raad kennis genomen van de brief van klager aan de raad van 3 september 2013, waarin deze mededeelt niet op de zitting aanwezig te kunnen zijn.

 

2           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1       Klager is in 2002 opgetreden voor de heer X te Z, aanvankelijk als belangenbehartiger en maatschappelijk begeleider en vanaf 10 december 2002 als bewindvoerder.

2.2       Bij vonnis van de rechtbank M, sector kanton, locatie Z van 13 augustus 2002 is X veroordeeld tot ontruiming van de door hem bewoonde woning te Z in verband met een huurachterstand. Klager werd op 20 september 2002 door X voor het eerst met dit probleem geconfronteerd.

2.3       Hierna heeft klager in telefoongesprekken en in een briefwisseling met verweerder gepoogd een regeling tot stand te brengen tussen X en de woningbouwvereniging, waarvoor verweerder optrad, teneinde een gedwongen ontruiming te voorkomen.

2.4       Hoewel er voorafgaande aan de ontruiming door X een drietal bedragen aan de woningbouwvereniging was overgemaakt en verweerder daarvan door klager in kennis was gesteld, is de ontruiming op 22 oktober 2002 toch ingezet, omdat de bijschrijving van deze bedragen op de bankrekening van de woningbouwvereniging volgens verweerder nog niet had plaatsgevonden.

2.5       Hierna is alsnog van de ontruiming  afgezien, nadat door klager persoonlijk een bedrag van €1.750,00 aan verweerder was betaald. Hiervan heeft verweerder nadien een bedrag van €1.000,00 op de rekening van klager teruggestort en het restant verrekend met de deurwaarderskosten en andere kosten.

 

3           klacht

         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk          verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:

3.1      Verweerder is volstrekt onbetrouwbaar gebleken door een met klager getroffen regeling c.q. een mondeling gesloten overeenkomst niet na te komen.

3.2      Verweerder heeft een bedrag van €750,00 van klager, althans van diens cliënt, gestolen.

 

4           VERWEER

4.1       Verweerder stelt klager er in een telefoongesprek van 10 oktober 2002 op te hebben gewezen dat de ontruiming alleen kon worden voorkomen door betaling van de volledige huurschuld te vermeerderen met de rente en kosten v óó r de ontruiming, zulks op uitdrukkelijk verzoek van zijn cliënte. Toen deze betaling op 22 oktober 2002 niet had plaatsgevonden, althans daarvan niet was gebleken, is de ontruiming doorgezet en eerst gestaakt na de ontvangst van een bedrag van €1.750,00 van klager.

4.2       Van dit bedrag is een bedrag van €1.000,00 aanstonds aan klager teruggestort op zijn rekening en het restant is verrekend met de deurwaarderskosten en andere kosten, waartoe verweerder het recht had.

 

5           BEOORDELING

5.1      De raad stelt vast dat de onderhavige klacht op 2 december 2002 is ingediend bij de toenmalige deken van de orde van advocaten in het arrondissement M. Verweerder heeft op 13 december 2002 schriftelijk op de klacht gereageerd, waarna door klager op 15 december 2002 is gerepliceerd. Hierna heeft klager in een brief aan de Deken van 12 juni 2003 nog nadere inhoudelijke informatie verstrekt en heeft hij, in juli 2003, nog enkele documenten aan de Deken gefaxt. Van deze brief-/faxwisseling is verweerder niet op de hoogte gesteld. Zowel op grond van het lange tijdsverloop sedert het indienen van de klacht als op grond van het feit dat in het procesverloop het beginsel van hoor en wederhoor niet is toegepast, heeft verweerder zich beroepen op de niet-ontvankelijkheid van de tegen hem ingediende klacht.

5.2      Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat een advocaat ervan moet kunnen uitgaan dat, wanneer een cliënt resp. een  andere bij het handelen van de advocaat betrokken partij onvrede heeft met de wijze waarop zijn belangen zijn behartigd resp. daarmee rekening is gehouden, deze daarover binnen een redelijke termijn klaagt. De raad is van oordeel dat dit beginsel in casu niet is geschonden. Immers heeft klager  over de gebeurtenissen van 22 oktober op 2 december 2002 bij de Deken geklaagd. Dat de klachtprocedure hierna ernstig in het slop is geraakt, valt te betreuren, maar zulks kan niet in het nadeel van klager werken omdat niet hij heeft stilgezeten waar handelen vereist was. Overigens is niet gebleken dat verweerder door dit tijdsverloop is belemmerd in zijn mogelijkheden om zich thans tegen de klacht te verweren.

5.3      De door verweerder aangevoerde schending van het beginsel van hoor en wederhoor heeft betrekking op de instructiefase van de klacht bij de Deken, waarover door klager een zelfstandige klacht tegen de Deken is ingediend, welke thans nog in behandeling is, en niet op de onderhavige procedure bij de raad.

5.4      Tenslotte dient de vraag gesteld te worden of klager een eigen belang heeft bij de onderhavige klacht. Uitgangspunt is immers dat de Advocatenwet niet een klachtrecht in het leven heeft geroepen voor eenieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden. Wat dit betreft is de raad van oordeel dat klager een voldoende eigen belang heeft bij de klacht. Immers zijn door hem voorafgaand aan de ontruiming van zijn prot é gé op 22 oktober 2002 met verweerder afspraken gemaakt, welke – naar hij stelt – door deze niet zijn nagekomen, en bovendien is door hem op 22 oktober 2002 uit eigen zak een bedrag van € 1.750,00 aan verweerder betaald. Dit alles leidt tot het oordeel dat klager in zijn klacht kan worden ontvangen.

5.5      Bij de beoordeling van de klacht zal de raad het in de vaste jurisprudentie vastgelegde beginsel hanteren, dat bij een klacht over het optreden van een advocaat van de wederpartij ervan behoort te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van een tegenpartij mag worden beknot, tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

5.6      In het eerste onderdeel van zijn klacht voert klager aan dat verweerder mondeling met hem gemaakte afspraken niet zou zijn nagekomen. Door verweerder wordt zulks bestreden. Vast staat dat er voorafgaand aan de aangezegde ontruimingsdatum telefoongesprekken en een briefwisseling tussen klager en verweerder hebben plaatsgevonden. Echter, bij gebreke van een schriftelijke vastlegging valt niet uit het dossier op te maken welke afspraken daarbij zijn gemaakt. Nu wat dit betreft de verklaringen van klager en verweerder tegenover elkaar staan, kan de tuchtrechter hierover geen oordeel uitspreken. Dit betekent niet dat aan de verklaring van verweerder meer waarde wordt gehecht dan aan de verklaring van klager. Het betekent alleen dat niet is komen vast te staan wat er precies is afgesproken zodat ook niet de schending van enige afspraak door verweerder kan worden vastgesteld.

5.7      Klager en X waren al geruime tijd op de hoogte van de ontruimingsdatum en het ontruimingstijdstip op 22 oktober 2002. Immers dateerde het vonnis van de kantonrechter van 13 augustus 2002 en het aanzeggingsexploit van de deurwaarder van 16 september 2002, zodat er voor X voldoende tijdsruimte bestond om vóór de ontruiming aan zijn vaststaande verplichtingen jegens de woningbouwvereniging te voldoen. Door die voldoening uit te stellen tot een tijdstip vlak vóór de aangezegde ontruiming heeft X c.q. hebben klager en X het risico genomen dat de overmaking te laat zou worden ontvangen, althans de ontvangst niet tijdig zou worden getraceerd en aan verweerder doorgegeven. Door onder deze omstandigheden de ontruiming door te zetten tenzij op de dag daarvan door of namens X een nadere betaling zou worden gedaan, heeft verweerder niet - en zeker niet bewust - de belangen van zijn wederpartij X nodeloos en op ontoelaatbare wijze geschaad. Integendeel: na de ontvangst van het bedrag van € 1.750,00 van klager heeft verweerder de ontruiming aanstonds doen stopzetten.

5.8      Ook met betrekking tot het tweede klachtonderdeel zal de raad uitgaan van het onder 5.5 genoemde beginsel. Het op de ontruimingsdag door klager aan verweerder betaalde bedrag van € 1.750,00 diende ter voldoening enerzijds van de - volgens de informatie waarover verweerder toen beschikte - bestaande huurachterstand en anderzijds van de deurwaarderskosten met betrekking tot de ontruiming. Na bij zijn cliënte geverifieerd te hebben dat de betaling van de huurachterstand door haar was ontvangen, heeft verweerder aanstonds een bedrag van € 1.000,00 aan klager gerestitueerd. Het bedrag van € 750,00 heeft verweerder behouden teneinde dit te kunnen verrekenen met de - op dat moment nog niet exact bekende - kosten van de deurwaarder. Het is evident dat verweerder hiermee het belang van zijn cliënte heeft willen dienen en hij heeft dat ook aldus mogen doen, zodat hem hiervan geen verwijt gemaakt kan worden.

5.9      Op grond van het bovenstaande zal de raad de beide onderdelen van de klacht ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-                 verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht;

-                 verklaart beide onderdelen van de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door :  mr. E.P. van Unen, voorzitter, mr. S.A.R. Lely, mr. A.L.W.G. Houtakkers, mr. P.A.M. van Hoef, mevrouw mr. P.J.W.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. C.M. van Lanschot als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op          29 oktober 2013                           per aangetekende brief  verzonden aan:

-           klager

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

 

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Voor zover de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard door:

 

-      klager

-      de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl